Ching Lin Pang is antropologe verbonden met Universiteit Antwerpen en KU Leuven. Met een open blik bestudeert ze de hedendaagse ontwikkelingen in Azië met een focus op China.

Ching Lin Pang
© Brecht Goris
China heeft de voorbije jaren een eigen versie van mondialisering en delokalisering in gang gezet. Dat ging goed, tot het nieuwe coronavirus een kruiwagen zand in het raderwerk van de nieuwe zijderoutes gooide. Het verhaal van 150 Chinese arbeiders die in Vietnam aan de slag gingen voor een Taiwanees bedrijf dat Amerikaanse sportschoenen produceert.
Pou Chen, opgestart in 1969, is verantwoordelijk voor maar liefst twintig percent van de totale productie van sportschoenen. Omdat de lonen van Chinese arbeiders alsmaar duurder werden, besloot het bedrijf de productielijn te verhuizen naar naburige lageloonlanden, waaronder Vietnam.
In dit proces spelen Chinese arbeiders geen geringe rol. Met een aantrekkelijk loon én het avontuur om een beetje van de wereld te zien als lokaas trokken ze in 2003 naar Vietnam om er plaatselijke arbeiders en managers op te leiden. Ze vormden met andere woorden de basis voor een geslaagde delokalisatie.
Ook in gevaarlijke tijden zoals tijdens de anti-Chinese protesten zijn ze blijven doorwerken. Helaas ziet hun toekomst er allerminst rooskleurig uit.
Nu de fabrieken goed draaien en handenarbeid vervangen wordt door machines, zijn ze overbodig geworden. De COVID-19 sluiting was een goed excuus om hen aan de deur te zetten. Ze krijgen weliswaar een ontslagvergoeding maar die ligt veel lager dan wettelijk bepaald in zowel Vietnam als in China.
Ze zijn niet te spreken over deze behandeling. Zij hebben alles hebben gegeven voor hun bedrijf. Ook in gevaarlijke tijden zoals tijdens de anti-Chinese protesten zijn ze blijven doorwerken. Helaas ziet hun toekomst er allerminst rooskleurig uit. De werkloosheid in Chinese steden is in de post-COVID-19 periode opgelopen tot 10%. Er zijn geen jobs meer in de fabrieken als gevolg van een steile terugval van de export naar het buitenland.
Ondanks de verschuiving van de maakindustrie naar de dienstensector en consumptie domineert de industrie nog steeds als koning van jobcreatie. Of de Chinese overheid iets voor deze arbeiders kan doen, is zeer de vraag. De overheid heeft vele katten te geselen in de nasleep van de COVID-19 periode. De aandacht gaat voornamelijk naar de wederopbouw van de economie en de ondersteuning aan noodlijdende bedrijven enerzijds en het opvangen van de werkloosheid onder recent afgestudeerde Chinese jongeren anderzijds. Migrantenwerkers dreigen uit de boot te vallen.
Vele grootsteden als Beijing en Shenzhen zien straatwerkers liever verdwijnen uit het straatbeeld.
Dit is op zijn minst merkwaardig te noemen. Nog niet zo lang geleden werd neergekeken op kleine ondernemers zoals straatventers, marktkramers, straatkappers en aanverwanten omdat ze een smet vormen op de neoliberale visie van de metropool gekenmerkt door geld en macht.
Vele grootsteden als Beijing en Shenzhen zien deze straatwerkers liever verdwijnen uit het straatbeeld. Ze zijn het dus niet eens met dit nieuw beleid. Of deze afgedankte Chinese middenkaders en technische arbeiders zomaar een omschakeling naar de straateconomie kunnen of willen maken, is nog maar de vraag.
Alhoewel ze ontegensprekelijk het (zoveelste) slachtoffer zijn van globalisering, delokalisatie en de COVID-19 crisis, kunnen ze niet rekenen op bijval van de internationale media. Hun aantal is gering, hun ervaringen te gelaagd om een vuist te maken in de arena van de internationale media.
Chinese arbeiders die misbruikt worden in een Taiwanese onderneming en vervolgens door Vietnamezen mishandeld worden, zijn geen goede bouwstenen voor een overtuigend verhaal. Na decennialang sneakers voor ons te hebben gemaakt, zitten zij nu zelf in nauwe schoentjes.
Maak MO* mee mogelijk.
Word proMO* net als 2851 andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.
Meer verhalen
-
Nieuws
-
Analyse
-
Nieuws
-
Nieuws
-
Nieuws
-
Nieuws