Grote namen met recente boeken

Extra

Zomerbibliotheek 2023

Grote namen met recente boeken

Grote namen met recente boeken
Grote namen met recente boeken

Welke boeken moeten mee op vakantie of wil je thuis onder een parasol lezen deze zomer? Gie Goris gaat door zijn stapeltjes recent gelezen boeken, en opent met enkele grote namen, hun recente romans en de notities van een lezer.

1. Woorden overwinnen extremisme: Victoriestad (Salman Rushdie)

Het probleem met nieuwe boeken van Grote Schrijvers is dat ze vaak beoordeeld worden zonder ze rustig te lezen. Het boek wordt gemeten tegen het vroegere werk, tegen de meesterwerken, tegen een oeuvre dat eruit ziet als de trofeeënkast van Bashir Abdi, vol literaire bekers en academische medailles.

Of het wordt geprezen of afgebroken op basis van het ruimere personage dat de schrijver in de samenleving geworden is. Niet de roman wordt gerecenseerd, maar de politieke of maatschappelijke positie van de auteur.

Dat laatste was zeker het geval toen Victoriestad dit voorjaar uitkwam. De nieuwe roman van Salman Rushdie werd bijna unaniem geprezen (op de dag van verschijning) als zijn overwinning op de haat en het fanatisme dat hem enkele maanden daarvoor nog maar eens bijna het leven had gekost. Er ging bijna meer aandacht uit naar het ooglapje dat het beschadigde rechteroog bedekte dan naar het verhaal van Pampa Kampana en de stad Vijayanagar die Bisnaga genoemd wordt.

Victoriestad werd bijna onvermijdelijk gelezen als Rushdie’s antwoord op de moordaanslag.

Voor alle duidelijkheid: er is niets mis met alle aandacht en steun voor de manier waarop Salman Rushdie al meer dan drie decennia weerstand biedt aan islamistische extremisten die hem naar het leven staan wegens zijn roman De Duivelsverzen. En de aanslag die hem in augustus 2022 bijna het leven en alvast een rechteroog kostte, lag de lezende wereld nog zo vers in het geheugen dat een nieuwe roman bijna onvermijdelijk als een antwoord daarop gezien werd.

Een superieur antwoord bovendien, want bruisend van taalvirtuositeit in plaats van moorddadig extremisme. En vol creatieve verbeelding die heel uitdrukkelijk weigert zich aan de grenzen van het mogelijke of zelfs het denkbare te houden, laat staan zich te onderwerpen aan welk dogma dan ook.

Maakt Victoriestad die verwachting waar? Dat is in wezen een oneigenlijke vraag. Salman Rushdie maakt zijn eigen belofte op leven, schrijven en spreken waar. Dat volstaat als nederlaag voor al wie hem het zwijgen wil opleggen.

De eigenlijke vraag is: maakte Rushdie met Victoriestad de belofte op een meeslepend verhaal in virtuoze taal waar? Mijn antwoord daarop klinkt minder uitbundig dan bij de eerste recensenten te lezen was.

Het verhaal begint bij het magische ontstaan van de stad en haar bewoners, waarbij Pampa Kampana gebruik maakt van twee rondtrekkende broers, Hukka en Bukka. Het eindigt 340 bladzijden en 245 jaar later, als een eindelijk oud geworden Pampa Kampana de boeken sluit en wacht op de verlossing van de dood. De hele historische periode waarin de roman zich afspeelt, volgt de persoonlijke perikelen van Pampa Kampana tegen de achtergrond van de opkomst, de bloeitijd, het verval, het herstel en de ondergang van een Zuid-Indiaas rijk.

Om één centraal personage 2,5 eeuw aan te houden, moet Rushdie uiteraard een paar magische trucs gebruiken. Waaronder de opvallend trage veroudering van Pampa, die daardoor haar eigen kinderen van ouderdom ziet sterven terwijl ze zelf nog niet vol in de fleur van haar leven is. Op cruciale ogenblikken kan diezelfde Pampa magische krachten inzetten, maar op andere kan ze dat niet. Dat is zelfs, of zeker, in een magisch-realistische roman een doodzonde, want je verliest je geloof in de wondere wereld die gecreëerd wordt.

Op cruciale ogenblikken kan Pampa magische krachten inzetten, maar op andere kan ze dat niet. Dat is doodzonde.

Soms lijkt het trouwens dat net dat Rushdie’s bedoeling is. Hij komt, als fictieve historicus die het grote werk van Pampa Kampana – de Jayaparajaya of Victorie en Nederlaag – becommentarieert, voortdurend zelf tussen met beschouwingen, toelichtingen en interpretaties. Het is voor de lezer dus een beetje navigeren tussen de gebeurtenissen, de beschrijving die Pampa Kampana ervan geeft en het commentaar van de auteur. Maar die complexiteit hanteert Rushdie meesterlijk.

Naast Pampa en de broers Hukka en Bukka Sangama zijn er een wijze asceet die zich ontpopt tot religieus politicus, een Europese handelaar die de aanwezigheid van een wereld buiten Zuid-India verbeeldt, de kinderen van Pampa en de drie jaloerse broers van Hukka en Bukka.

Er zijn uiteraard concurrerende vorstendommen in de regio en er is een magisch woud waar vrouwen heersen, waar groene en bruine apen wonen, maar waar roze apen dreigen. En uiteraard duiken er elke andere pagina nieuwe figuren of gebeurtenissen op, anders was het geen Rushdie-festival van kennis, verwijzingen en verbeelding. Dat vreugdevuur van waargebeurde en volkomen verzonnen verhalen blijft wel altijd op armlengte afstand van de lezer. Het verhaal pakt of ontroert niet, het vermaakt en daagt uit, dat wel.

Victoriestad is ook een manifest voor de literatuur. Op bladzijde 53 lees je al: ‘Fictie kon even krachtig zijn als geschiedenis, omdat ze de nieuwe mensen aan zichzelf onthulde, hun de kans gaf hun eigen karakter en het karakter van de mensen om hen heen te leren kennen, en reëel te maken.’

Verder, op bladzijde 130: ‘Of het is allemaal waar, of niets ervan is waar, en we geloven liever in de waarheid van een goed verteld verhaal.’ In werkelijkheid heeft Salman Rushdie verhalen geschreven die veel beter verteld waren dan dit Victoriestad, en dat maakt het net zo moeilijk te geloven.

In de laatste woorden van Pampa Kampana legt Rushdie nog eens zijn eigen geloof in de kracht van literatuur. Over de koningen die heersten, schrijft ze: ‘Toen ze leefden, kenden ze overwinningen of nederlagen, of allebei. Nu kennen ze geen van beide meer. Woorden zijn de enige overwinnaars.’

Daarop volgt een programmatische verklaring die – inderdaad – moeilijk anders gelezen kan worden als Rushdie’s opgestoken vinger naar zijn fanatieke tegenstanders: ‘Alleen deze woorden die deze dingen beschrijven blijven… Hun daden zullen alleen bekend zijn zoals ze zijn opgetekend. Ze zullen betekenen wat ik wil dat ze betekenen. Ikzelf ben nu niets. Het enige wat over is, is deze stad van woorden. Woorden zijn de enige overwinnaars.’

Je wordt er stil van, maar er is toch één bedenking bij te maken: de schrijver overschat zijn eigen rol en vergeet de rol van de lezer te vermelden. De betekenis van wat geschreven wordt, ligt uiteindelijk bij de lezer, niet bij de schrijver.

Victoriestad door Salman Rushdie is uitgegeven door Uitgeverij Pluim. 348 blz. ISBN978 94 933 0437 6

2. Het goede doen: geldt dat gebod voor iedereen?: Gratie (Aravind Adiga)

Sinds De witte tijger is Aravind Adiga ook een Grote Naam, zou je denken. Toch is de publicatie Gratie (oorspronkelijk verschenen als Amnesty in 2020) onopgemerkt voorbij gegaan.

Dat heeft vooral te maken met de vergelijking met het “meesterwerk”. De witte tijger kreeg de Booker Prize en speelde vol in op de exotische fantasieën over India, terwijl Gratie ongemakkelijke vragen stelt bij de manier waarop het Noorden omgaat met mensen zonder papieren.

Dat Gratie het moet stellen zonder de sprankelende stijl en de literaire drive van De witte tijger zou dus wel eens een heel bewuste – literaire – keuze kunnen zijn. In plaats van een voortdenderend verhaal, krijgen we hier een claustrofoob verslag van iemand die gekneld raakt tussen wetten en regels, ambities en onverschilligheid, morele dilemma’s persoonlijke verwachtingen.

Gratie is een claustrofoob verslag van iemand die gekneld raakt tussen wetten en regels, ambities en onverschilligheid, morele dilemma’s persoonlijke verwachtingen.

Dananjaya Rajaratnam is een Tamil uit Sri Lanka die naar Australië reist op een studentenvisum – op basis van zijn inschrijving aan een obscure privé-universiteit. Hij laat de cursussen al gauw voor wat ze zijn en vraagt asiel aan. We leren hem kennen als Danny, een man zonder papieren die in Sydney overleeft door als poetshulp de appartementen van welgestelde Australiërs op orde te houden.

Tussen haakjes: een van de inhoudelijke lijnen van Gratie is het contrast tussen het leven van Danny en dat van zijn werkgevers. Het doet denken aan de beklemmende roman Een zachte hand van Leïla Slimani, waarin een kinderoppas door het lint gaat en de kinderen vermoordt. De voortdurende confrontatie, inclusief het niet uit te bannen wantrouwen, tussen levensstijl en -cultuur van de betere middenklasse en uitzichtloosheid van de rechteloze onderkant van de samenleving moet wel knetteren in de hoofden van de individuen die beide werelden bewonen of betreden. Benieuwd of daarover wetenschappelijk werk bestaat.

Het basisdilemma waarrond de roman draait, ontstaat de dag dat Danny verneemt dat een van zijn klanten vermoord is. Hij meent aanwijzingen te hebben om de schuldige aan te duiden, maar kan hij, als “illegale” daarmee wel naar de politie stappen? Hoe verhoudt moreel gedrag zich met persoonlijk belang, als verblijf of uitzetting de consequentie zijn?

Aravind Adiga maakt er gelukkig geen moraliserende parabel van. In de plaats daarvan ontstaat een verhaal dat wars van rechtlijnige ontwikkeling, in toenemende mate complex én paranoïde wordt. De veerkrachtige asielzoeker wordt een pessimistische tobber, die nu eens dit, dan weer dat wil doen, en onbeslist toch stappen zet in de richting van wat een ontknoping kan zijn.

Gratie is daardoor een beklijvende poging om stil te staan bij de existentiële keuzes die de onzichtbare maar steeds groeiende groep van mensen zonder papieren moet maken. Het is een oefening in empathie met mensen die in onze wijken wonen, onze huizen poetsen, onze aardbeien plukken, onze auto’s schrobben, onze infrastructuren bouwen … maar die we in het dagelijkse leven amper ontmoeten.

Gratie is een oefening in empathie met mensen die we in het dagelijkse leven amper ontmoeten.

Dat doet dan weer denken aan wat de Maleisische auteur Tash Aw zei over zijn roman Wij, de overlevenden: ‘Er is heel weinig interactie tussen de rijke bovenlaag en de onderlaag van migranten. Migranten poetsen de huizen van de rijken, onderhouden de tuinen, werken in hun ondernemingen, maar ze ontmoeten hen nauwelijks. Dat is anders voor buschauffeurs, bouwvakkers, marktkramers… Hun levens worden tegen de levens van de nieuwe immigranten aangeduwd, zonder buffer of economische afstand. Migranten leveren diensten aan rijke Maleisiërs, maar zijn een bedreiging voor arme Maleisiërs. In die context wordt racisme ook meer dan een moreel probleem, het wordt een existentieel probleem.’

Gratie is, met andere woorden, ook een spiegel voor de betere middenklasse die de roman leest. Daarin zien we ons eigen gebrek aan kennis van de realiteit en wordt onze eigen moraliteit dubbel bevraagd: welke keuze vind ik dat Danny moet maken, en besef ik wel wat zulke keuze voor hem betekent? Ik ben er zeker van dat deze roman meer aandacht gekregen had, was er niet die enorme slagschaduw van De Witte Tijger.

Gratie door Aravind Adiga is uitgegeven door Nieuw Amsterdam. 236 blz. ISBN 978 90 468 2638 6

3. Een labyrint van kleur, afkomst en vervreemding
(DealersDochter door Astrid H. Roemer)


Dat Astrid H. Roemer tot de Grote Namen van de Nederlandstalige literatuur behoort, werd in 2016 duidelijk toen ze de P.C. Hooft-prijs ontving en werd bevestigd in 2021 met de Prijs der Nederlandse Letteren.

Dat die erkenning meer dan terecht is, bewijst ze opnieuw in DealersDochter, haar jongste roman.

Het verhaal wordt opgebouwd aan de hand van zeven personages, waarvan er vijf een hoofdstuk toegewezen krijgen. De twee andere – wellicht niet toevallig de moeders – zijn wel voortdurend aanwezig, maar niet echt als handelende personen of drijvende krachten.

Dat zijn de dochters wel, er is dus zeker geen sprake van een eenvoudig genderstereotype, hoogstens wordt de rol en de generatie van Nadia en Heli door deze keuze in vraag gesteld. Dat Heli vermoord wordt, is onvoldoende verklaring voor haar rol op de achtergrond.

De dochters zetten de stukgelopen geschiedenis weer in gang door zelfbewust vragen te stellen en keuzes te maken.

Je zou de opbouw van de roman ook nog anders kunnen begrijpen. De twee mannen / vaders zetten de handelingen in gang die leiden tot de traumatische moord. Ze zijn door hun betrokkenheid bij de drugshandel verantwoordelijk voor het geweld en de uitzichtloosheid van het verleden. De twee dochters (geen zussen) zetten de stukgelopen geschiedenis weer in gang door zelfbewust vragen te stellen en keuzes te maken, ondanks het gewicht van het verleden.

Zij nemen spontaan verantwoordelijkheid voor de toekomst die hen toebehoort. De vriendin van de vermoorde moeder functioneert als tante voor het moederloze meisje en is in zekere zin de brug tussen gewelddadig verleden en beloftevolle toekomst. Ze laveert en vertelt, onthult en versluiert, ze heeft geen echt plan, maar ze laat het verhaal wel scharnieren.

DealersDochter gaat zeker niet enkel over mannen, vrouwen en hun ingewikkelde verhoudingen in de grootstad vol verleidingen en gevaren. De roman gaat onvermijdelijk ook over de verhouding tussen kolonie en kolonisator, en vooral over wat dat historische geweld nog elke dag doet met de mensen die het zichtbaar in zich dragen: van vervreemding tot racisme.

Brandon belichaamt beide. Hij migreert eerst vanuit zijn dorp in de Amazone naar de grootstad Paramaribo en volgt dan een vakantieliefde naar Amsterdam, waar hij het helemaal zelf moet uitzoeken. Losgerukt uit zijn beschermde, kleine omgeving lukt het hem niet om nieuwe ankerpunten te vinden, al komt hij er dicht bij.

Dat heeft niet alleen met vervreemding te maken, maar ook met een omgeving die daarvan misbruik maakt én hem tegelijk verwerpt op basis van zijn zwarte huidskleur. Hij stamt af van marrons, Afrikanen die tot slaaf gemaakt waren en hun toevlucht zochten in het diepste oerwoud.

‘Er zijn ontzettend veel witte landgenoten die niet houden van zwart’, stelt Aqua – een van de dochters – vast. Met daar onmiddellijk aan toegevoegd: ‘Denk niet dat zwarte mensen van elkaar houden, had haar vader gesteld.’

Het geweld tegen het zwarte lichaam is vaak ook autodestructief, daarvoor zou Brandon symbool kunnen staan. Al blijkt hij ongezien ook aan herstel te doen, voor zichzelf en voor de samenleving.

Gemeenschap, afkomst en identiteit: het zijn thema’s die Astrid Roemer in DealersDochter op de meest diverse en onverwachte manieren aansnijdt.

Gemeenschap, afkomst en identiteit: het zijn thema’s die Astrid Roemer in DealersDochter op de meest diverse en onverwachte manieren aansnijdt. Dat geldt op de eerste plaats voor de Surinamers in het verhaal, omdat zij vanuit het oogpunt van de witte meerderheid vanzelf een gemeenschap vormen – al blijkt dat van binnenuit heel anders te werken.

Maar ook die witte meerderheid herbergt heel verschillende geschiedenissen en, als je wilt, identiteiten. Een klasgenoot van Aqua, die haar benen als complimentje vergeleek met die van de raspaarden op de boerderij waar hij woonde, vertelt tijdens een spreekbeurt waar zijn familie oorspronkelijk vandaan kwam, waarom zijn voorvader ooit gevlucht was en hoe belangrijk een paard daarbij geweest was.

DealersDochter is een boek dat verteld wordt vanuit verschillende perspectieven, maar het is geen whodunnit waarin je op het einde tevreden kan vaststellen dat je toch al lang wist wie de dader was of welk motief hij had. Dat soort zaken wordt gewoon meegedeeld.

De verschillende gezichtspunten zijn overlappende pogingen om het labyrint van onze tijd uit te tekenen, misschien in de hoop er zo een uitweg in te vinden. Voor elke nieuwe generatie begint de zoektocht naar uitzicht met het besef dat ze niet aan het begin staat van de toekomst, maar aan het voorlopige einde van de geschiedenis – de familiale, persoonlijke geschiedenis.

De dochters leren dat in de loop van hun verhaal, de moeders bekochten hun hoop op geluk met hun leven (letterlijk of figuurlijk), de mannen vernielen hun eigen kans op geluk en de levens van hun geliefden. Het is allemaal des mensen, en Astrid Roemer schrijft het zo secuur en empathisch op, dat je er als lezer echt rijker van wordt.

DealersDochter door Astrid H. Roemer is uitgegeven door Prometheus. 208 blz. ISBN 978 90 446 4176 9

4. Ergens zijn, nergens thuishoren:
Romeinse verhalen en Waar ik nu ben (Jhumpa Lahiri)

Conservatieve en nationalistische denkers gooien de term kosmopoliet vaak (en snel) naar het hoofd van iedereen die zich niet conformeert aan hun behoudende of communautaire wereldbeeld. Alsof het een gebrek is als iemand zich heel veel plaatsen in de wereld thuisvoelt of begaan is met mensen die niet op hem of haar of hen lijken.

Bovendien blijken die veronderstelde kosmopolieten vaak heel gewone provincialen te zijn: mensen die wel weigeren zich enkel thuis te voelen waar ze (geboren) zijn, terwijl ze toch niet ontsnappen aan de verwachtingen, intriges en waardering van de plek waar ze zich bevinden.

Als iemand terecht en waarderend kosmopoliet genoemd mag worden, dan is het Jhumpa Lahiri. Zij werd in Londen geboren als Nilanjana Sudeshna Lahiri en ze groeide op in Rhode Island, als dochter van twee Indiase migranten die hun toekomst opbouwden in de Verenigde Staten, maar die thuis bewust vasthielden aan hun Bengaalse moedertaal en cultuur. Dat leidde tot een voortdurende strijd tussen de jonge Jhumpa, haar Amerikaanse omgeving en haar Indiase ouders. Sinds enkele jaren woont Lahiri deels in Italië en begon ze ook te schrijven in het Italiaans.

‘Taal is misschien wel de meest bepalende gemeenschap en de intiemste manier om ergens bij te horen’

‘Taal is misschien wel de meest bepalende gemeenschap en de intiemste manier om ergens bij te horen’, zei ze daarover in een interview in 2017. ‘Taal is enerzijds een heel gesloten identiteit, want als buitenstaander voel je je altijd kwetsbaar: gebruik je de juiste term, heb je een aanvaardbaar accent? Anderzijds is taal een heel open gemeenschap, want je kúnt een taal leren en dus de taalgrens doorbreken.’

Zowel haar Romeinse verhalen als de roman Waar ik nu ben (2019) werden in het Italiaans geschreven en zijn vertaald in het Nederlands.

Waar ik nu ben heeft de vorm van een niet gedateerd dagboek. Gebeurtenissen worden secuur opgeschreven, mensen en plaatsen worden geportretteerd, gevoelens zonder veel emotie genoteerd. In 46 korte vignetten schetst Lahiri de zelfgekozen eenzaamheid van haar ik-figuur, haar ontmoetingen met vrienden of bekenden, en het onblusbare maar ook onmogelijke verlangen naar iemand, naar meer, naar verbinding. ‘Je kunt niet ontkomen aan de meedogenloze schaduw van dit seizoen, of aan die van je familie. Tegelijkertijd mis ik de goedgunstige schaduw van een ander.’

De Romeinse verhalen hebben diverse hoofdpersonages, al is de eenheid van stem en levensperspectief zo groot, dat je moeilijk anders kunt dan de negen verhalen als facetten van één verhaal – één stad, maar ook één beleving – te ervaren.

De taal die Lahiri hanteert is spaarzaam, helder en ingehouden. Ze is een auteur die haar literaire waarde niet probeert te etaleren in indrukwekkende zinnen of barokke taal, maar in opmerkzaamheid en menselijkheid. Dat was al zo toen ze kortverhalen schreef in het Engels (Een tijdelijk ongemak of Vreemd land), dat blijft zo nu ze Italiaans als instrument gebruikt.

Haar schrijfstijl is tegelijk heel betrokken én afstandelijk. Dat is opmerkelijk, zeker in een roman die leest als een dagboek, omdat je dat genre toch makkelijk associeert met zelfbeklag of tranerige verslagen.

Waar ik nu ben speelt zich af in een niet genoemde Italiaanse stad, waar een niet genoemde vrouw mensen opvoert zonder naam en waarin brokken verleden opduiken maar nauwelijks verwachtingen voor de toekomst. Zo klinkt het al een bijna frigide tranche de vie, maar dat klopt helemaal niet. Want gaandeweg voel je doorheen de fragmenten de breuken en de littekens, niet van een dramatisch trauma maar van een geleefd leven. De herkenbaarheid vergroot omdat niemand een naam heeft en je dus toch ook het gevoel krijgt je eigen dagboek te herlezen.

Doorheen de fragmenten voel je de breuken en de littekens, niet van een dramatisch trauma maar van een geleefd leven.

Ook in de Romeinse verhalen worden de personages niet benoemd of letterlijk identificeerbaar. Ze zijn “mijn vader”, “de antropoloog”, “een bevriend koppel”.

Vreemd genoeg heb ik het gevoel dat het procedé in deze verhalenbundel eerder afstand schept dan identificatie in de hand werkt. Het komen en gaan van personages zonder naam, met allemaal diezelfde onthechte houding, dreigt hen gaandeweg te reduceren tot abstracties, al vermoed je tegelijk dat het allemaal avatars zijn van de auteur.

In Dante Alighieri, het laatste Romeinse verhaal, laat Lahiri in elk geval haar eigen levensfilosofie beeldend samenvatten door haar personage:

‘Maar zij bezwijkt niet. Wat bezwijkt, zijn alleen geschreven woorden die persoonlijk bezorgd worden, vriendschappen, lichaamscellen, schoenen met luipaardpatroon en de zondagse lunches van vroeger, zowel puberale als volwassen hartstochten, winkeltjes die messen en huishoudapparatuur verkopen, de bezorgdheid van ouders, kinderstemmen, mosselschelpen op de rand van je bord. Wat blijft, is weemoed om bepaalde dingen.’

Waar ik nu ben is niet autobiografisch, maar als ik het interview uit 2017 herlees, dan heb ik wel het gevoel dat sommige zinnen die zij toen over zichzelf uitsprak net zo goed in deze roman hadden kunnen staan.

‘Tegelijk gaat er bijna geen dag voorbij zonder dat ik denk: was het toch niet fijn geweest ergens vandaan te komen? Zou het niet makkelijker geweest zijn om op te groeien en te leven zonder dat ongemak om nergens bij te horen? Zou het niet beter geweest zijn als ik omringd was door zekerheden: waar ik thuishoor, waar ik elke zomer op vakantie ga, welke taal ik spreek, welke smaak ik heb omdat ik die geërfd heb van mijn moeder die net als mijn grootmoeder…? Toch voel ik dat de vrijheid die samenhangt met versplintering en veelvuldigheid me ook veel vreugde schenkt.’

Dat gevoel van ergens zijn en nergens thuishoren klinkt zowel in de verhalen als in de roman voortdurend door. Lahiri’s personages zijn spiegelfragmenten van de auteur, migranten die vaak met gemak grenzen oversteken zonder zich ooit te vestigen in de existentiële betekenis van dat woord. In die zin zijn de meeste personages eerder expats dan migranten. Dat belet niet dat de observaties die Lahiri maakt zelfs gelden voor wie binnen eigen land een buitenstaander is.

Waar ik nu ben door Jhumpa Lahiri is uitgegeven door Atlas Contact. 153 blz. ISBN 978 90 254 54010 2

Romeinse verhalen door Jhumpa Lahiri is uitgegeven door Atlas Contact. 222 blz. ISBN 978 90 254 7410 2

5. Hunkeren naar en afwijzen van erkenning:
De diepst verborgen herinnering van de mens (Mohamed Mbougar Sarr)


Mohamed Mbougar Sarr werd een Grote Naam door de indrukwekkende, gelaagde en uitdagende roman De diepst verborgen herinnering van de mens. “Bekroond met de Prix Goncourt 2021” heeft de uitgeverij op het voorplat gedrukt, want die literaire prijs is zowat de Nobelprijs voor Franstalige literatuur.

Dat die ging naar een jonge auteur van Senegalese afkomst was op inderdaad opmerkelijk, want voordien kreeg geen enkele sub-Saharaanse auteur die onderscheiding. En zowat iedereen die De diepst verborgen herinnering leest, stelt vast dat het boek de prijs méér dan waard was.

Je zou kunnen concluderen dat de roman een soort recensie is van zichzelf en een voorbeschouwing op het eigen succes

Uit een oppervlakkige lezing van boek en besprekingen, zou je kunnen concluderen dat de roman een soort recensie is van zichzelf en een voorbeschouwing op het eigen succes. De verhaallijn draait immers om een Afrikaanse schrijver in Parijs (zoals Mbougar Sarr) die een boek schreef dat in de jaren voor WOII voor een waanzinnige hype zorgde.

Maar meteen stoot je op de beperking van die lezing, want het hoofdpersonage is een andere jonge schrijver van Afrikaanse afkomst – ‘een grote belofte’ — die vele jaren later in Parijs op zoek gaat naar die eerdere auteur, die na onterechte en vooral koloniale kritiek op zijn werk stopte met schrijven, zweeg en verdween.

In die zoektocht duiken voortdurend andere schrijvers op: Afrikanen die het in Parijs proberen te maken (zoals Mbougar Sarr), maar ook een Congolees die het francofone circus op de Rive Gauche voor bekeken houdt en terugkeert naar de plek waar hij zijn oertrauma opliep. De auteur neemt ons zelfs mee op uitstapjes naar Buenos Aires en Amsterdam, waar alweer nieuwe schrijvers opduiken – historische figuren die verbeeld worden of verbeelde figuren die de geschiedenis onderzoeken.

De diepst verborgen herinnering is dan ook een schrijversboek waarin veel en verstandig gereflecteerd wordt op schrijven, literatuur, de literaire kringen en de machtsverhoudingen tussen centrum en periferie, meer bepaald tussen de Parijse canonbouwers en de Afrikaanse schrijvers die internationale erkenning zoeken.

Dat laatste is misschien wel het hoofdthema van de roman: hoe dekoloniseer je een literatuur die zo gecentreerd is rond de koloniale metropool als de Franse? Musimbwa, de Congolese schrijver (en het karakter of deelverhaal dat mij het meest aangreep), heeft daar een heel uitgesproken mening over. De ervaring van de gevierde, verguisde en verdwenen auteur T.C. Alimane, stelt hij, hield een waarschuwing in voor Afrikaanse schrijvers: ‘Verzin je eigen traditie, schep zelf je literaire geschiedenis, ontdek je eigen vormen, doorleef ze op de plekken waar je verkeert, verrijk je innerlijke verbeelding, zorg dat je een eigen domein hebt, want alleen daar zul je een bestaan voor jezelf kunnen opbouwen, maar ook voor anderen’.

Iedereen verwerpt en bestrijdt het culturele imperialisme van de koloniale hoofdstad, én reproduceert het tegelijk.

De verteller, Diégane Faye, is het daar niet mee eens. Maar dat is niet de essentie. Belangrijker is dat bijna iedereen tegelijk het culturele imperialisme van de koloniale hoofdstad verwerpt, bestrijdt én reproduceert.

In een mooi interview met Marijn Kruk voor de Groene Amsterdammer, zegt Mbougar Sarr dat hij zich tussen Musimbwa en Faye bevindt: wonend in Parijs en vaak terug in Senegal. Hij is zich bewust van de dubbelheid van zijn eigen positie, en wellicht die van vele schrijvers, intellectuelen en academici. ‘Net als mijn schrijvende personages ding ik naar de gunsten van het Franse literaire establishment, en schaam ik me daar enigszins voor.’

Die dubbel(zinnig)heid zou ook wel kunnen verklaren waarom het dekoloniseringsdebat vooral een zaak van academia is. De migranten aan de onderkant van de samenleving worstelen wel met racisme en discriminatie, veel minder met het hunkeren naar erkenning door de gevestigde orde.

De auteur en het boek die de inspiratie leverden voor De diepst verborgen herinnering van de mens zijn de Malinese schrijver Yambo Ouologuem en zijn Le devoir de violence. Dat boek is net nu vertaald en uitgegeven door Jurgen Maas. Het levert hopelijk veel interessante nieuwe sleutels om de roman van Mbougar Sarr te (her)lezen, want die verdient dat. Volgens Sarr ging de controverse over Le devoir de violence niet enkel over vermeende plagiaat, maar ook over de niet-geromantiseerde kijk op geweld in pre-koloniaal Afrika.

Waarover het fictieve boek Het labyrint der onmenselijkheid van T.C. Alimane ging, verneem je eigenlijk nooit. Maar gezien door het prisma van de oorspronkelijke inspiratie, zou je kunnen veronderstellen dat de roman een niet-geromantiseerd beeld van onmenselijkheid in pre-koloniaal Afrika toonde – en dat het daarom zo explosief is in kringen van hedendaagse schrijvers van Afrikaanse afkomst, die zo diep geïnvesteerd zijn in dekoloniale debatten. Het is louter speculatief, maar biedt alweer een nieuwe bril om het boek te lezen.

Ten slotte: Mohamed Mbougar Sarr heeft niet enkel een actuele en uitdagende ideeënroman geschreven, hij heeft ook een literair meesterwerk geschreven. De veelheid aan stijlen en vormen, de geografische en historische verscheidenheid, de hoofdpersonages en nevenpersonages, alles lijkt hij moeiteloos te integreren in een vertelling die complex én meeslepend is, vermakend én hoogstaand.

Wie het boek nog niet las, moet dat dringend doen. Want straks ligt de nieuwe Mbougar Sarr al in de boekhandel (Een echte man, oorspronkelijk uit 2018), en daarvoor zou je dus zeker ook nog De onvermijdelijkheid van geweld door Yambo Ouologuem moeten lezen.

Au boulot.

De diepst verborgen herinnering van de mens door Mohamed Mbougar Sarr is uitgegeven door Atlas Contact. 461 blz. ISBN 978 90 2547 282 5