“‘Dolfijnenredder’
De jeugdwerkloosheid is in Vlaanderen toegenomen met 11, 6 procent. In Brussel zitten we boven de 20 procent. Het zijn statistieken die passeren. Abstracte cijfers waarvan je vooral onthoudt, dat er landen zijn waar het nog veel erger is. Die op bevel van Europa zo ver de broeksriem hebben aangehaald, dat de economie er zowat dood is geknepen. Die austeriteit, dat was achteraf toch niet zo'n goed idee. Al een chance dat wij Belgen andere belangrijkere zaken aan ons hoofd hadden, toen het nog dik aan was tussen Frankrijk en Duitsland, en we zo de dans nog een beetje zijn ontsprongen.
Maar er is ook goed nieuws, want kijk, in dezelfde week werd er nog een ander cijfer gelanceerd: zes miljard euro of ook wel 6.000.000.000 euro. Een mooi engagement van de Europese ministers van Werk en Sociale Zaken. Zes miljard hebben ze veil om in landen, zeker die waar de jeugdwerkloosheid boven de 25 % uittorent, jongeren aan de slag te krijgen en houden.
“Alle jongeren tot 25 jaar moeten binnen de vier maanden nadat ze de schoolbanken verlaten hebben of zonder werk gevallen zijn, een job hebben, voortgezet onderwijs kunnen volgen, een stage lopen of een leerovereenkomst sluiten.” Een nieuw fonds wordt daarvoor opgericht en er wordt bijgepast door het Europees Sociaal Fonds. Het heet de ‘jeugdgarantieregeling’. Wie waar garantie voor krijgt is me niet helemaal duidelijk, maar als ik het goed heb begrepen, wil het zeggen dat wie de schoolbanken verlaat nooit langer dan vier maanden met de duimen zal zitten draaien.
Langer! Meer!
Het past helemaal mooi in het activeringsdiscours van deze tijd. Iedereen moet aan het werk, lang en flexibel. Want naar het schijnt komt de vergrijzing er aan (of is ze er al?) en is onze sociale zekerheid te duur. Het is ons zo vaak gezegd dat we het maar zijn gaan geloven. Langer! Meer! Niet zeuren! Er wordt ons aangepraat dat er mensen zijn die misbruik maken van “het systeem”, profiteurs, werkonwilligen. En als we die er uit wieden, dan zullen de “echte hulpbehoevenden” wel geholpen worden én kunnen we het systeem in stand houden voor zij die wel van goede wil zijn.
Voor alle duidelijkheid: ik ben voor werk. Ik heb West-Vlaamse roots, geen “zittend gat”, ben voor het opstropen van de mouwen en de hand aan de ploeg. Ik ben het ‘de ochtendstond heeft goud in de mond’-type. Het soort mens dat rond de noene oplijst hoeveel werk ze al heeft verzet, en dat graag rondtoetert.
Dinsdag wordt zaterdag
Maar ik ken ook de gezichten achter die alarmerende maar abstracte statistieken. Ik heb gezien wat het doet met een jong mens, als je op je negentiende een jaar lang niets doet. Een gat in de dag slaapt en dan ’s avonds niet je bed in kan. De donkere uren vullen met tv-kijken en Playstation, veroordeeld tot het gezelschap van vele anderen die in dezelfde schuit zitten. Hoe minder je doet, hoe minder je zin hebt om iets te doen, lethargie als een sluipend gif.
Aanvankelijk trekken ze enthousiast langs de interimkantoren, een gepimpte cv in de aanslag. Maar jarenlang actiewerk van KAJ heeft aangetoond dat dit voor een heel aantal jongeren geen optie is. Een zaterdag en een dinsdag worden stilaan inwisselbaar en het begrip vakantie heeft geen betekenis meer.
Ik zie jongeren die hun uitzichtloze schoolcarrière eindeloos rekken, op hun twintigste het nog trachten uit te zingen in het vijfde middelbaar. Alles om niet in dat zwarte gat te belanden. “Ik wil niet worden zoals zij”, zeggen ze en wijzen naar een willekeurige straathoek waar je werkloze jongeren zou kunnen verbeelden. Ik heb er me dikwijls over verbaasd, over de hoeveelheid jongeren die overduidelijk schoolmoe zijn, uitgeprocedeerd als het ware, en toch hardnekkig naar school blijven gaan. Ik heb, verschoning, lang gedacht dat het een kindergeldkwestie was. Maar dat krijgt een jongen of meisje nog wel bij elkaar gebabysit als ’t moet. Het gaat er om ergens bij te horen, ook al schiet je niet op met het leerkrachtencorps. Ergens voor op te moeten staan ’s morgens, ook al kom je altijd te laat.
Toekomstperspectief
Ik heb gezien wat het doet met een jong mens, als je op je negentiende een jaar lang niets doet. Een gat in de dag slaapt en dan ’s avonds niet je bed in kan. De donkere uren vullen met tv-kijken en Playstation, veroordeeld tot het gezelschap van vele anderen die in dezelfde schuit zitten.
Ik zeg niet neen tegen zes miljard die in jonge mensen wordt geïnvesteerd, ik zou wel gek zijn. Maar niet als die centen enkel worden aangewend om de trieste statistieken naar omlaag te halen. Niet als het werkgevers in staat stelt om langdurig werklozen voor een habbekrats tijdelijk te werk te stellen, om hen dan na een jaar geruisloos te vervangen door een nieuw lid van de verloren generatie, dat klaar staat, zwaaiend met een activakaart. Niet de zoveelste cursus ‘cv opmaken’ of sollicitatietraining. Niet als een ‘een stage lopen’, vijf stages na elkaar lopen wordt en je op je dertigste nog noodgedwongen thuis moet wonen.
Graag doe ik mee hoor, aan al dat omscholen en toeleiden naar de arbeidsmarkt. Ik wil competentieprofielen opstellen en taalstages inrichten. Werken aan arbeidsattitudes en zo. Maar wat wacht die jonge mensen op het einde van de rit? Is er wel werk voor iedereen en zinvol werk? Waar je gelukkig van wordt? Waar je ’s avonds iets over wil vertellen aan wie je dierbaar is?
Wie de school (voortijdig) verlaat, heeft nood aan een job of een verdere opleiding, dat staat buiten kijf. Maar meer nog dan dat hebben jongeren nood aan een toekomstperspectief, aan een levensproject. Aan dromen en ambities.
Iemand willen zijn
“Ik ben zo teleurgesteld in dit land. Als ik bij het OCMW ga aankloppen, dan krijg ik sneller een uitkering dan dat ik een studentenjob vind, die ik met mijn studies kan combineren,” zegt Mustapha. Zijn vriend Khalil is een van die werkloze jongeren uit de statistieken: “Ik wil geen snack openen, of met een taxi rijden. Ik wil een stempel drukken op de wereld, echt iets betekenen voor de maatschappij. Aan geld geraken, dat is niet moeilijk”, zegt hij stilletjes ,”maar ik wil ‘iemand’ zijn”.
Iemand willen zijn of iemand willen worden. Dat is ook de rode draad in die mooie video die het Unicefrapport over sociale ongelijkheid in ons onderwijs flankeert. In dat rapport is men zo slim geweest om aan kinderen en jongeren zelf te vragen wat er scheelt op school en waar zij van dromen. Een jongen zegt dat hij zijn vader trots wil maken. Hij schaamt zich als zijn vader de vraag “Wat doet jouw zoon?” moet beantwoorden met: “Hij gaat al maanden niet meer naar school.”
Een jonge man ontvouwt zijn plannen om eerste minister van België te worden, een jongedame met een hippe bril houdt het op styliste.
“Ik wil een dolfijnenredder worden”, zegt een meisje met overtuiging, in de eerste minuut van de film, alsof het hier een volledig uitgewerkte arbeidstak betreft. Maar gelijk heeft ze, want als er iets is waar deze wereld nood aan heeft, dan is het wel aan ambitieuze dolfijnenredders.