Europa heeft nood aan een eengemaakte stem voor vrede
“‘De sluipende logica van een wapenwedloop’

© Konstantinos Tsanakas

© Konstantinos Tsanakas
We moeten in Europa dringend op zoek naar een eengemaakte stem, schrijft columnist van de maand Nils Duquet. Een eengemaakte stem voor vrede, voor het internationaal recht en voor oprechte internationale samenwerking. Want de bedreigingen van onze samenleving zijn immers veel complexer dan louter militaire agressie.
Onlangs zat ik in Wenen aan tafel met verschillende internationale experts wapenbeheersing en non-proliferatie. De teneur was terneergeslagen. Praten over wapenbeheersing en het versterken van niet-militaire internationale samenwerking ligt vandaag politiek enorm gevoelig. Rond de tafel keek iedereen met een bang hart naar de toekomst.
Dat de wereld in volle verandering is, is een open deur intrappen. Nieuwe technologische ontwikkelingen volgen elkaar in een razend tempo op en de recente geopolitieke ontwikkelingen zorgen voor instabiliteit. Een concrete oorlogsdreiging is in Europa geen ver-van-mijn-bed-show meer. Dat zorgt voor angst. Uit een recente bevraging van Knack en De Zondag blijkt dat 62% van de Belgen bang is voor een derde wereldoorlog. 58% vreest dat een mogelijke oorlog ook ons land zal bereiken.
Hoewel experts het erover eens zijn dat de kans bijzonder klein is dat Russische tanks België binnenrollen, is de oorlogsdreiging in Europa niet denkbeeldig. Zeker bij onze bondgenoten in Centraal- en Oost-Europa bestaat er een legitieme vrees voor Russische militaire agressie en aanvallen op kritische infrastructuur. En ook onze contreien zijn de afgelopen eeuwen vele malen het strijdtoneel geweest van oorlogsgeweld. Als klein land met een open economie blijven we ook vandaag enorm kwetsbaar voor oorlog.
Militaire uitgaven stijgen
Tegelijkertijd daalt het besef in dat de Verenigde Staten ons niet noodzakelijk militair zullen steunen als er een oorlog uitbreekt. Europese leiders grijpen dat aan om verhogingen van militaire budgetten aan te kondigen én door te voeren. De meest recente cijfers van Stockholm International Peace Resarch Institute (SIPRI) illustreren dat de wereldwijde militaire uitgaven in 2024 maar liefst 2718 miljard dollar bedroegen. Dit is een stijging van 10% ten opzichte van 2023 en de sterkste stijging sinds het einde van de Koude Oorlog. Minstens even verontrustend is de vaststelling dat de militaire uitgaven in alle regio’s van de wereld zijn gestegen. Een wereldwijde wapenwedloop is dus geen vrees voor de toekomst. Het is vandaag al de realiteit.
In een wereld die bedreigd wordt door klimaatsverandering en technologische ontwikkelingen, waarin bondgenootschappen op losse schroeven komen te staan en waarin internationale verdragen en het internationaal recht steeds vaker worden beschouwd als vrijblijvende schrijfsels, lijkt een terugkeer naar het recht van de (militair) sterkste voor sommigen het antwoord. ‘We moeten onze militaire slagkracht dringend en op grote schaal versterken. En als we dat niet doen, dan kunnen we maar beter Russisch leren of naar Nieuw-Zeeland verhuizen’, zegt NAVO-baas Mark Rutte. ‘We moeten een van de sterkste kinderen worden op de speelplaats, dan zal niemand ruzie met ons zoeken.’ Zo simpel wordt het uitgelegd voor de televisiecamera’s.
De wereld is echter geen speelplaats vol ruziënde kinderen. De bedreigingen waar onze samenleving voor staat, zijn vele malen complexer dan louter Russische (of Chinese) militaire agressie. We hebben een heel palet aan instrumenten nodig om ons weerbaar te maken tegen bedreigingen van onze vrede.
Het federaal regeerakkoord beschrijft de ambitie om onze weerbaarheid als samenleving te verhogen door een 3D-aanpak: Defensie, Diplomatie en Development (ontwikkelingssamenwerking). Desondanks worden diplomatie en internationale samenwerking vandaag in de praktijk zwaar ondergefinancierd en uitgehold. Intussen viert gerichte desinformatie hoogtij en worden verkiezingen gemanipuleerd. Zo wordt ons democratisch systeem zélf een doelwit.
Weerbare vrede
Daarom volstaat de 3D-aanpak niet langer en is er een 4D-aanpak nodig. Daarin moet ook de eigen ‘democratie’ een plaats krijgen. Onze democratische processen, waar ook een sterke justitie deel van uitmaakt, vormen de eerste dam tegen vijandige regimes, ongewenste inmenging en uitbarstingen van geweld. Om het met een boutade te zeggen: de kogels die momenteel slachtoffers maken in Brussel worden niet afgevuurd door soldaten uit vijandige tanks. Het zijn drugscriminelen die de vrede in bepaalde wijken op wrede wijze verstoren. Toch dreigen noodzakelijke investeringen, onder andere in justitie en politie, onmogelijk te worden door al te forse budgetverhogingen voor defensie. Dat moeten we natuurlijk vermijden.
‘Haastige militaire uitgaven zijn niet noodzakelijk de beste vredesinvestering op lange termijn’
Bij het Vlaams Vredesinstituut brengen we de 4D’s samen in het concept Weerbare Vrede. Investeren in defensie is daarin geen taboe. Het moet alleen met oog voor andere dreigingen én uiterst behoedzaam gebeuren.
Haastige militaire uitgaven zijn immers niet noodzakelijk de beste vredesinvestering op lange termijn. In de studie van de internationale relaties wordt vaak verwezen naar het “veiligheidsdilemma”. Omdat staten onzeker zijn over de motieven van de ander, zullen ze hun eigen militaire slagkracht uitbouwen, met als gevolg meer spanningen en een wapenwedloop die escaleert.
Het is ook opletten geblazen om de kar niet voor het paard te spannen. Sommige beleidsmakers leggen zonder grondige dreigingsanalyse een claim op enorme budgetten. De controverse rond de aanschaf van 442 Franse gevechtsvoertuigen voor de landmacht toont ook nog eens aan dat de aankoopprocessen in België allesbehalve transparant verlopen. Wist iemand, voor het Rekenhof aan de alarmbel trok, dat de rekening voor die voertuigen zou oplopen van 1,6 miljard naar 14,4 miljard euro? En hoe kunnen we er nu nog zeker van zijn dat de defensiemiljarden die nu in de begroting gereserveerd zijn, goed besteed zullen worden? De druk vandaag is immers vele malen hoger en de defensiemarkt oververhit, met enorm hoge prijzen en lange wachttijden tot gevolg.
Tenslotte zorgt de gebrekkige Europese samenwerking op vlak van defensie en defensie-industrie voor inefficiëntie. Europese lidstaten – zeker de grote – schermen nog te vaak met het argument van nationale veiligheid. Mede hierdoor hebben de Europese landen samen meer dan 170 verschillende wapensystemen in gebruik. Ter vergelijking: in de VS zijn er slechts een dertigtal.
Budget voor diplomatie en internationale samenwerking
Gelukkig ‘heb elk nadeel ze voordeel’, zoals een beroemde voetballer en voetbaltrainer ooit zei. Het huidige tijdsgewricht biedt ons in Europa de mogelijkheid om voorzichtig uit de schaduw van de Verenigde Staten te treden. De afgelopen decennia stapten we te vaak mee in hun oorlogslogica. Daardoor werden we meegesleurd in verwoestende conflicten. Het buitenlands beleid van Europa sprak te weinig met een eengemaakte stem voor vrede, voor het internationaal recht en voor oprechte internationale samenwerking.
Naar die eengemaakte stem moeten we echt dringend op zoek. Ze is een absolute voorwaarde voor betekenisvolle stappen vooruit, óók op het vlak van defensie. En dus ligt er heel wat werk op de plank. Dat geldt in de eerste plaats voor de Europese diplomatie. Maar ook andere spelers die bruggen willen bouwen binnen internationale organisaties en een middenveld dat Europees en internationaal samenwerkt, kunnen échte, weerbare vrede dichterbij brengen. Dan is er wel meer nodig dan grote verklaringen. De ruimte en de durf om te handelen en – vooral – budget voor de diplomatie en het middenveld zijn cruciaal.
In 2012 kreeg de Europese Unie de Nobelprijs voor de Vrede. Onterecht volgens criticasters. Vandaag staat de EU voor een existentieel dilemma: kiezen we exclusief voor investeren in defensie als mirakeloplossing voor reële uitdagingen voor de vrede? Of durven we ook voldoende mensen en middelen toewijzen aan diplomatie, internationale samenwerking en de bescherming van de Europese democratie? Voor mij, en wellicht voor velen onder u, is de keuze duidelijk. De vraag die rest: zal Europa de komende maanden alsnog bewijzen dat die Nobelprijs voor de Vrede terecht was? Of hadden de criticasters al die tijd toch gelijk?