Zo ging het ook in Nicaragua
Wie een tiran van de troon stoot, wordt er zelf een

Daniel Ortega en zijn vrouw Rosario Murillo ontvangen voormalig Taiwanees president Tsai Ing-wen.
© Flickr (CC0)

Daniel Ortega en zijn vrouw Rosario Murillo ontvangen voormalig Taiwanees president Tsai Ing-wen.
© Flickr (CC0)
Frank Westerman
18 augustus 2025
Hoopvol deed Frank Westerman in 1989 verslag van de tiende verjaardag van de revolutie van de ‘Sandinisten’ in Nicaragua. Nu keert hij terug naar het land, dat steeds geslotener en repressiever wordt.
‘Ík stel hier de vragen.’ Vanonder de klep van zijn pet werpt de douanier me een schoolmeestersblik toe. Het is negen uur ’s ochtends, buiten op de oevers van de grensrivier klinkt het oink! oink! oink! van migrerende padden. Met gespeeld enthousiasme heb ik de beambte gevraagd of hij Moskou kent – het Rode Plein, het Kremlin? De Nicaraguaan reageert bars. Al op de stoep van het grenskantoor zijn mijn dochter Vera en ik als enigen uit de rij gehaald. Alle andere passagiers uit onze nachtbus krijgen de standaardbehandeling van paspoortcontrole en bagagecheck, maar wij moeten plaatsnemen op een oranje strafbankje.
‘U heeft in Moskou gewoond?’
Ik ben van plan de Nicaraguanen die ik ontmoet te interviewen, maar deze grenswachter draait de rollen om.
‘Ja, van 1997 tot 2001.’
In mijn paspoort staat niet één Russische stempel – hoe komt hij aan zijn achtergrondkennis?
‘Waar heeft u Spaans geleerd?’
We bevinden ons in een betegelde hal waarvan de muren zijn behangen met banieren: het nationale blauw-wit-blauw van de Republiek Nicaragua en het rood-zwart van het Frente Sandinista de Liberación Nacional, het vaandel waar links Europa van 1979 tot 1989 begeesterd achteraanliep – niet zelden letterlijk als koffieplukkers op sandalen. In slaperige stadjes als Matagalpa werden we nagewezen als ‘sandalistas’ die de heersende ‘sandinistas’ steun kwamen betuigen. (Ja, ook mijn jongere ik liep er rond met een hangmat in zijn rugzak).
Ook wie niet afreisde kon zich met goed fatsoen achter Daniel Ortega en zijn schrijvende en dichtende kameraden scharen. Nicaragua was the mouse that roared, een opgestoken middelvinger tegen het Amerikaanse imperialisme van president Ronald Reagan, en dan ook nog als een soort ‘Cuba-light’, democratisch en pluriform.
‘Ik heb Spaans geleerd in Peru’, zeg ik naar waarheid.
De douanier tikt een WhatsApp-bericht – kennelijk aan iemand met meer strepen op zijn uniform.
‘Is dit de eerste keer dat u Nicaragua bezoekt?’
‘Ja’, antwoordt mijn dochter. Ik aarzel, maar krijg gelukkig een andere vraag voorgeschoteld.
‘Werkte u in Moskou voor de televisie?’
‘No señor.’ (Of kan ik beter compañero zeggen?)
‘De radio?’ In mijn ooghoek zie ik dat de beambte mijn website op zijn telefoon heeft geopend. Ontkennen dat ik Rusland-correspondent ben geweest, is zinloos.
‘Voor een krant in Rotterdam’, zeg ik. ‘Ik heb de opkomst van Vladimir Poetin verslagen.’
‘U bent journalist.’

Voor we op de bus naar Nicaragua stapten, heb ik drie dagen deelgenomen aan Vera’s studentenleven aan de Universiteit voor de Vrede in Costa Rica, tussen de koffieplantages net buiten de hoofdstad San José. De Upaz verzorgt uit naam van de Verenigde Naties masteropleidingen in Peace and Law, Peace and Environment, Peace and Gender. ’s Middags speelden we tafeltennis onder hoge bomen waarin toekans zaten. ’s Avonds proostten we met Imperial-bier in haar favoriete Jamaicaanse kroegje. Over onze voorgenomen Nicaraguareis hadden de vrienden en docenten van mijn dochter een eensluidend advies: ga als toerist, verzwijg je schrijfplannen.
De 60-jarige taxichauffeur Alvaro, die het wekelijkse potje studentenvoetbal organiseert, was het meest uitgesproken in zijn afkeer van het presidentiële echtpaar Daniel Ortega (79) en Rosario Murillo (73). Samen houden zij Nicaragua in een wurggreep. Het ooit bewierookte revolutionaire stel (Salman Rushdie hing in 1986 drie weken in kritische bewondering aan hun lippen) heeft de grondwet dertien keer in zijn voordeel gewijzigd, waardoor ze als bejaarde despoten zijn gaan lijken op Nicolae en Elena Ceausescu, zij het minder bleek en dunner gekleed.
Het gezegde wil dat revoluties hun eigen kinderen opeten. Wie een tiran van de troon stoot, wordt er zelf een. Vrijheids-strijder Fidel Castro verjoeg dictator Batista en smoorde de rest van zijn leven elk sprankje vrijheid op Cuba. Maar waaróm baart elke succesvolle bevrijdingsbeweging vroeg of laat haar eigen schrikbewind? Was ik (of waren ‘we’) te goedgelovig, te naïef destijds?
Als ergens ter wereld een met roestige geweren bewapend volksfront die vloek had kunnen verbreken, dan toch in Nicaragua het Frente Sandinista. Als aanvoerder van de guerrilla wierp Daniel Ortega in 1979 de 43-jarige dictatuur van de familie Somoza omver. In een uitzinnig Managua werden hij en zijn medestrijders met bloemslingers omhangen. Bij vrije verkiezingen in 1984 won hun partij, het FSLN van de rood-zwarte vlaggen, de absolute meerderheid. Daniel Ortega werd president, Rosario Murillo primera dama. In november 2024, veertig jaar later en alweer een tijdje terug aan de macht, heeft dit koppel zich tot ‘mede-presidenten’ laten beëdigen; met de zegen van het Constitutionele Hof is Rosario Murillo bevorderd van vice-president tot ‘co-presidente’.
‘Wie van de twee heeft de eigenlijke macht?’ vroeg ik na afloop van het voetbal aan Alvaro. ‘Hij of zij?’ ‘Zij. Geen twijfel mogelijk. Ze heeft hem bij zijn ballen.’ Omdat hij er niet zeker van was dat ik het woord huevos in deze context kon plaatsen, kromde Alvaro ter visualisatie langzaam de vingers van zijn rechterhand.


© Frank Westerman
‘Misschien hadden we beter een surfplank onder onze arm kunnen dragen, zoals de twee Franse jongens die níét apart worden genomen. Nu moet Vera uitleggen wát ze studeert.
‘Genero y paz’, klinkt het goudeerlijk. De beambte verstaat beide woorden: ‘geslacht’ (in dit verband: ‘gender’) en ‘vrede’. Maar hij kan niet bedenken wat je met die opleiding kunt worden, qua beroep.
‘Heeft u een studentenpas?’
Een van haar docenten, die ook meevoetbalde, had ons op het hart gedrukt om niet over Upaz te beginnen.
‘In Nicaragua houden ze niet van de lgbtq+-gemeenschap.’
De douanier pikt Vera’s studentenkaart in, schuift hem tussen onze paspoorten en verdwijnt in een kantoor met geblindeerde ruiten. We overdenken onze papierloze staat. ‘Als we worden geweigerd, gaan we in Costa Rica naar het strand.’
In de reistas aan mijn voeten zit een oude reportage uit Managua die ik op mijn 24ste heb geschreven. Samen met driehonderdduizend Nicaraguanen was ik op 19 juli 1989 aanwezig bij de viering van de tiende verjaardag van de sandinistische revolutie. Er heerste een hosanna-stemming.
Op een podium tussen de FSLN-vlaggen stond niet alleen de bebrilde commandante Daniel Ortega te zwaaien, maar ook de dichter-priester Ernesto Cardenal. Een man met een honkbalpet en een megafoon zette de spreekkoren in. ‘Viva Nicaragua Libre.’ Na tien jaar van rantsoenen, hyperinflatie en oorlog (om het regime op de knieën te dwingen bewapende de CIA twee legertjes van contrarevolutionairen) gloorde er vrede: in de aanloop naar nieuwe verkiezingen leverden de duizenden contra’s hun geweren in.
Omdat niemand onze bagage doorzoekt, blijft mijn reportage uit 1989 onontdekt, net als mijn exemplaar van De glimlach van een jaguar van Salman Rushdie, het geëngageerde verslag van een rondreis door Nicaragua die hij in 1986 op uitnodiging van dichteres Rosario Murillo had gemaakt. Aan Daniel Ortega had Rushdie de uitspraak ontlokt: ‘In Nicaragua is iedereen een dichter, tenzij hij het tegendeel bewijst.’
Midden in de douanehal hangt een kleurrijk doek aan een balustrade van de overwinningsparade op 19 juli 2024.
‘45 jaar vrede en veiligheid’, luidt de opdruk. ‘Leve het FSLN.’ Ortega draagt een blauw vliegeniersjack en tuurt met toegeknepen ogen voor zich uit, Murillo balt een strijdvaardige vuist. Aan elke pols fonkelen zeker tien armbanden.
Dan ineens staan er twee geüniformeerde mannen voor ons: de beambte van daarnet en een collega die wat meer belangstelling in zijn stem legt.
‘Waar gaat de reis naartoe?’
Op vertoon van onze hotelboeking (drie nachten op het toeristische eiland Ometepe) krijgen we plotseling onze
documenten terug. Onze bus staat er nog, we mogen door.

In het lawaaiige Rivas verdringen zich de fietstaxichauffeurs om ons naar de veersteiger te brengen. Onze keuze valt op een magere figuur die zegt dat hij vijf kindermonden te voeden heeft.
Halverwege, tijdens een verfrissende stortbui, vraag ikde riksjarijder hoe het leven ervoor staat.
‘We hebben een andere regering nodig’, roept hij onder het trappen. ‘Hay mucha repression.’
Vera en ik kijken elkaar aan. Zo’n openlijk protest op klaarlichte dag? Staat de revolutie opnieuw op uitbreken of is hij een provocateur?
‘Hoezo?’
‘In ons land is er maar één opvatting toegestaan’, zegt hij hijgend. ‘Je mag het nergens mee oneens zijn.’
Ik veins desinteresse. Argwaan, heb ik geleerd als journalist, brengt je verder dan vertrouwen. Niet zonder reden waarschuwt de Amerikaanse ambassade met name studenten en journalisten voor ‘het risico van onrechtmatige opsluiting’.
Bij het havenhoofd zet de vader-van-vijf ons af onder een verbleekt canvas van commandante Daniel Ortega, moederziel alleen. Een ober in een zwart serveerschort duwt ons met zachte hand onder de luifel van zijn restaurant. Spaghetteria El Navegante – met uitzicht op de schuimkoppen van het Meer van Nicaragua. De ober, tevens uitbater, verzamelt oude bankbiljetten. Ze hangen in glazen vitrines aan de muur, opgeprikt als vlinders. De opeenvolgende ontwerpen van de cordoba tekenen de tragiek van Nicaragua.
Lilian (‘Lilita’) blijkt als dochter van dictator Anastasio Somoza de enige vrouw die ooit het papiergeld sierde. In 1979 stapte de Banco Central over op de martelaren van de vrijheidsstrijd, onder wie de historische verzetsheld Sandino. Maar na jaren van Amerikaanse sancties kon de drukkerij de inflatie niet meer bijbenen. Op een tabaksbruin briefje van 1000 cordoba is in 1988 tweemaal een nieuwe waarde gestempeld, eerst 200.000, daarna 1.000.000. Sandino’s beeltenis, met zijn breedgerande hoed, verdwijnt zowat onder de nullen. Een treffender zinnebeeld voor het bankroet van een ideaal kan ik niet bedenken.
Bij de verkiezingen van 1990 was het FSLN tot grote ontsteltenis van zijn (buitenlandse) sympathisanten weggestemd. Pas zestien jaar later, in 2006, wist Daniel Ortega het presidentsambt te heroveren. Hij dankte zijn comeback aan een door Murillo uitgedachte ‘total make-over’ van zijn persona. Ter vervanging van zijn jaren-zeventig-bril liet ze hem lenzen aanmeten. Legergroene jasjes werden hemelsblauwe. Murillo troonde haar echtgenoot mee naar het altaar om hun huwelijk alsnog te laten inzegenen door de aartsbisschop van Managua. Prompt sprak Daniel Ortega zich uit tegen elke vorm van abortus. De partizaan koos een voormalige contraleider tot running mate en vocht zich terug naar de top van de machtspiramide.

Tegen de straffe wind in brengt ‘Che Guevara’ ons met een vaartijd van een uur naar het vulkaaneiland Ometepe. We krijgen gezelschap van een bedelaar op krukken. ‘Hij is een oorlogsveteraan’, zegt de passagier naast me. ‘Omdat hij een been mist, mag hij gratis met het openbaar vervoer.’ Ik geef de veteraan een cordoba-biljet waarop het Nationaal Theater staat afgebeeld, de schouwburg waar Laureano Ortega Murillo zijn tenorstem laat klinken. Deze oudste zoon van Ortega en Murillo is behalve operazanger ook de beoogde troonopvolger. Zijn ouders zijn druk bezig een dynastie te vestigen naar het voorbeeld van de Somoza’s. Rafael, hun jongste zoon, is presidentieel raadgever. Luciana, de jongste dochter, is ook presidentieel raadgever. Maurice staat aan het hoofd van Canal 13. Juan waakt over Canal 8 en Carlos over Canal 4 – terwijl er geen omroep is die iets anders uitzendt dan quizzen en zwijmelseries.
Voltrekt de werdegang van de Sandinistische idealen zich als een telenovela, dan kan de intrige niet ontbreken. Een halfdochter uit een eerder huwelijk van Murillo is door hen verstoten. Zij – Zoilamérica – heeft haar stiefvader Daniel Ortega in 1998 beschuldigd van seksueel misbruik, vanaf haar 12de. In een openbare getuigenis van 48 pagina’s verklaart ze voor het laatst door hem te zijn verkracht in april 1989. Ze was toen 21.
Nadat haar aangifte was verworpen, vluchtte Zoilamérica naar Costa Rica. Op de vraag wat haar het meeste leed heeft toegebracht, zegt ze in een documentaire: ‘Dat mijn moeder me niet wil geloven.’
Rosario Murillo heeft zich publiekelijk achter haar man geschaard. Op een manifestatie met rood-zwarte vlaggen verklaarde Daniel Ortega met zijn huilende echtgenote aan zijn zijde: ‘Rosario smeekt het volk om vergiffenis voor het hebben van een dochter die de principes van het FSLN heeft verraden.’
Het fragment staat op YouTube, we hebben het een paar keer afgespeeld. Wat de van verkrachting beschuldigde Daniel Ortega hier flikt, met instemming van Murillo, is meedogenlozer dan ontkennen, onterven of doodzwijgen. Al is zijn boodschap niet aan mij gericht, zijn nijdig op- en neergaande vinger raakt me persoonlijk: hoe kon ik – hoe kon een solidaire, bij wat we toen nog de ‘Derde Wereld’ noemden betrokken generatie – een despoot hebben aangezien voor een vrijheidsstrijder, schrijver van het gedicht ‘In de gevangenis?’
Schop hem op deze manier, zo,
In zijn ballen, in zijn gezicht, in zijn ribben,
Reik me het hete ijzer aan, de gummiknuppel.
Spreek! Spreek, jij klootzak.
Deze regels staan in zijn dichtbundel Ik liep Managua in minirok mis, een verwijzing naar de zeven jaar dat hij als gevangene van Somoza vastzat in de Modelo-gevangenis, juist in de tijd (begin jaren zeventig) toen de zoomen van de jurken in de hoofdstad tot boven de knie kropen.

Mijn buurman aan dek van de veerboot is elektricien. Hij is naar Ometepe geroepen vanwege de haperende wifi op het eiland. Eduardo, heet hij. ‘Niets werkt meer’, zegt hij op gedempte toon. Volgens Eduardo is de kiem voor de misère van nu gelegd bij de verkiezingsnederlaag van het FSLN in 1990. ‘Er was iemand die niet tegen z’n verlies kon.’
Dat Daniel Ortega als een machtswellusteling revanche heeft genomen, viel volgens Eduardo alleen medisch te verklaren: de president was een pathologisch geval. Zijn vrouw zou hem intussen volledig overvleugelen. Binnen hun ‘duopolie’ balsemt Murillo de ziel van haar onderdanen met toespraken over familiewaarden, de evangeliën en de lessen in dienstbaarheid en kalmte van de Indiase goeroe Sai Baba. Ortega vaardigt decreten uit die welvaart moeten brengen.
‘Hij presenteert zich graag als een doener’, beaamt mijn gesprekspartner. ‘Maar als het erop aankomt, blijkt hij ook een dromer te zijn.’
‘U doelt op het kanaal?’
‘Het kanaal is een klucht. De VS zullen de bouw ervan niet toestaan zolang de Sandinisten aan de macht zijn… en zeker niet onder president Trump.’
Als een handelaar in hoop belooft Daniel Ortega van tijd tot tijd om Nicaragua – nu echt! – te doorklieven met een waterweg van de Atlantische naar de Stille Oceaan: een vaarroute die het Panamakanaal naar de kroon moet steken. Daar waar wij nu varen loopt een deel van het uitgetekende tracé: dwars over het Meer van Nicaragua, via een diepe, nog uit te baggeren geul.
‘Maak je geen zorgen. Dat kanaal is een luchtspiegeling.’ Eduardo wijst in de verte op een landingsbaan aan de voet van de vulkaan: een zwarte asfaltreep met witte strepen, te midden van het oerwoudgroen. ‘Dat daar is een vliegveld zonder vliegtuigen. Tien jaar geleden aangelegd. Er zou een lijnvlucht komen tussen Managua en Ometepe. Maar de enige verbinding is deze trage veerboot.’

In december 2013 schoof Daniel Ortega de Chinese miljardair Wang Jing naar voren als de verlosser die Nicaragua uit het geopolitieke verdomhoekje kwam halen. Het werd de zakenman vergund om niet alleen het 278 kilometer lange Nicaragua-kanaal aan te leggen (met sluizen en al), maar ook twee diepzeehavens, een olieraffinaderij en een spoorlijn van kust tot kust. De geschatte kosten (50 miljard dollar) zouden met tolheffingen worden terugverdiend.
Het parlement nam een onteigeningswet aan voor huizen en boerderijen die in de weg staan. In combinatie met een nieuwe pensioenwet leidde dit in april 2018 tot massale protesten. Murillo noemde de betogers ‘bloeddorstige vampiers’ die het land met straatvuren en barricades in wanorde wilden storten. Van schrik trok Ortega de pensioenwet weer in, maar de geest leek uit de fles. Net als in de tijd van de Somoza-dictatuur kwamen de berooide, onderdrukte Nicaraguanen in opstand. De familie Ortega-Murillo stuurde de gevreesde Policia Voluntaria op hen af: bewapende brigades ‘jonge Sandinisten’. Samen met de reguliere ordetroepen wisten zij na drie maanden de rust te herstellen – ten koste van meer dan driehonderd mensenlevens.
In Rivas werden mannen en vrouwen opgepakt die voorop hadden gelopen bij marsen tegen de onteigeningen. Hoewel het verzet was gebroken, ging er geen spade de grond in. Aan de andere kant van de wereld was het fortuin van kanaalbouwer Wang Jing als bij toverslag verdampt. Ortega en Murillo namen het woord ‘canal’ niet meer in de mond.
Tot november 2024, toen de twee mede-presidenten hun blauwdruk onthulden voor een nieuw kanaalplan dat in omvang nog ambitieuzer is dan het gefnuikte. Met een diepte van 27 meter en een lengte van 445 kilometer moet dit ‘Gran Canal de Nicaragua’ worden uitgegraven door de landmassa’s van de noordelijke provincies. De prijs valt wat hoger uit: 65 miljard dollar. Hoofdcontractor is ditmaal het Chinese bouwbedrijf CAMC uit Beijing. ‘El Gran Canal de Nicaragua zal ervoor zorgen dat we in waardigheid kunnen leven’, profeteerde Daniel Ortega bij de onthulling. Het gepresenteerde tracé is vijf keer langer dan het Panama-kanaal.

De schouderhoge bronzen Sandino bij de aanlegsteiger van Ometepe valt nauwelijks op tussen de verhuurbedrijfjes van scooters en mountainbikes. We lopen naar ons hotel op de heuvel, waar de eigenaren Jorge en Elena ons scooterrijles geven op een honkbalveld. Spontaan vertelt Jorge over de crisis van 2018, toen Nicaragua rood kleurde op de reisadvieskaartjes. De toeristen bleven weg. Om te kunnen eten waren de inwoners van Ometepe, zo’n dertigduizend in getal, weer gaan schoffelen in hun moestuinen. Bloemperken werden yuccaveldjes. ‘Onze grootouders waren campesinos,’ zegt Jorge, ‘onze ouders zijn dit hotel begonnen, en wij werden ineens weer campesinos.’
Onderweg op het eiland komen we welgeteld één handelsgewas tegen: tabak. Tussen de kniehoge, donkergroene bladeren staan mannen en vrouwen onkruid te wieden. ‘We hebben nu 400 hectare tabak op Ometepe.’ De oogst blijkt bestemd voor Cuba, waar er ‘Cubaanse’ sigaren van worden gerold. Cohiba’s, in dit geval. Cuba, zegt de opzichter, is een van de weinige landen die Nicaragua nog steunt. Ons vermoeden met een FSLN-aanhanger van doen te hebben, wordt meteen gelogenstraft. Zonder aansporing begint de tabaksplanter af te geven op de Banco Central. Die zou de staatskas vullen door geld af te pakken van alle hardwerkende Nicaraguanen in het buitenland die dollars overmaken aan hun familieleden.

© Frank Westerman
Het begint op te vallen hoe onbevreesd de Nicaraguanen afgeven op hun overheid. Maar op de vraag of er weer strijdlust broeit, schiet de opzichter in de lach. De jongeren van nu werken in Costa Rica om een smartphone te kunnen kopen. Het politieke bewustzijn van een hele generatie zou in slaap worden gesust door hun getuur naar nietszeggende filmpjes op sociale media – als het nieuwe opium voor het volk.
Wat vindt hij van Daniel Ortega?
‘Wij hebben een president die een dictator verdreef en nu zelf dictator is geworden.’
Niet de verbeelding, maar de ironie is aan de macht?
‘Zo is dat!’
Gevraagd naar ‘co-presidente’ Murillo wordt de tabaks-teler ernstig. ‘Zij is een heks’, zegt hij. ‘Una bruja.’
Mijn dochter heeft moeite met dat label: het is seksistisch.
‘Maar ik citeer alleen maar.’
‘Je citeert een man.’
Eerder al heeft ze zich geërgerd aan de nadruk die er wordt gelegd op het uiterlijk van Murillo, haar rode lippenstift, haar zijden sjaals en haar met jade ingelegde ringen – geen journalist die er níét over uitweidt. Door Vera’s bril bezien is het te grote ego van Daniel Ortega getekend door zijn machismo.
Anders dan in mijn studententijd, toen we de dynamiek van de geschiedenis toeschreven aan de massa, hebben Vera en haar leeftijdsgenoten oog voor het individu. Niet de klassenstrijd, maar de psychologie van de machthebbers geeft de doorslag. Wil je iets van de wereld begrijpen, dan heb je meer aan Shakespeare dan aan Marx. Onder de Nicaraguaanse oppositie in ballingschap leeft de volgende overtuiging: Murillo heeft haar bloedeigen dochter verstoten niet uit liefde voor haar man of trouw aan de Sandinistische zaak, maar in ruil voor de macht. Als een Lady Macbeth kan ze Daniel Ortega voor de rest van zijn leven chanteren met de mogelijkheid om het op elk gewenst moment alsnog voor haar dochter op te nemen.

Zelf worstel ik in de eerste plaats met de desillusie die Daniel Ortega voor mij belichaamt. Als lid van de Midden-Amerika Werkgroep heb ik in Wageningen, toen ik de leeftijd had die mijn dochter nu heeft, nota bene voor het Frente Sandinista lopen collectéren. Geboeid keek ik naar de ‘videobrieven’ die Emile Fallaux voor de VPRO vanuit Nicaragua verstuurde. Ik herinner me hoe blij ik was dat Salman Rushdie het regime, ondanks zijn kritiek op de perscensuur, het voordeel van de twijfel schonk. De Sandinisten, schreef hij, zijn geen verstokte communisten. ‘Als Nicaragua een staat naar Sovjet-model was, dan was ik de keizer van China.’
Reizend in Nicaragua dringt het tot me door hoe gemakkelijk frisse ideeën onfris worden. Bevlogenheid heeft een korte halfwaardetijd. En ja, ook linkse poëten kunnen via de stembus uitgroeien tot potentaten. Maar als ik in de jaren tachtig naïef was, dan was ik naïef in commissie. Ook Salman Rushdie is erin getrapt. Op de door hemzelf opgeworpen vraag of Daniel Ortega en Rosario Murillo mogelijk dictators in spe zijn, antwoordde hij in 1986: ‘Nee, pertinent niet.’


© Frank Westerman
Kanoënd bij ondergaande zon in de baai van Playa Mangos zegt Vera: ‘Ik heb nog nooit zo’n mooie plek gezien.’ Ik ook niet. Een verslaggeefster van de BBC die in 2022 dezelfde kanotocht maakte, had onder inwoners van Ometepe een hoopvolle stemming opgetekend. Zo voorspelde de eigenaar van haar pension de komst van een nieuwe stroom toeristen zodra er olietankers en containerschepen in optocht langs het vulkaaneiland zouden varen. Scheepsspotters, zoals er ook in Panama op de heuvels aan weerszijden van de sluizen neerstrijken.
Háár kanogids maakte zich zorgen over de vernietiging van het ecosysteem. ‘De flora en fauna zal afsterven.’
De onze vindt dat onzin. Waarom?
‘Er kómt geen kanaal.’
Hij zegt dat er al jaren een grap rondgaat die de status van een uitdrukking heeft gekregen: als iemand een loze belofte doet, dan antwoord je schamper: ‘Proyecto Canal!’
Toch een troost, de gedachte dat de natuur het van de dictatuur zal winnen.
Dit essay werd geschreven voor MO*156, het zomernummer van MO*magazine. Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.