Wie schrijft de verhalen voor de Congolese jeugd?

Column

De maand van Will-Limba Moleka

Wie schrijft de verhalen voor de Congolese jeugd?

De favoriete strip van MO*columnist Will-Limba Moleka zette hem aan om te zoeken naar meer personages waarin hij zichzelf kon herkennen. Vandaag schrijft hij zelf jeugdboeken en breekt een lans voor meer jeugdliteratuur uit de Congolese diaspora.

‘Was Sjors & Sjimmie serieus jouw favoriete strip vroeger?’

Die vraag kreeg ik toen ik in Amsterdam met een oude stripfanaat een koffie zat te drinken in het OBA Café. Ik was daar om een lezing te geven en zoals altijd wanneer ik langs de OBA Oosterdok kom, bestelde ik een theetje.

Een oude man zat er een Amerikaanse strip te lezen, wat mijn interesse wekte. Ik zie niet vaak ouderen met een strip in hun handen, en al zeker geen Marvel-strip. Ik benaderde hem en we raakten al snel aan de praat.

Het grote leeftijdsverschil vormde geen obstakel om te converseren. Onze gedeelde interesse voor strips en graphic novels zorgde ervoor dat we ons allebei, voor heel even, enthousiaste kinderen voelden.

Gesprekken waarbij je de tijd vergeet, warmen me altijd op. Er is geen haast. Ik geniet van het moment zonder te denken aan de volgende to-do’s.

Dat veranderde wanneer de oude man de volgende vraag stelde: ‘Wat is jouw favoriete strip aller tijden?’ Een vraag die ik makkelijk kon beantwoorden.

Het is zeker niet de allerbeste strip die ik heb gelezen, bij lange na niet. Maar het is de strip die ik als klein kind steeds leende in de bibliotheek. Geen enkele andere strip las ik voor het slapengaan.

Ik heb het over Sjors & Sjimmie. Ik herinner me hoe ik vol lof over de strip sprak. Halverwege mijn uitleg merkte ik aan zijn gezichtsuitdrukking dat de man mijn antwoord raar en dubieus vond.

‘Heb ik iets verkeerds gezegd?’ vroeg ik hem en stopte abrupt met praten.

‘Neem het mij niet kwalijk, jongen,’ begon hij, ‘maar dit is de eerste keer dat ik van een zwarte jongen hoor dat die Sjors & Sjimmie zijn favoriete strip noemt. Zo’n oude strip?!’

Ik fronste en keek hem raar aan. Waarom dat zo speciaal zou zijn, begreep ik niet. Via mijn telefoon toonde ik hem een cover van de strip. Het leek alsof hij de personages voor het eerst zag.

Dat zijn Sjors & Sjimmie niet, zei hij. ‘Zoek eens op wie de bedenker ervan is. Ik denk dat we twee verschillende strips in gedachten hebben.’

Op mijn telefoon typte ik de vraag en kreeg een zwart-wit foto van een netjes geklede, oude witte man met vrij grote bril te zien. Hij deed me denken aan de opa uit de Pixar-film Up, waar ik een beetje om moest lachen.

In zijn handen droeg hij een kopie van een strip in zijn handen. Alleen Sjors stond erop, niet Sjimmie. Verder scrollend vond ik Sjimmie wel terug, maar niet de Sjimmie waarmee ik was opgegroeid.

Met walging keek ik naar die Sjimmie: een overduidelijke stereotypering van een zwarte jongen. Zijn huid was zwart als roet, zijn lippen overdreven groot en rood afgebeeld en hij droeg gouden oorringen zoals een typische Zwarte Piet.

‘Begrijp je nu waarom ik het raar vond dat deze strip je favoriete strip is?’

(H)erkenning

De Sjors & Sjimmie waar ik het over had, was die van Robert van der Kroft, een Nederlandse striptekenaar die sinds 1975 Sjors & Sjimmie tekent. De oude versie van de man met de grote bril, was die van Frans Piët. Als je beiden vergelijkt, is het verschil als dag en nacht.

De Sjimmie van van der Kroft was het eerste personage dat op mij leek en zag er gewoonweg cool uit door zijn kledij en haarstijl.

Had ik de strip van Piët geleend, zou mijn vader me aan mijn oren getrokken hebben. De Sjors & Sjimmie van van der Kroft werd mijn favoriete strip door Sjimmie. Het was het eerste personage dat op mij leek, maar dat niet alleen. Hij was en zag er gewoonweg cool uit door zijn kledij en haarstijl.

De strip droeg niet alleen bij tot mijn leesplezier, maar deed ook de drang ontstaan om te zoeken naar meer personages in verhalen waarin ik mezelf kon herkennen. Veel kinderen ervaren dat niet. Soms worden ze van thuis uit niet aangemoedigd om naar de bibliotheek te gaan en te lezen, wat mijn ouders wel deden. Maar ook omdat het aanbod van diverse verhalen in jeugdliteratuur nog te beperkt is. Het was pas toen ik aan mijn eigen boek - Limbaverse - Start van een grandioos leesavontuur - begon, dat ik daar stil bij ben gaan staan.

Als Congolese debuutschrijver en illustrator zocht ik jeugdschrijvers en illustratoren uit de Congolese diaspora in Nederland en België. Ik vond ze niét. Waarom is de Congolese diaspora in België zo groot, maar kent ze geen jeugdschrijvers? Die vraag moet niet alleen de Congolese gemeenschap zich stellen, maar onze samenleving in het algemeen.

Ik zocht jeugdschrijvers en illustratoren uit de Congolese diaspora in Nederland en België. Ik vond ze niét.

Het is problematisch dat de jeugdliteratuur niet de diverse realiteit van de samenleving weerspiegelt. Als het gaat om de voortzetting en het onderhoud van het cultureel erfgoed binnen onze grenzen, kan dit uitgroeien tot een groot probleem. Want hoe je het draait of keert, België en Congo delen een schrijnende geschiedenis die maakt dat ze voor een lange tijd met elkaar verbonden zullen blijven. Om de band te versterken, is het belangrijk dat België iets doet aan de ondervertegenwoordiging van Congo, óók binnen het literaire landschap.

Inspiratie & rolmodellen

Gelukkig zijn er wel schrijvers van Congolese origine over de koloniale geschiedenis, zoals Nadia Nsayi, Sibo Rugizwa Kanobana en Zana Etambala. Zij vertellen de verhalen, zetten de gruwelen op papier en verrichten onderzoek om te voorkomen dat het vangnet dat we als gemeenschap hebben rond onze cultuur, geschiedenis en identiteit niet verdwijnt.

Maar wie schrijft de verhalen voor de Congolese jeugd? Die vraag zal ik blijven herhalen. Kwaliteitsvolle kinderboeken wekken niet alleen de verbeelding van jongeren op, maar tonen via personages ook waarden, normen en wijsheden voor het leven, die hen aanzetten tot nadenken. Jeugdliteratuur is bovendien een ideaal startpunt om zichzelf te herkennen in personages, nieuwe culturen en thema’s in verhalen. Het stimuleert hun fantasie, nieuwsgierigheid en natuurlijk hun taalvaardigheid.

Het is belangrijk dat de Congolese diaspora zich hiervan bewust is, zodat ze met trots inspiratie kan halen uit haar eigen cultuur en verhalen vertellen die jongeren aanzetten om lezers, schrijvers of illustratoren te worden. Als we dat niet doen, zal de weegschaal die de literatuur van de Congolese diaspora voorstelt uit evenwicht raken. Naast de koloniale geschiedenis moeten we ook verhalen vertellen waaruit niet alleen de jeugd, maar ook volwassenen hoop, creativiteit en inspiratie kunnen halen, zodat er meer rolmodellen zullen ontstaan waar we trots over kunnen praten.

Daarom besloot ik schrijver en illustrator te worden, om helden te creëren waarin de jeugd zich kan herkennen. En zodat er een nieuwe beweging ontstaat in de Nederlandstalige literatuur, waarbij de Congolese diaspora nieuwe verhalen vertelt die verteld móéten worden.

Ik ben blij dat ik kan zeggen dat ik niet de enige Congolese jeugdschrijver ben. Binnenkort komt het boek Kimia, in het hart van Congo uit van Sandrine Ekofo Biyenga. Hopelijk groeit deze kleine beweging uit tot iets groot.