Wegen wegen op kiescampagne in Congo

Blog

Wegen wegen op kiescampagne in Congo

Wegen wegen op kiescampagne in Congo
Wegen wegen op kiescampagne in Congo

Aan de vooravond van de verkiezingen zijn de wegen in Noord-Kivu in een erbarmelijke staat. Dat lijkt me niet bepaald de beste weg naar een herverkiezing van de zittende députés en hun president.

Het spandoek van de PPRD, de partij die de “onafhankelijke” kandidaat Joseph Kabila steunt, doet pijn aan de ogen: « kiesbeloften voor 100% vervuld ». Zelfs met een nul minder zou het nog fel overdreven zijn. Maman Olive, de First lady, was twee weken geleden op doortocht in Butembo en kreeg forse kritiek te slikken van de vrouwenorganisaties. Ze kwam immers op precampagne voor haar echtgenoot, dus stond het iedereen vrij haar te bevragen over zijn prestaties. Ze kreeg naar verluidt twee brieven vol verzuchtingen aangereikt, begon die te lezen, maar stopte al na de eerste paragraaf. Ze had begrepen dat de volgende bladzijden niet van toon zouden veranderen en had geen zin in nog meer geschreven verwijten. Ze legde de brief ongelezen naast zich neer, keek indringend de zaal in, en vroeg: “Dames, wie van jullie is getrouwd?”.

Zo goed als alle handen gingen de hoogte in.

“Wie van jullie heeft een echtgenoot die altijd al je verwachtingen volledig invult?”.

Grote stilte in de zaal.

“Wel dan, je gooit je echtgenoot er toch ook niet uit omdat hij niet altijd de juiste dingen doet? Je gaat hem daarom toch niet je steun ontzeggen?”. En prompt begon ze met het uitdelen van boekentassen aan de kinderen en het toestoppen van geld aan de vrouwen die willen meewerken.

Dat een president een mandaat van 5 jaar heeft, terwijl een echtgenoot een engagement voor het leven heeft genomen, is een verschil dat hier uiteraard absoluut niet aan bod komt. Dit soort discours doet het goed, het kan mensen overtuigen, ze zien niet dat appelen met citroenen worden vergeleken. Zeker omdat de president bovendien haar echtgenoot is…

Maar na haar vertrek gaat het leven gewoon door, en worden de mensen weer geconfronteerd met de realiteit. En de hardste noot om te kraken is ongetwijfeld de erbarmelijke staat van de wegen. De overvloedige regenval van de laatste drie maanden heeft de situatie op vele plaatsen onleefbaar gemaakt.

De weg van Butembo naar Mangurejipa (100 km) is er het ergst aan toe. De sector Bapere heeft een oppervlakte van net geen derde van België, telt iets meer dan 100.000 zielen, en heeft welgeteld 40 km berijdbare weg. In het droog seizoen. Want in het regenseizoen wordt die weg een hel.

Het gaat maar om een stuk van een tiental kilometer, maar dat wordt zo goed als onbruikbaar. Enkel fietsen en voetgangers halen het nog. De bodem bestaat daar uit een wel erg fijne kleisoort die door de regen wordt veranderd in een superglijmiddel. Vrachtwagens zakken tot aan hun assen in de brij en moeten worden uitgegraven. Daardoor veranderen de wegen in putten die steeds maar dieper worden. Het gaat van kwaad naar erger, tot er geen doorkomen meer aan is. Mijn collega’s hebben het aan den lijve ondervonden: zowel op de heen- als de terugweg hebben ze de nacht in de wagen moeten doorbrengen omdat het uren duurt om die 10 kilometer af te leggen. Met een 4 x 4 dus. De vrachtwagens doen er weken over.

Drie jaar geleden heeft Agro Action Allemande, een Duitse NGO, nochtans nog de hele weg gerehabiliteerd. Het bord dat aan de kant van de weg hun investering aankondigt staat er thans wat mistroostig bij. De krachten van de natuur zijn niet te onderschatten. Enkel intensief onderhoud kan het verschil maken. En dat is waar het schoentje wringt.

Vroeger was dat allemaal lokaal georganiseerd: van iedere weggebruiker werd een péage geïnd, en dat geld werd lokaal beheerd en gebruikt om de kantonniers te betalen. Dat systeem was niet altijd even feilloos, maar het werkte wel.

De president heeft die verantwoordelijkheid echter afgepakt van de lokale comités van handelaars, en doorgegeven aan FONER (Fonds National d’Entretien Routier), een staatsinstelling die sinds september 2009 actief is. Ik bedoel, officieel bestaat, toch om de péages te innen. Maar in die twee jaar is er totaal niets meer gebeurd aan het onderhoud van de wegen, en dat begint zich nu goed te laten voelen.

Vorige maand rolde een stakingsgolf door het Oosten van Congo. De Federatie van Ondernemingen van Congo pikte het niet langer dat hun handelstransporten zo zwaar te lijden krijgen van de rotslechte wegen. Taxi- en vrachtwagenchauffeurs legden het werk neer. Burgemeesters slaagden er na drie dagen onderhandelen slechts moeizaam in hen terug aan het werk te krijgen met de belofte dat ze tijdelijk worden vrijgesteld van de péage, in afwachting van de verkiezingen, en hopelijk volgt dan een echte oplossing…

Maar intussen blijft het dus ploeteren.

FONER genereert nochtans elke maand tussen de 4 en 5 miljoen USD. De directeur-generaal van FONER, Fulgence Bamoros, geïnterpelleerd over het gebrekkige wegenonderhoud, zegt zich hiervan wel bewust te zijn, maar steekt de paraplu van zijn statuten op: “FONER is een fonds, wij moeten het geld opbrengen, maar we zijn geen dienstenleverancier, we werken dus niet zelf aan de wegen”. Juist, maar zij zouden wel die dienstenleveranciers moeten financieren natuurlijk… Het is niet toevallig sinds het inwerkingtreden van de FONER dat de onderhoudswerken zijn stilgevallen. Het oorzakelijk verband kan niet worden ontkend.

Voor de weg naar Mangurejipa was er nochtans goede hoop. De Europese Unie had een financiering goedgekeurd voor het project PAREST (Projet d’Appui à l’Office des Routes à l’Est de la RD Congo). De eerste 45 kilometer werd inderdaad aangepakt door de Office des Routes. Maar daar blijft het bij. Ze komen er niet toe het knelpunt weg te werken. Het geld is op, zeggen ze. Volgens anderen heeft de EU de geldkraan dichtgedraaid wegens wanbeheer. De werken vallen stil. De machines worden teruggetrokken. Radio Moto schrijft op zijn website dat het rehabiliteringsproject eindigt “en queue de poisson”. Het verenigde maatschappelijk middenveld van Noord-Kivu klaagt geldverduistering aan en eist een onafhankelijke doorlichting.

De weg blijft intussen een echt hoofdbreken. Er wordt verteld dat de provinciale minister, verantwoordelijk voor het wegenonderhoud, zich persoonlijk wou vergewissen van de situatie. Tot hij na een tiental kilometer brommers en fietsers zag aankomen in tegenrichting, van kop tot teen beklad met rode modder. Prompt gaf hij opdracht om de wagen te keren richting Butembo.

Bij de nadering van het stuk in kwestie is een vrachtwagen van de wegenwerken op die fijne modder een vallei ingegleden, honderd meter verder en tien meter dieper. Krijg die daar nog maar eens uit. In Congo volstaat zulk incident om het bijgeloof meteen los te weken. De weg is wellicht behekst. Bijgeloof? Of werkelijkheid? Het gerucht doet de ronde dat de plaatselijke tovenaars eigenlijk helemaal niet willen dat de weg hersteld wordt. De omliggende dorpen doen gouden zaken omdat hun mansvolk elke dag wordt opgetrommeld om vrachtwagens uit te graven. Voor de buurtbewoners is de modderweg een werkverschaffer geworden. Dus worden hun féticheurs ingeschakeld om dat zo te houden. Dat de mineralen en landbouwproducten niet meer tot Butembo geraken, en het bier niet meer tot Mangurejipa, is hun probleem niet. Zij verdienen er in ieder geval aan.

Anderen zijn ervan overtuigd dat de wegenwerken maar een dekmantel zijn voor illegale uitbuiting van het goud van Bapere. Dat staat volgens hen immers zonder schroom geafficheerd op de graafmachines. Die behoren toe aan de Office des Routes. Wie het logo van die Office des Routes heeft bedacht moet wel een hele grote sufferd zijn geweest. Hij heeft de naam afgekort tot OR, en er vervolgens een goudgele stralenkrans rond getekend. Onmogelijk er iets anders in te zien dan goud! Reden te meer om tovenaars in te roepen tegen de vermeende goudplunderaars…

Totaal onbegrijpelijk is echter dat ook de weg Kasindi-Beni te lijden krijgt onder de situatie. Dit is de grootste economische ader van Noord-Kivu, die alle import en export uit en naar Oost-Afrika, en via de haven van Mombasa naar de hele wereld, moet mogelijk maken. Twintig kilometer vóór Kasindi is er een strook van nog geen kilometer waar de klei pikzwart is, en bijzonder vettig. Enkel de 4 x 4 wagens van de NGOs komen er hier nog door (als hun banden niet te versleten zijn). Alle vrachtwagens en alle taxi’s (personenwagens Toyota met automatische versnelling) rijden zich onherroepelijk vast, en blokkeren de weg.

Terwijl onze chauffeur met hoog toerental stapvoets vooruitkomt, meer glijdend dan rijdend, verkiezen we te voet te gaan. Ik neem een foto van een Toyota taxi die met gierende motor er enkel in slaagt zijn banden te verhitten tot ze witte rook afgeven, zonder ook maar één centimeter vooruit te komen, ook al duwen achteraan ook nog eens drie mannen aan de wagen.

Eén van hen ziet me, begint luid te roepen: “ja meneer, maak maar foto’s van deze ellende, laat iedereen maar zien wat er van de “5 chantiers” is terechtgekomen. Kijk maar goed naar wat Joseph Kabila er heeft van gebakken. En die kerel durft dan ook nog eens om onze stem te vragen? Wapi!”.

De anderen vallen hem mompelend bij.

“Weet je wat?”, antwoord ik. “Ik zet de foto’s op internet, dan kunnen ze die in Kinshasa ook bekijken, en zo zal misschien toch iemand ze ook aan Kabila tonen”.

De kreten waarop mijn voorstel wordt onthaald houden het midden tussen een enthousiaste bekrachtiging en een uitbarsting van opgekropte frustratie. En kijk, hun wagen schuift drie centimeter naar voor.