“‘Deeleconomie, grootkapitaal en de nieuwe sociale klasse’
Het internet transformeert zichzelf van communicatieplatform tot productieplatform. Dat wijzigt de sociale verhoudingen fundamenteel. Een op vier werknemers is nu al freelance en tegen 2020 zou dat een op drie zijn. Kenniswerkers verdienen vaak erg weinig, terwijl ze toch hun eigen productiemiddelen bezitten. Creëert deze nieuwe sociale klasse ook een nieuw politiek speelveld?
Volgens de onlangs overleden Jean-Luc Dehaene zijn de klassieke politieke partijen, maar ook vakbonden en werkgeversorganisaties producten van een verleden tijd. Vandaag is het niet langer de politiek, maar technologie de drijfveer van verandering. In De Standaard van 19 april verwees hij in dat verband expliciet naar gedelocaliseerde peer-to-peer-initiatieven. Zijn er parallellen met het ontstaan van vakbonden en coöperaties tijdens het begin van de industriële samenleving?
In de negentiende eeuw ontstond een nieuwe klasse van proletarische arbeiders die waren weggejaagd uit hun land en ambacht, en zonder enige zekerheid en solidariteit afhankelijk waren van het kapitaal.
Om hun levensvoorwaarden te verbeteren, richtten zij solidariteitsmechanismen op, en allerlei sociale en politieke bewegingen die hun sociale eisen konden bijstaan. Die eisen en verlangens werden in belangrijke mate gerealiseerd toen de welvaartstaat die voorstellen ernstig nam en begon te realiseren.
Vandaag vindt een deproletarisering plaats. Een op vier werknemers is nu al freelance en tegen 2020 zou dat een op drie zijn, en in de VS zelfs een op twee. De nieuwe sociale klasse, de precaire kenniswerkers, bezitten hun eigen productie-middelen, zoals de computer, de netwerken, en in toenemende mate de nieuwe gedistribueerde productie-middelen zoals 3D printers. Toch is die nieuwe klasse vandaag ook erg onzeker in de context van de afbraak van de solidariteitsmechanismen van de welvaartstaat.
Breuk tussen kapitalisme en ondernemerschap
De nieuwe structurele realiteit van de kenniswerkers kwam zeer duidelijk tot uiting na de internet crisis van 2001. Ondanks de enorme kapitaalvlucht uit het internet, vond een enorme heropleving van de innovatie plaats en werd het participatieve Web 2.0 geboren, aanvankelijk zonder echte medewerking of financiering van het kapitaal.
De conclusie was duidelijk: het is vandaag mogelijk om heel complexe technologische projecten te creëren op basis van vrijwillige samenwerking, die bovendien minder dan ooit beperkt wordt door nationale of andere grenzen. Geld en kapitaal zijn nu minder nodig in de beginfase, eerder wanneer het project succesvol is en een economie begint te creëren. Er is dus een historische breuk onstaan tussen het kapitalisme en het ondernemerschap.
De deeleconomie zou in de VS nu al zorgen voor 17 miljoen arbeidsplaatsen en een zesde van het bruto nationaal product
Het internet is inderdaad niet louter een communicatie-medium, het blijkt vooral een productie-medium te zijn. Overal ter wereld ontstaan er vrije software gemeenschappen, open hardware gemeenschappen, en vele andere projecten die gebaseerd zijn op gedeelde kennis. Volgens het Amerkaanse Fair Use Economy Report zou die economie in de VS nu al zorgen voor 17 miljoen arbeidsplaatsen en een zesde van het bruto nationaal product, geen peulschil dus.
Die mutualisering van de kennis gaat gepaard met een mutualisering van de fysieke economie. Meer en meer jongeren richten co-working ruimten in, en organiseren hackerspaces, makerspaces, diy biolabs en dies meer. En de zogenaamde deeleconomie laat de mutualisering toe van veel tot nu toe overtollige en ongebruikte goederen.
Het kapitalsme recupereert de vernieuwing
Maar het kapitalisme zou het kapitalisme niet zijn, als het daar geen winstmogelijkheden in zag. De nieuwe peer to peer economie is dus inderdaad al ingekapseld in het dominante system. Grote multinationals maken gebruik van vrije software, zoals IBM dat doet met Linux. Op die manier kan de multinational gebruik maken van het werk van honderdduizenden arbeiders, waarvan minstens een kwart gratis voor Linux werken.
Wie de waarde creëert, krijgt geen inkomen, de volle honderd procent gaat naar de eigenaars van het platform.
Bedrijven zoals Facebook and Google, produceren geen goederen of diensten meer, zij zijn als platform een doorgeefluik voor de waarde die we als gebruikers zelf creëren door onze uitwisseling via sociale media. Wie de waarde creëert, krijgt geen inkomen, de volle honderd procent gaat naar de eigenaars van het platform.
De deeleconomie en de gedistribueerde netwerken voor klussen etc .. (crowdsourcing) zijn zo opgevat dat ze de belangen van de vraagzijde (consumptie) bevoordelen, en de belangen van het aanbod (de arbeid), benadelen. Volgens Trebor Scholz, in een nog ongepubliceerde studie, zou het gemiddelde loon van dit soort werk soms amper twee dollar per uur zijn, veel lager dan het legale minimumloon in de VS.
Er is dus schijnbaar een grote contradictie tussen het passionele engagement van de nieuwe laag kennisarbeiders voor het creëren van een gemeengoed dat voor allen beschikbaar is, en de economische realiteit in het kapitalisme, die voor hen meestal neerkomt op een structurele precariteit.
Marktwaarde en samenwerking
Er is echter hoop. Hoewel de peer to peer economie functioneert binnen het kader van de huidige politieke economie, beschikt ze ook over een aanzienlijke post-kapitalistische potentialiteit.
De post-kapitalische logica van peer productie hangt nauw samen met het creëren van wat Jeremy Rifkin de ‘collaboratieve commons’ noemt: het gemeengoed dat door samenwerking gecreëerd wordt. De logica is er niet een van arbeid en kapitaal maar van bijdragen tot een open gemeengoed. Kenniswerkers, betaald of niet, dragen met hun kennis, code of design bij aan een gemeengoed dat beheerd wordt door een nieuwsoortig sociaal contract: iedereen kan gebruikmaken van en bijdragen aan het gemeengoed, op voorwaarde dat het beschikbaar blijft voor iedereen.
Sociale coördinatie komt in de plaats van prijsmechanisme (markt) of bevel (hiërarchie)
De peer to peer dynamiek creëert dus een commons, een overvloedige, kopieerbare commons die op zichzelf geen marktwaarde heeft omdat zij door haar overvloed geen spanning kan creëren tussen vraag en aanbod, en dus geen prijs. Het werk zelf, dat gebeurt door de vrije bijdrage van tijd, kennis en energie, gebeurt via gemeenschappelijke coördinatie, dus niet via een hiërarchisch bevel. Het is dus geen prijsmechanisme (markt) of bevel (hiërarchie), maar een nieuw toewijzingsmechanisme gebaseerd op sociale coördinatie.
Binnen de huidige kapitalistische maatschappij kan men echter niet in zijn levensonderhoud voorzien zonder de creatie van marktwaarde, maar die gebeurt dus in de periferie van de commons, door rond en op basis van het gemeengoed diensten en producten te leveren die wel schaars zijn en dus marktwaarde creëren. De twee logica’s moeten dus samenwerken, de commons heeft de markt nodig om te overleven, maar de markt heeft de commons nodig om te innoveren en waarde te creeren.
Het probleem, bekeken vanuit het standpunt van de kenniswerkers, is dat de kapitalische markt nog steeds dominant is. Winstgerichte bedrijven gaan dus een aantal van die peerproducenten betaald werk bezorgen, maar zorgen er ook voor dat de meerwaarde gereasliseerd wordt via de bedrijven. De commons is dus niet autonoom.
Een Internationale van wederkerigheid?
Vandaag zien we hoe kennisarbeiders, diegenen die samen de commons creëren, net zoals de arbeiders van de 19de eeuw, naar oplossingen zoeken om hun welvaart en autonomie te versterken. Een van die projecten is de Freelancers Union in New York, die al bijna driehonderdduizend freelance kenniswerkers organiseert. Kenmerkend is dat die beweging niet louter een klassieke vakbond is, maar zelf ook geëngageerd is in het creëren van een alternatieve economie. Ze doen dat in een project dat ze de Quiet Revolution noemen.
Een andere reactie is het creëren van een coöperatieve economie rond de commons. Zo kent Argentinië bijvoorbeeld al een paar dozijn software coöperaties die uitsluitend, en tegen betaling, vrije software produceren voor het bedrijfsleven. De Cooperativa Integral Catalana is een voorbeeld van een snelgroeiend en open coöperatief consortium dat structureel verbonden is met het co-produceren van gemeengoed. In Baskenland is het zeer originele lasindias.net actief.
Wie enkel gebruikt maar niet bijdraagt, moet betalen
De P2P Foundation zelf speelt hierin een rol door het debat te lanceren rond een nieuw type licentie, gebaseerd op wederkerigheid. Het idee is dat een bepaald gemeengoed open en vrij gebruikt kan worden voor niet-commerciële doeleinden, door zowel niet-commerciële als commerciële actoren die het gemeenschappelijk welzijn nastreven. De licentie zou zelfs gelden voor op winst gerichte bedrijven op voorwaarde dat zij op hun beurt onbetaald bijdragen. Wie enkel gebruikt maar niet bijdraagt, moet dus betalen voor het gebruik van die licentie.
Wat belangrijk is, is echter niet die geldstroom, maar het principe dat de markt gericht moet zijn op wederkerigheid. De bedoeling van de nieuwe licentie is dus het creëren van een ethische marktcoalitie die mee het gemeengoed produceert, en om traditionele bedrijven te helpen in hun transformatie tot medewerkers aan de commons.
We moeten van de huidige, uitsluitend extractieve vormen van eigendom evolueren naar generatieve vormen van eigendom. Binnen die nieuwe sfeer ontstaan ook de debatten over en de experimenten voor nieuwe vormen van ‘genetwerkte’ solidariteit. Uitgangspunt is dat de welvaartstaat wellicht gedoemd is om te verzwakken in de huidige conjunctuur, en dat nieuwe vormen van solidariteit door de basis zelf moeten uitgewerkt worden. Dit soort ontwikkelingen worden nauwgezet opgevolgd in een speciale sectie van de p2pfoundation.net wiki.
Nieuwe politiek
Langzamerhand krijgt de nieuwe cultuur van de commons-producerende kennisarbeiders ook een politieke expressie.
Het eerste voorbeeld hiervan waren de Piraat Partijen die rechtsreeks voortkwamen uit de filesharing gemeenschappen in Zweden. In Spanje werd een Partido X gecreëerd, die een platform-partij wil zijn en gebruik wil maken van de directe democratie die via internettechnieken mogelijk wordt. Zij werd in electorale resultaten echter overvleugeld door het succes van Podemos, een partij die rechtstreeks voortkomt uit de 15M beweging, de sociale beweging van de precaire Spaanse jongeren. En in Griekenland haalde Syriza een elektorale overwinning. De partij komt voort uit de andersglobaliseringsbeweging enonderhoudt nauwe banden met zowat drieduizend door p2p waarden geinspireerde solidariteits initiatieven zoals social clinics, social farmacies…
Er beweegt dus iets: de nieuwe digitale cultuurexpressies van de jonge kenniswerkers krijgen stilaan politieke vorm. Net zoals dat gebeurde met de industrie-arbeiders in de 19de eeuw. Dehaene had dat goed gezien.