Tussen schaarste en overvloed: wachten schept tijd

Extra

Tussen schaarste en overvloed: wachten schept tijd

Tussen schaarste en overvloed: wachten schept tijd
Tussen schaarste en overvloed: wachten schept tijd

Tine Hens, Bieke Purnelle, Jos Geysels, Bernard Dewulf en Jeroen Olyslaegers

01 september 2017

Tongeren is de oudste stad van België en dus heeft ze tijd op overschot. Die tijd wil Tongeren delen met de rest van het land, in een artistiek festival dat een half jaar duurt. Vanaf 1 september loopt er een tentoonstellig waarbij foto's van wachtende mensen gecombineerd worden met literaire columns. MO* geeft een voorsmaakje met de beelden en teksten van Tine Hens, Bieke Purnelle, Jos Geysels, Bernard Dewulf en Jeroen Olyslaegers.

De beelden voor de tentoonstelling werden gemaakt door persfotograaf Luc Daelemans. Hij is gefascineerd door het gedrag van wachtende mensen die hun tijd samen delen. Er zijn natuurlijk verschillende wachttijden en wachtruimtes denkbaar maar Daelemans fixeert zich op reizigers wachtende in schuilhokjes op hun bus die hopelijk snel komt. De fotograaf heeft meermaals het traject Luik over Tongeren naar Maastricht afgelegd. En omgekeerd. Die tientallen bushokjes leveren vijftien beelden op die van 1 september tot 31 oktober bij vijftien bushaltes op grondgebied Tongeren geplaatst worden. De wachtenden op de foto worden daardoor levensgrote partners van de wachtende busreizigers. Tien columnisten werden gevraagd een beschouwing te schrijven bij telkens één beeld. Hierbij alvast vijf beelden en vijf beschouwingen.

© Luc Daelemans

© Luc Daelemans​

We zijn economisch productiever dan ooit,  praten vlugger, lopen 10 procent sneller en reageren onmiddellijk wanneer er iets in de wereld gebeurt.  We zijn druk bezig. Heel druk doende. Als je iemand ontmoet en vraagt: ‘ Hoe is het?’, dan krijg je niet zelden het antwoord : ‘Druk. heel druk’.

Niet alleen de tijden, maar ook de tijd is blijkbaar veranderd. Even halte houden is niet van deze tijd. Een pauze nemen is stand-by zijn. Ook in de vrije tijd .
Alles moet onmiddellijk en gelijktijdig. Dus zijn we altijd onderweg. En liefst permanent beschikbaar en bereikbaar. Om een nieuwe afspraak te regelen, een boodschap te ontvangen ,vlug een mening te twitteren of te melden dat we in een file staan (omdat iedereen op hetzelfde moment op tijd wil zijn).

Stilstaan is tijd verliezen, wachten een hinderpaal, iets om je druk over te maken.

Iedereen kijkt naar zijn scherm, niemand kijkt naar zijn gebuur.   De ‘sociale’ media in actie’ :  ‘Connecting people’,  maar niet de mensen in het bushokje.  De wereld is een dorp, maar de medereizigers zijn blijkbaar ver weg.
Trouwens, wanneer gaat die bus eindelijk eens komen? Of zal ze weer te laat zijn met dat druk verkeer?

(Jos Geysels)

© Luc Daelemans

© Luc Daelemans​

“Niets is vreemder dan de relatie tussen mensen die elkaar enkel op zicht kennen, die elkaar dagelijks ontmoeten en observeren, en toch geneigd zijn om de pose van onverschilige onbekende op te houden, en elkaar groeten noch aanspreken.”, schreef Thomas Mann in Dood in Venetië.
De anonimiteit van de stad is even geruststellend als verontrustend. We kunnen mensen kruisen zonder hen te zien, publieke ruimte delen zonder elkaars ruimte te raken. Hoe klein de fysieke afstand ook is, tussen ons en de onbekende anderen gaapt een kloof die we zelden, enkel indien noodzakelijk, oversteken. De meter asfalt die ons scheidt is een nietige maar onoverbrugbare ruimte.
Familiariteit is enkel toegestaan in momenten van gedeelde frustratie, zoals wanneer het openbaar vervoer ons collectief in de steek laat.
Wachten doen we alleen, in onszelf gekeerd, de tijd dodend zoals die tijd ons uiteindelijk zal neerleggen: berustend, onbewogen, schijnbaar zonder daden.
We kijken elkaar niet aan. Kijken zou de quarantaine verstoren.
Iemand staart voor zich uit, in de onpeilbare verte. Iemand tuurt naar de overkant.
Er gebeurt niets. Niet in de naar binnen gekeerde blik, niet aan de overkant.
Wat als wij de wachttijd die we delen en achteloos voorbij laten gaan zouden zien als een mogelijkheid, als tijd die zou kunnen zijn in plaats van tijd die we verliezen. Wat als we de tijd zouden overstijgen door hem te delen, beschroomd, maar genereus.
Wat als we elkaar zouden aankijken en vragen wie we zijn, daar in die tussentijd?

(Bieke Purnelle)

© Luc Daelemans

© Luc Daelemans​

Wat hier nog aankomt is onbelangrijk. De bus, de wildernis, een droom. Er is een meisje dat in haar hoofd zit opgesloten terwijl er iemand op een gitaar speelt en melancholisch zingt. Niemand die weet dat ze daar van houdt. Tegen haar vriendin, ook gekleed in een leren jekker, zegt ze dat ze naar Napalm Death luistert, gewoon omdat ze zeker weet dat die vriendin van haar nog nooit iets van die band heeft gehoord. Waarom liegt ze toch met die t-shirt van een metal band aan waar ze zelf al lang niet meer van houdt? Waarom toch de schijn ophouden? Maar wie weet staat ze er niet bij stil aan dit bushok van hout. Een wat oudere vrouw links van haar denkt eerst aan niets bijzonders, maar die meiden in leder die door het leven stappen alsof het niets is, moeiteloos, bijna dansend, versmachten zelfs de verbeelding, het niets bijzonders, het leven zoals het is, wachtend met een caddie vol met groenten van de markt. En tijd wordt dan toch weer ambetant, godmiljaar. Ze blijft binnensmonds vloeken en sakkeren op het wachten en denkt: ze zien me niet, die meisjes. Hier komt geen bus. Hier zal niets heersen. Hier heerst de pijn van stuk gelopen benen. Dan kijkt het meisje met die legerbottines aan naar de oudere, innerlijke smeulende vrouw, en zegt tegen niemand in het bijzonder dat ze gisterennacht door een droom werd overvallen die haar toonde wat er later voor haar komt.

(Jeroen Olyslaegers)

© Luc Daelemans

© Luc Daelemans​

Wachten

Een van de meest herkenbare verschijningen van verveling én verlangen is het wachten. Op de bus die maar niet komt, een afspraak die maar niet opdaagt of desnoods de prins op het witte paard.
In dat wachten komen verlangen en verveling samen. We verlangen dat de bus snel komt, maar we hebben het niet in de hand. En drentelen, draaien of staan maar wat rond. Of zoals filosoof Coen Simon het verwoordt: de wachtende is “evenveel slaaf als vrij van de tijd”.
Wachten is in die zin een van de meest dubbelzinnige verlangens die we zowat dagelijks ervaren.
Een andere, mij dierbare filosoof, Cornelis Verhoeven, maakt een mooi, veelbetekenend onderscheid tussen ‘wachtenden’ en ‘wachters’. Hun verlangens verschillen wezenlijk van elkaar.
De wachtenden, op de bus bijvoorbeeld, “menen te weten waarop zij wachten”. De wachters daarentegen “weten niet waarop zij wachten of: in werkelijkheid wachten zij alleen maar op het onverwachte dat zich op elk moment kan voordoen”.
Het ultieme wachten zou dan het wachten in een bushokje kunnen zijn zonder te wachten op de bus. Maar op het onverwachte.
En ten slotte toch maar de laatste bus nemen. Naar het volgende hokje. En daar weer wachten. Enzovoort.

(Bernard Dewulf)

© Luc Daelemans

© Luc Daelemans​

Ze kromt haar rug en maakt de brug.
Op de zitbank in de bushalte ‘Hypermarché’.
‘Kijk’, roept ze want nu iedereen wacht, is er tijd vrij om te kijken.
Maar ook hier eisen andere zaken die elders gebeuren de aandacht op.
Een filmpje over een kat die schrikt van een komkommer.
Een foto van een boze man die blij is met een gekke president.
Een hashtag vol verontwaardiging die het onzegbare lekker benoemt, want, héhé, wat lucht dat op.
Niemand merkt de kleine bruggenbouwer in het bushokje op.
Men verbijt de tijd en telt met iedere ademstoot de minuten tot de komst van de bus af.

Stopt de gestrande reizigers met reizen of is het wachten deel van de reis?
Op welke leeftijd krijg je de indruk dat tijd waarin je wacht, tijd is die je verliest en die je – hoe snel je vanaf nu ook loopt, hoe vaker je vanaf nu te vroeg komt - nooit meer kan inhalen?
Alsof het tijd is die niet bestaat en eens voorbij snel vergeten wordt.
Wie wacht heeft geen zicht op de tijd die hij wint.
In een tijd waarin efficiëntie, nut, schriftelijke evaluaties het ritme van de dag aangeven, lijkt hij onbetwistbaar aan de verliezende kant te staan.
Hij heeft zijn tijd niet goed geregeld en slecht beheerd.
Hij is te vroeg vertrokken. Te laat aangekomen. Het enige wat hem rest, is binnensmonds vloeken op de bus die er nooit in slaagt het schema dat zo netjes uigelijnd aan de halte hangt te volgen. Waartoe dient een uurregeling als die toch nooit wordt gerespecteerd?
Het is een van de opmerkingen die men maakt.
Daar aan bushalte Hypermarché.
Terwijl het meisje zo lenig haar rug kromt.
Alsof ze van vloeibaar glas is gemaakt.

Wie wacht denkt zelden aan alle wachtenden die hem zijn voorgegaan.
Ook al doen ze er alles aan om de sporen van hun tijdelijke verblijf zichtbaar te maken.
Ze laten lege blikken achter.
Of ze stappen uit hun schoenen op de bus en rijden op kousenvoeten weg.
Hun schoenen blijven staan.
Als een uitnodiging aan de wachtende die na hen komt
Om niet lang, heel even, al is het maar een honderdste van een seconde
In hun schoenen te staan.
Voor wie het ziet, kunnen schoenen bruggen bouwen.

(Tine Hens)

Meer informatie over het TIJDfestival