Les Neiges du Kilimandjaro

Extra

Tiramisu als levensfilosofie

Les Neiges du Kilimandjaro

Les Neiges du Kilimandjaro
Les Neiges du Kilimandjaro

Dirk Dufour (Filmmagie)

16 november 2011

Wat is een goed leven? Een eigen huis, een knus gezin, een tuin met pergola, een mooie reis naar Tanzania? Of zit het dieper: fier en tevreden kunnen terugblikken op de keuzes die we hebben gemaakt? Dat we de moed opbrengen om ons eigen leven te begrijpen en bij te sturen, en af en toe ook iets voor een ander te doen? Over die dagelijkse strijd vertelt de Franse, in Marseille residerende en filmende cineast met de Armeense roots, Robert Guédiguian, eens te meer een wonderlijk eenvoudig en genereus verhaal.

Marseille. Het blauw van zee en lucht, de dokken en de kranen, de meeuwen en de krekels, de sjofele straten van de arbeiderswijk l’Estaque. Ondanks zijn innerlijke emotionele en morele turbulentie kabbelt de film rustig door op het uiterlijk lome ritme van deze Ozu-achtige wereld, waar Guédiguian (L’armée du crime, La ville est tranquille, Mariusz & Jeannette) opgroeide. Ook Michel is zo: een diep bewogen vakbondsman, die blijvend inspiratie uit Jean Jaurès put, maar toch rustig, bedachtzaam, discreet, al wat ouder.

Les neiges du Kilimandjaro begint ook met zo’n drama in mineur; Michel bepaalt door lottrekking welke twintig dokwerkers hun baan verliezen, en hij stopt zijn eigen naam er ook bij. Op de weg naar huis drijft een papieren bootje op een plas, gevouwen uit de folder van een Indisch restaurant. Dus gaat hij met Marie-Claire Indisch eten om haar het nieuws te melden. Waarop zij, monkelend en trots: “Het is toch vermoeiend om met een held samen te leven. Wat gaan we eten?”. De toon is gezet. Er hangt enige twijfel over de vraag: hoe zal deze held op rust overleven, want een nieuwe baan zit er op zijn leeftijd niet in?

Maar het leven en de film lijken in de plooi te vallen van alledaags geluk, in de kring van vrienden en gezin. De dagen raken gevuld: met de kleinkinderen naar het strand, een pergola bouwen voor de zoon, een centje bijverdienen met reclamefolders bussen, schoonmaken bij een oude vrouw, barbecues en een reis naar Tanzania waar iedereen voor heeft samengelegd. En vooral, nog grote liefde samen, voldaan over het leven dat ze hebben geleid. Op de klanken van een ballad van Joe Cocker.

En dan barst die zeepbel. Overvallers dringen hun huis binnen, binden Michel, Marie-Claire en haar zus Denise en haar Raoul vast, en stelen de reistickets. Guédiguian filmt ook dat laconiek, bijna banaal, en het leven lijkt gewoon verder te gaan. Maar niets is nog wat het was. Denise slaapt niet meer, en bij de getraumatiseerde aanblik die ze biedt, begrijp je dat Raoul vooral harde straffen wil. Maar voor Michel wordt het niet zo simpel. Schok één: de dader is een van de ontslagen dokwerkers, die alleen voor twee broertjes zorgt en met het geld zijn achterstallige huur betaalde. Schok twee: wanneer de politie Michel even alleen laat met de dader, Christophe, doet hij het ondenkbare. Hij slaat een vastgebonden man. Want Christophe provoceert hem, valt hem aan op de lottrekking en zijn gesettelde leventje. Schitterend laten de acteurs voelen hoe ze zonder veel woorden worstelen met weerstand en revolte, wanhoop en schuldgevoelens. Stilaan halen begrip en generositeit de overhand. Michel trekt de aanklacht in, maar te laat. Hij verkoopt de reisbiljetten, en schenkt het geld aan de broertjes van Christophe. En verzwijgt dat voor Marie-Claire, al gaat zij intussen zelf de jongens opzoeken en de moeder spelen die ze nooit hadden.

Hartverwarmend hoe ze het van elkaar ontdekken, en beslissen om de kinderen onder hun hoede te nemen. De Kilimandjaro – zo mooi bezongen in de Franse meezinger van Pascal Danel — zullen ze nooit zien. Even lijkt het een sprookje, maar Guédiguian snijdt meteen naar de harde reacties van onbegrip van de kinderen; er zijn nog zoveel andere kinderen in nood, en wat zullen hun échte kleinkinderen ervan vinden? Maar Michel en Marie-Claire moeten doen wat ze goed vinden. De beloning komt wanneer Denise aandraaft met haar onvolprezen lekkernij, het Italiaanse dessert tiramisu — letterlijk: “trek mij er bovenop” — voor de kinderen; zij heeft de slaap teruggevonden.

Zo naverteld is het moeilijk om recht te doen aan de trefzekerheid van beelden, dialogen en acteurs in een ensemblefilm verwant met Mike Leigh en Woody Allen. Guédiguian rijgt op sobere wijze korte scènes aaneen, gesprekken en observaties van woordenloze taferelen, met af en toe erg mooie toetsen, zoals wanneer Marie-Claire zorgzaam dweilt om de voeten heen van een slapende oude dame. Wel zijn Guédiguian en Milesi retorisch handige scenaristen. Let maar op de slim terugkerende motiefjes: de pergola wordt progressief opgebouwd, de Spidermanstrip van Michel gaat van hand tot hand en laat toe de dader van de overval te snappen, enz. Guédiguian leert ons vooral om voor iedereen begrip op te brengen. Zelfs de moeder die Christophe en zijn broers achterliet snappen we wel. Zelf wilde ze nooit moeder zijn en de man die wel kinderen wilde, verliet haar daarna. Wie is schuldig, wie moet gestraft worden? Is het niet gewoon: het leven? Marie-Claire vindt troost bij een poëtische kelner met voor elk levenskwaaltje een gepaste cocktail. Een beetje naïef misschien, want zo is niemand nog verantwoordelijk voor wat hij doet. Maar Guédiguian doet een warme oproep om vooral niet te snel te oordelen, voor meer generositeit en wat vaker tiramisu voor de mensen om ons heen.

_‘Les Neiges du Kilimandjaro’ is vanaf 30 november te bekijken in de bioscoop. Bekijk hier de trailer.

Deze recensie verscheen in het novembernummer van filmtijdschrift Filmmagie. In het decembernummer van Filmmagie kan je een interview met regisseur Rober Guédiguian lezen._