Verzadiging

Het is elke dag weer een belevenis, de kranten lezen. Gelukkig lees ik ze nog op papier, anders zou ik af en toe mijn tablet laten vallen, of ermee willen gooien of zo, in een moment van verontwaardiging of verbijstering. En dat is een beetje vervelend in de trein…

In de krant las ik een merkwaardige uitspraak van de nieuwe CEO van een bekend Belgisch overheidsbedrijf. Ze had nochtans een streepje voor bij mij. Na de strapatsen van de zichzelf o zo superieur vindende übermacho die haar voorganger was, kwam haar aanstelling als een soort opluchting. En haar lichaamstaal op het moment dat de voormalige minister en burgemeester haar iets te gretig kussend wilde feliciteren deed me al helemaal glimlachen.

Tot ik in de krant las wat ze zou gezegd hebben (stiekem hoop ik nog altijd een beetje dat ze verkeerd geciteerd is of dat ze zichzelf meteen corrigeerde of zo). ‘Er zijn geen verzadigde markten, alleen verzadigde managers.’

Slik.

Je zou meteen een economische discussie kunnen openen. Het is nogal moeilijk de structurele problemen van zeg maar de auto-industrie niet in verband te brengen met een “verzadigde” markt. Er zijn vragen te stellen bij bedrijven die producten maken die zichzelf stuk maken na een bepaalde tijd, enkel maar om sneller een nieuw product te kunnen verkopen. Voor een product als een mobiele telefoon richt men zich (op de verzadigde markt) op vervanging: nog iets sneller, nog meer kleurtjes, nog meer apps, nog meer dit of dat, … Maar het wezen van het product verandert niet echt meer. Een strategie aanpassen aan een verzadigde markt dus.

5 telefoons en 37 messen

Maar ik probeerde het me ook een beetje plastisch voor te stellen, terwijl ik door mijn appartement liep. Ik ging ervan uit dat ik dus onverzadigbaar zou moeten zijn, waarna een lichte paniekaanval me overviel. Eigenlijk zou ik misschien wel een nieuwe televisie willen, ooit. En voor in de keuken droom ik stiekem van een mooie weegschaal, zo’n mechanische (al kan ik eigenlijk ook meestal wel zonder, en heb ik ergens nog een oude die ik niet meer terug vind, omdat er in sommige van mijn kasten ook enige verzadiging is). Boeken en cd’s kunnen er natuurlijk altijd nog bij, en ook chocolade is een fundamenteel mensenrecht, maar dat is het toch wel ongeveer.

Ik probeer me voor te stellen hoe dat dan zou moeten, om naast mijn oude gsm (‘Hoezo? Heb jij nog geen smartphone? Echt? Ben je daar dan ook al tegen of zo?’) nog twee of drie of vier andere telefoons te hebben liggen op het tafeltje naast de zetel waarin ik naar mijn oude televisie lig te kijken. Als mijn mooie geliefde mij een sms’je stuurt (‘Hoezo? Stuur je nog sms’jes? Dat is zo 2013!’), op welke telefoon moet dat dan? En moet ik dan voor elke telefoon een aparte ringtone installeren, en mezelf erin trainen om meteen te horen welk irritant geluid bij welke telefoon hoort?

Ik heb nu al zo’n lullig leren tasje aan mijn riem om mijn gsm in mee te nemen (omdat die vroeger altijd uit de borstzak van mijn hemd viel, wat nu al niet meer zou kunnen, want er zijn nauwelijks nog hemden met borstzakken, maar dat is een andere discussie). Moet ik dan een riem hebben met vijf van die tasjes, als een riem die past bij het cowboypak dat ik als kleine jongen had? En zal ik echt veel beter kunnen koken als ik 37 van die geweldige koksmessen heb (die ik dan alle 37 niet goed genoeg geslepen krijg)? En vooral: waar blijf ik dan met al die zooi?

De echte doemdenkers

De uitspraak van mevrouw de CEO is op zijn zachtst gezegd beangstigend. Beperkingen aan je drang naar steeds meer produceren en verkopen bestaan enkel in je hoofd, of in een gebrek aan ambitie of zo, dat is de suggestie. Het zou natuurlijk ook kunnen dat al die dingen bestaan in een reële wereld, die dus begrensd is. Dat laatste is geen falen van je verbeelding, het is gewoon een gegeven. Een gelukkig gegeven.

Ik ben erg blij dat ik zoveel jaar geleden niet ben blijven groeien. Het zou misschien goed geweest zijn voor de economie als ik door moest gaan met elke drie maand nieuwe schoenen kopen, zoals toen ik zestien was, maar het zou vervelend geweest zijn voor mijn slaapkamer als ik daar op den duur zelfs niet meer diagonaal in zou passen. Of, met een voorbeeld, het is perfect mogelijk om in 2050 9 miljard mensen voldoende en duurzaam te voeden zonder de planeet uit te putten. Het is absoluut onmogelijk om tegen dan die 9 miljard mensen evenveel vlees te laten eten als wij nu doen. Een onaangename waarheid als een koe, als het ware.

Wie zoiets zegt, zal volgens de wat springerige voorzitster van een blauwe politieke partij meteen gebrandmerkt worden. Want wie aandacht vraagt voor een eenvoudige werkelijkheid, is meteen een doemdenker. Zij is tenminste ‘nog wel ‘optimistisch’, ‘gelooft nog wel in de toekomst’, en heeft ‘nog wel ambitie’. Volgens mij zijn de echte doemdenkers zij die zo hardnekkig de werkelijkheid kunnen ontkennen dat ze alleen geloven in een onverzadigbare toekomst, die dan alleen in hun hoofd bestaat, en er vooral voor zal zorgen dat die toekomst erg kort wordt.

Fair, modulair en ecoslim

Onlangs hoorde ik op een activiteit van Plan C een boeiende professor spreken. Hij had het over duurzame strategieën voor verzadigde markten. Een economie waarin we diensten verkopen (zoals de dienst “verplaatsing per auto”) in plaats van auto’s is ook een economie, alleen een andere. Een economie waarbij we ons richten op stocks (van bijvoorbeeld grondstoffen), en niet op throughput (de doorstroom van producten) is ook een economie, en misschien wel een veel slimmere.

Nu ben je blijkbaar economisch bezig als je een ding maakt dat zo snel mogelijk kapot is. Je zou ook dingen kunnen maken die volledig herstelbaar zijn, degelijk, en gebruiksvriendelijk. In een lineaire economie maak je auto’s die je op den duur alleen nog maar kunt verkopen omdat je er 27 airbags in zet. In een circulaire economie maak je auto’s die bestemd zijn voor deelautosystemen, en dus robuuster gemaakt zijn, gemakkelijk te bedienen, en gemakkelijk te herstellen. Het herstellen van die auto’s kun je niet delokaliseren. Je houdt je menselijk en natuurlijk kapitaal dus hier. Heel slim lijkt me. Zeker als uitweg voor een verzadigde markt.

Moet ook kunnen voor Belgacom, denk ik. Investeren in een businessmodel waarin de telefoons volledig fair geproduceerd zijn, volledig modulair en ecoslim zijn gebouwd zodat je alle kostbare grondstoffen blijvend opnieuw kunt gebruiken, enkel nog verkrijgbaar zijn in een systeem van huur (waardoor ze niet in onze schuiven blijven liggen), en gemakkelijk kunnen hersteld of aangepast worden. Je hebt dan wel nood aan een ander soort ingenieurs, een ander soort verkopers, een ander soort reclame, een ander soort winkels, een ander soort innovatie. Opwindende economie binnen grenzen.

Een economie van het genoeg kan niet verzadigd worden. Bewust proberen meer te eten dan je nodig hebt, doe je dan immers niet meer. Kom op mevrouw Leroy, laat me weer glimlachen als ik u op de televisie zie.

Jan Mertens woont in Leuven, werkt voor de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, en is onder meer ook actief in de denktank Oikos.