Hoe kijkt u daarnaar?

Column

Journalisten moeten dubbele standaarden en hypocrisie aankaarten

Hoe kijkt u daarnaar?

MO*columnist Walter Zinzen is niet te spreken over hoe heel wat journalisten berichten over de verschillende oorlogen en slachtpartijen in de wereld. De juiste woorden gebruiken is wel degelijk belangrijk, vindt hij. En de dubbele standaarden en de hypocrisie moeten consequent aan de kaak gesteld worden.

Op de Nederlandstalige radio- en tv-zenders doet zich een merkwaardig fenomeen voor: journalisten vragen steevast aan hun gasten hoe ze naar iets kijken. Nederlandse en Vlaamse omroepjournalisten vragen haast nooit meer: ‘Wat denkt u hierover?’ of ‘Wat vindt u daarvan?’ of ‘Hoe beoordeelt u dat?’ of iets soortgelijks. Nee, vrijwel allen gebruiken ze het kleurloze, inhoudloze: ‘Hoe kijkt u daarnaar?’

Tja, hoe kijken we bijvoorbeeld naar Gaza? Nooit wordt gevraagd hoe de geïnterviewde kijkt naar de genocide daar. Mogen journalisten die term wel gebruiken? VTM-journalist Patrick Van Gompel vindt in De Morgen alvast van niet. Journalisten, die het woord “genocide” in de mond nemen, zijn  volgens hem activisten, geen neutrale verslaggevers.

Woorden doen ertoe 

Woorden zijn altijd belangrijk, in oorlogstijden zoals nu nog veel meer. Wie als journalist getuige is van een genocide, zoals die in Gaza, maar weigert ze als dusdanig te benoemen, maakt zich schuldig aan de hoogste vorm van partijdigheid. Hij of zij is op die manier medeplichtig aan massamoord.

Zoals de Zuid-Afrikaanse bisschop Tutu het zei: ‘Als je neutraal bent in situaties van onrecht, heb je gekozen voor de kant van de onderdrukker.’ Van Gompel mag dan beweren dat hij met geen enkele vlag zwaait, ook niet met de Israëlische, door te weigeren het over een genocide te hebben kiest hij wel degelijk voor Israël en dus ook voor de misdaden die dat land pleegt.

Gelukkig delen heel wat mensen die professioneel met woorden bezig zijn de mening van Van Gompel niet. Integendeel.

‘A bit late’

Meer dan vijfhonderd leden van de PEN-club (Nederlands- en Franstalig) hebben in een open brief de federale regering opgeroepen meer inspanningen te leveren om de humanitaire crisis in Gaza te beëindigen. Het gaat om schrijvers, journalisten, vertalers, academici en tutti quanti.

Alicja Gescinska, de voorzitter van de Nederlandstalige PEN, herinnerde bij die gelegenheid aan de lotgevallen van Martha Gellhorn, een van de belangrijkste oorlogsjournalisten van de vorige eeuw. In een column voor Tertio schrijft ze:

‘De kracht van Gellhorns schrijven zit in haar ingehouden en tegelijk onverbloemde verontwaardiging. Het kwaad in de wereld verdraagt geen getalm of getwijfel. Het onrecht in de wereld moet ons tot in onze diepste vezels met verontwaardiging vullen. Helaas leert de geschiedenis ons dit: de mens wordt in regel te laat wakker uit zijn morele sluimertoestand.’

Alicja Gescinska vertelt hoe Gellhorn tot die conclusie kwam. Op de dag dat de Tweede Wereldoorlog eindigde met de overgave van de Duitsers, 7 mei 1945, was ze in Dachau. Wat ze er zag en meemaakte was meer dan schokkend. Ze had wel gehoord over de gruwel in de concentratiekampen maar ze had de omvang van het kwaad onderschat.

Toen een van de weinige overlevenden, die eruit zag als een wandelend skelet, de ziekenboeg binnenkwam en zei dat de oorlog beëindigd was , reageerde één van de daar werkende Poolse artsen met een cynisch bravo. Gellhorn vond dat die reactie wel wat enthousiaster had gekund. De arts antwoordde: ‘It’s a bit late’.

Alicja Gescinska vindt die woorden helemaal van toepassing op wat we vandaag de dag meemaken. Ze heeft gelijk. De oorlogen in het Midden-Oosten, in Oekraïne, in Congo, in Soedan, in Myanmar hebben aan miljoenen mensen, mannen, vrouwen, kinderen, het leven gekost. Allemaal zijn ze, stuk voor stuk, vermoord. Voor hen is het niet ‘a bit late’ maar te laat.

Toch bedienen onze ‘neutrale’ journalisten zich van verhullend taalgebruik. De slachtoffers zijn ‘omgekomen’ , ‘gedood’, ‘uitgeschakeld’ of ‘geneutraliseerd’, maar ‘vermoord’? Dat hoor ik maar zelden.

Bovendien hebben de moordenaars een naam. Ze heten Poetin, Netanyahu, Kagame of nog anders. Die krijgen in de media wel kritische analyses , maar over het vele bloed aan hun handen gaat het vrijwel nooit. Zoals dat ook het geval was met de Amerikaanse presidenten Kennedy, Johnson, Nixon , Bush Sr., Bush Junior, Reagan.

Allen deden wat Poetin doet in Oekraïne: oorlog voeren in andere landen en de bevolking uitmoorden. Toen actievoerders tijdens de oorlog in Vietnam president Johnson ‘moordenaar’ noemden werden ze gestraft. Ze gebruikten dan maar het woord ‘molenaar’.

Dat zal de huidige journalisten niet overkomen. Nooit zullen ze een buitenlands staatshoofd of regeringsleider een ‘moordenaar’ noemen.

Oorlogsstokers triomferen

Hun lezers, kijkers en luisteraars zijn eerlijker. Een massabetoging in Brussel, tientallen open brieven en opiniestukken, veel, heel veel verontwaardiging is er in ons land over wat iedereen noemt wat het ook is: een genocide. Maar helpen doet het niet.

De Belgische regering beweegt niet, zelfs de noodkreten van drie regeringspartijen vallen op een koude steen. Het tegendeel is waar: miljarden gaan naar defensie. De oorlogsstokers zitten te triomferen in de TV-studio’s, hoewel Apache heeft aangetoond dat die zogenoemde onafhankelijke experts, genre ex-kolonel Roger Housen, in feite lobbyisten voor de defensie-industrie zijn.

Ook op dit punt zijn woorden belangrijk. Defensie is een eufemisme voor oorlog. Ieder tuig dat uit onze defensie-industrie komt is een wapen dat maar één enkele bedoeling heeft: het vermoorden  van zoveel mogelijk medemensen.

Waarom werpt geen enkele journalist dat Theo Francken voor de voeten? Waarom mag Jonathan Holslag zonder tegenspraak zijn oorlogspraatjes houden en publiceren? Waarom schrijft een VRT-journalist een boek samen met een sabelslijper om de bevolking voor te bereiden op een oorlog met Rusland?

Dubbele standaarden

Wat de zaken nog meer bemoeilijkt is dat zowel in de media als in de politiek het geweld van de ene verwerpelijk is maar dat van de andere gerechtvaardigd. Als Israël Iran overvalt heet het dat Israël het recht heeft zich te verdedigen. Maar als Iran – het land dat net als Oekraïne in deze context het slachtoffer is – geweld met geweld beantwoordt wordt het opgeroepen daarmee op te houden.

Toen een Iraanse raket een woning in Tel Aviv had vernield riep de eigenaar verontwaardigd uit: ‘Wat hebben we misdaan?’ Heeft die brave man ‘es wirklich nicht gewusst’? Heeft hij geen weet van de moordpartijen die zijn militaire landgenoten aanrichten? Dat is waarschijnlijk het geval. De Israëlische media berichten immers niet over de verschrikkelijke misdaden die hun leger begaat in Gaza, Libanon, Syrië en nu ook in Iran.

Israëlische burgers treft vandaag hetzelfde lot als de Palestijnse en Iraanse burgers die door Israëlische wapens worden ‘geneutraliseerd’.

Hoewel, vinden de Israëlische burgers het oké als één van hun ministers Palestijnen beesten noemt? Die hun kinderen als toekomstige terroristen ziet die dus vermoord moeten worden? Waarom ontsteekt niet iedere politicus en niet iedere journalist in mateloze woede bij het aanhoren van die onmenselijke wreedheid? Herinnert zich dan in ons land niemand dat dit exact dezelfde redenering is als die van de genocideplegers in Rwanda in 1994?

Dat werd toen – terecht – op veel verontwaardiging onthaald, maar een Israëlisch minister mag Arabieren blijkbaar zonder enige kritiek ontmenselijken, net zoals de nazi’s dat deden met de Joden.

Als Iraanse raketten mensen in Israël vermoorden dan roept de VRT-verslaggever: ‘Jammer genoeg zijn er ook doden gevallen.’ Roept hij dat ook als Israëlische soldaten schieten op mensen van wie de enige misdaad is dat ze proberen aan wat voedsel te geraken?

Die dubbele standaard, die afschuwelijke hypocrisie, moet onafgebroken aan de kaak worden gesteld en wel op de eerste plaats door de journalisten. Door wie anders?

En vooral, wat gaan we er tegen doen voor het andermaal ‘a bit late’ is? Is het dat nu al niet?

Zo kijk ik er naar.

Word proMO*

Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.

Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.

Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.

Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.

Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief

Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.

Per maand

€4,60

Betaal maandelijks via domiciliëring.

Meest gekozen

Per jaar

€60

Betaal jaarlijks via domiciliëring.

Voor één jaar

€65

Betaal voor één jaar.

Ben je al proMO*

Log dan hier in