De ecologische arena van de strijd tussen rijk en arm

Column

De ecologische arena van de strijd tussen rijk en arm

De ecologische arena van de strijd tussen rijk en arm
De ecologische arena van de strijd tussen rijk en arm

We beseffen vaak nog veel te weinig hoe innig de kwesties van ecologie en rechtvaardigheid met elkaar verbonden zijn. Een ziek milieu leidt tot grote kosten en minder investeringen in sociale voorzieningen, terwijl sociale ongelijkheid de consumptiemolen enkel maar sneller doet malen. Tijd om de ecologisch gulzigen aan te pakken, schrijft Jan Mertens.

Enkele dagen geleden had ik het geluk om tijdens een vergadering een uiteenzetting te horen over de werking van de dienst schuldhulpverlening van het OCMW van mijn stad. We kregen een interessant verhaal te horen over hoe men werkt met mensen die in financiële problemen zijn gekomen en hun schulden (bijvoorbeeld hun energiefactuur of hun gsm-abonnement) niet meer kunnen betalen. Sommigen komen door een tegenslag, zoals een ingewikkelde scheiding, in grote problemen. Anderen zitten al lang, soms al generaties lang, in armoede.

Een van de dingen die me opviel was de druk van de consumptiemaatschappij waaraan kwetsbare mensen zo moeilijk kunnen weerstaan. Mensen worden op allerlei plaatsen gelokt met reclame over kredietkaarten die onmiddellijk geld beloven of over gsm-toestellen die zogenaamd “0 euro” kosten. Kleine lettertjes over hoeveel geld je moet terugbetalen of over beltarieven worden niet gelezen. Wie in een oud en slecht geïsoleerd huis woont, betaalt al snel veel voor energie. Veel mensen zitten dan ook nog eens bij de duurste leverancier.

Symbolen

Maar veel schulden hebben te maken met de symbolen van onze consumptiemaatschappij. Je moet een gsm, en liefst een smartphone hebben om ‘erbij’ te horen. Misschien woon je in een piepklein huis, maar een grote flatscreen als tv geeft je toch het gevoel dat je bent als de anderen. En misschien zul je zelf dagenlang zo goed als niets eten, om toch maar iets te kunnen kopen voor je kind, en dan liefst ook de nieuwste PlayStation.

Dachten we jaren geleden de hele tijd: was er maar iemand die een smartphone zou uitvinden? Nee, net zomin als dat er iemand tot voor kort dacht: was er maar iemand die Uplace zou uitvinden, want ik wil dringend gaan ‘beleveniswinkelen’? Nee dus. Maar nu de smartphone er is, is het een symbool geworden van integratie in de consumptiemaatschappij.

Met zo’n kleine telefoon raak je de kern van de ecologische en rechtvaardigheidscrisis. Die telefoon zit propvol erg kostbare metalen. Je kunt zo’n ding nog altijd niet helemaal recycleren. Dat hangt samen met het design van het apparaat, dat steeds meer moet kunnen in een steeds kleinere behuizing. Dat de stoffen in dat ding in vaak vreselijke omstandigheden door kinderen uit de bodem gehaald worden aan de andere kant van de wereld willen we liever niet weten.

En om helemaal mee te zijn met de laatste trend, vervangen we het toestal ook nog eens heel snel. Bij de meesten van ons liggen er thuis verschillende mobiele telefoons in een schuif te verstoffen. Maar als over de hele planeet een nog altijd groeiend aantal mensen ook zo’n telefoon wil, dan zie je dat we keihard tegen de ecologische grenzen botsen. En daar zullen zoals altijd de armsten de zwaarste prijs voor betalen.

Sociaal kiezen voor het milieu

Ecologische duurzaamheid is een voorwaarde voor meer rechtvaardigheid. Onze maatschappij moet vandaag erg veel geld uitgeven voor de sanering van bodems omdat men in de vorige generaties dacht dat men afval uit de boekhouding kon wegschrijven door het in de grond te stoppen.

Eigenlijk is dat weggegooid geld. Het is perfect mogelijk om afval te vermijden, maar we willen het blijkbaar niet. Als je plastic flesjes of aluminium blikjes maakt die bedoeld zijn om weg te gooien, dan moet je niet verbaasd zijn dat mensen die ook als ‘waardeloos’ beschouwen en effectief weggooien. De immense eilanden van plastic troep op de oceanen zijn geen vervelend bijverschijnsel, ze zijn het meer dan logische gevolg van een verspillende wegwerpcultuur.

Maar hoe meer geld we moeten uitgeven aan het opruimen van vervuiling, hoe minder geld we overhouden voor het bouwen van ouderenvoorzieningen en het uitbetalen van waardige uitkeringen. En die kosten zijn niet zomaar vermijdbaar of ‘samendrukbaar’. Wie weinig inkomen heeft, en zich daardoor niet gezond kan voeden of weinig naar de dokter gaat, is dubbel kwetsbaar voor milieuvervuiling. Zorgen voor een gezond milieu door te kiezen voor een duurzame economie doe je dus eigenlijk vooral omwille van sociale redenen.

Malende consumptiemolen

Maar omgekeerd is sociale rechtvaardigheid ook een voorwaarde voor meer ecologische duurzaamheid. We consumeren onze planeet te pletter. Een groot deel van die consumptie is statusconsumptie. Je wilt die smartphone hebben omdat anderen die ook hebben. Je koopt een auto die groter of duurder is dan die van de buren. Als er een nieuw apparaat van Apple wordt gelanceerd of een nieuwe versie van een game, dan is dat groot nieuws in kranten en op de televisie, en staan er mensen in de rij aan te schuiven om dat product maar binnen de eerste seconde te hebben.

Aan die druk weerstaan, is niet eenvoudig, zeker als je weinig hebt. Zo lang de ongelijkheid tussen rijk en arm zo groot is, en verder blijft toenemen, zal wie arm is altijd hardnekkig proberen om de symbolen van wie rijker is te bereiken. Wie rijk is, vindt telkens wel een nieuwe exclusieve bezigheid. Vroeger gingen alleen de rijkeren tennissen, nu wordt de golfsport al ‘gedemocratiseerd’. En telkens draait de consumptiemolen weer een slag verder. Alleen als de ongelijkheid vermindert, zullen we ook structureel de maatschappelijke druk om steeds het allernieuwste te hebben kunnen dempen.

Taart groeit niet

Velen denken nog altijd dat ecologie een soort ‘afgeleid’ probleem is. Je zou eerst de sociale problemen moeten aanpakken, en daarna het milieu redden. Maar zo werkt het niet, integendeel. In een ecologisch begrensde wereld kun je de ongelijkheid niet oplossen door globaal steeds meer te produceren en consumeren. We kunnen de taart niet altijd groter maken. Als we dat wel konden, konden we de armen rijker maken zonder de rijken armer te moeten maken. We hebben echter maar één planeet.

Bij rijk en arm denken we al snel aan mensen die we kennen die rijker of armer zijn, in geldtermen. (De rijken zijn natuurlijk altijd de ‘anderen’.) Maar als je je blik uitbreidt naar de hele planeet, en je vervangt rijk door ‘ecologisch gulzig’, dan krijg je een beter beeld. De gulzigheid van de ene leidt rechtstreeks tot het tekort van de ander.

Als we voor het landbouwsysteem in Europa ook nog eens miljoenen hectaren nodig hebben op andere continenten, dan kunnen de lokale bewoners daar die grond niet meer gebruiken voor hun eigen voedsel. Naarmate in verschillende continenten de middenklasse groeit, groeit ook het vleesverbruik, een van dé symbolen van de moderne levensstijl. Het is perfect mogelijk tegen 2050 9 miljard mensen duurzaam en gezond te voeden, maar het is volstrekt onmogelijk zoveel mensen zoveel vlees te laten eten als wij nu gemiddeld doen. Anders gaan eten hier zou niet alleen beter zijn voor onze gezondheid, het kan ervoor zorgen dat anderen ook en beter kunnen eten.

We beseffen vaak nog veel te weinig hoe innig kwesties van ecologie en rechtvaardigheid met elkaar verbonden zijn. Ook veel linkse mensen denken nog altijd dat het milieu iets is als een ‘toeschouwer’ van de machtsstrijd tussen rijk en arm, die zich dan in een soort vacuüm zou afspelen. In werkelijkheid is het milieu veeleer de arena waarin die strijd wordt uitgevochten.

Eerst de gulzigen

Het is heel gemakkelijk om arme mensen te verwijten dat ze ook de symbolen van onze consumptiemaatschappij in hun gammele huizen willen. Je lost het probleem niet echt op door hen ervan te overtuigen dat ze hun beetje geld enkel mogen gebruiken voor ‘echte’ behoeften. Je moet ook bedrijven aanpakken die met hun verleidelijke reclame voor het snelle geld van kredietkaarten net die kwetsbare mensen in hun netten proberen te krijgen.

Maar je moet misschien nog meer een cultuur aanpakken waarin alles ‘te koop’ is. En als je echt een oplossing wil, dan moet je aan de andere kant beginnen, bij de ecologisch gulzigen die door hun honger de ongelijkheid nog verder vergroten.

Jan Mertens woont in Leuven, werkt voor de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, en is onder meer ook actief in de denktank Oikos.