Vijftig Nederlandse wetenschappers richten groene, open brief aan politieke onderhandelaars
Floris Van Cauwelaert
16 oktober 2012
–
Geachte heer Rutte, geachte heer Samsom,
Overal in Europa is vergroening van de economie een belangrijk thema in politiek en samenleving. In de huidige formatie van een nieuw kabinet lijkt de groene economie nauwelijks een rol te spelen. De diepte van de systeemcrisis waar we ons in bevinden noopt echter tot een lange termijn visie op de toekomst van onze economie en samenleving. De transitie naar een groene economie speelt hierin een sleutelrol. In deze context vragen bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties van het nieuwe kabinet een leidende rol. Stimuleren en faciliteren van de groene transitie is ons devies.
Steeds duidelijker wordt dat de enige echte uitweg uit de crisis economische en maatschappelijke vergroening is. De huidige financieel-economische crisis is een systeemcrisis, die geworteld is in de onbegrensde wijze waarop wij produceren en consumeren en de uitputting van natuurlijke hulpbronnen die dat met zich meebrengt. Wij geven geld uit wat er niet is en lenen daarbij voortdurend van de aarde, van volgende generaties en de allerarmsten, maar betalen niet terug. Het moment is bereikt waarop deze ecologische onbalans terugslaat op de economie. Elk jaar verliezen we 3-5 triljoen dollar aan natuurlijk kapitaal, een bedrag groter dan wat de economische crisis ons jaarlijks financieel kost. Ergens in de toekomst moeten we dat terugbetalen, maar we schuiven het voor ons uit. Daarin liggen de kiemen voor de volgende crises_ de energiecrisis, grondstoffencrisis en klimaatcrisis. Zonder een transitie naar een groene economie creëren we automatisch de volgende crisis.
Wat verstaan we eigenlijk onder de groene economie? De kern van een nieuwe, groene economie is het schoon en veilig produceren en consumeren van goederen, materialen en energie. ‘Schoon’ betekent dat we geen gebruik maken van fossiele energie (olie, kolen en gas), maar alleen van schone energie, zoals zonne- en windenergie, aardwarmte en bepaalde soorten biobrandstoffen. Een groene economie is circulair, wat betekent dat afval de grondstof vormt voor nieuwe producten_ elk onderdeel van elk product is opnieuw bruikbaar of biologisch afbreekbaar. En een groene economie is ‘biobased’, wat wil zeggen dat we geen aardolie meer gebruiken, maar groene grondstoffen op basis van planten en restproducten.
De groene economie maakt nu nog maar een klein onderdeel uit van de reguliere, grijze economie (ca. 1-3%), maar groeit razendsnel. Drijvende kracht achter deze explosieve groei is de ‘clean tech industry’, de schone industrie, die technische innovatie omvat op het gebied van schone energie, chemie, afvalverwerking, watertechnologie en schoon transport. De schone technologie is de snelst groeiende industrie ter wereld en groeit al jaren met zo’n 30% per jaar. China, Amerika en Duitsland zijn de absolute koplopers en investeren tientallen miljarden dollars per jaar in schone technologie. Nederland behoort tot de grijze middenmoot en onderinvesteert met niet meer dan een paar miljard dollar per jaar in schone technologie. Nederland is mondiaal slechts een nichespeler, die gezakt is van nr. 13 naar nr. 15 (onder landen als België en Spanje) op de mondiale ranglijst van landen die substantieel investeren in een schone economie (Roland Berger, 2012).
De conclusie is dat er een nieuwe mondiale economische ordening ontstaat rondom schone technologie en dat Nederland daar nog niet bij aanhaakt. Dat is vooral economisch onverstandig en zorgwekkend. Elke euro investering in de groene economie levert 3 euro op (Plan Bureau voor de Leefomgeving, september 2012), terwijl elke euro investering in de oude, fossiele economie de samenleving 2 euro kost (Nordhaus e.a., 2011).
De enorme potentie. Investeringen in de nieuwe, groene economie renderen significant meer dan in de oude, fossiele economie. Dit hogere rendement vertaalt zich in meer werkgelegenheid, innovatie en economische structuurversterking. De groene economie is een enorme potentiële banenmotor, de verwachting is dat de komende 5 jaar wereldwijd tientallen miljoenen groene banen worden gegenereerd (UNEP, 2011; OESO 2011). Het gaat daarbij niet alleen om groene ‘hardware’ maar ook om groene ‘software’. De groene economie gaat over veel meer dan schone technologie. Het gaat ook om nieuwe groene diensten, consumptiepatronen en leefstijlen in het bijzonder, nieuwe groene instituties; kortom om maatschappelijke vergroening_ een cultuuromslag naar een duurzamere samenleving. In productieketens draait meer dan 60% van het beslag op materialen, grondstoffen en energie om het gedrag van de consument. Zonder gedragsverandering van de consument zal de groene economie nooit serieus doorbreken. Ook de indirecte druk die de consument kan uitoefenen op bedrijven en overheden is zeer groot.
Voor Europa is de groene economie ook van cruciaal belang. In potentie zijn zo’n 22 miljoen Europeanen betrokken bij de groene economie. In 2012 vertegenwoordigde de groene economie ca. 1-3% van de werkgelegenheid, in 2020 naar verwachting al 5-10%. Duitsland is in Europa de absolute koploper, met Denemarken als goede tweede. Engeland ontwikkelt zich ook snel, met al 1 miljoen groene banen en 152 miljard groene omzet. Er ontstaat een nieuwe economische orde en veel bedrijven begrijpen dat inmiddels. Het is niet overdreven te stellen dat een bedrijf dat niet actief aan duurzaamheid werkt geen bestaansrecht meer heeft over pakweg 10-15 jaar.
Voor Delta Nederland biedt de groene economie unieke kansen. Wij zijn uitstekend gepositioneerd wat betreft de kennis- en fysieke infrastructuur. We hebben grote havens, hoog ontwikkelde landbouw en agrofood voor de levering van grondstoffen, zeer innovatieve chemische industrie voor de verwerking daarvan tot bioproducten en de logistiek voor de benodigde verbindingen. Nederland kan een nieuwe maak- en kennisindustrie ontwikkelen rondom schone technologie, met als speerpunten_ grondstoffenverwerking en –distributie, bioraffinage, klimaatadaptief ontwikkelen, deltatechnologie en land- en tuinbouw, maar ook vergroening van leefstijlen, van de gebouwde omgeving en van steden. Rondom deze nieuwe, schone maakindustrie ontstaat een nieuw type kennisontwikkeling. Broedplaatsen in de vorm van campussen, waar bedrijven en kennisinstellingen gezamenlijk werken aan het ontwikkelen, implementeren en vermarkten van innovatieve kennis voor de schone maakindustrie. Combinaties van leren, werken en ondernemen als ideaal opleidingstraject voor tienduizenden jongeren. De RDM-campus in Rotterdam en het Leerpark Dordrecht zijn hiervan lichtende voorbeelden.
Nederland kan in 10 jaar tijd uitgroeien tot een wereldleider op het gebied van de groene economie. Daarvoor is visie, strategie en actie nodig. En leiderschap. Leiderschap is er al vanuit het bedrijfsleven, met tal van koploperbedrijven. Ook veel wetenschappers benadrukken het belang van economische vergroening in hun plannen voor de zogenaamde topsectoren. Zonder dat daar overigens substantieel extra geld tegenover staat. Veel maatschappelijke organisaties pleitten al jaren voor vergroening van de samenleving. Kortom, men is opvallend eensgezind in het streven om de transitie naar een groene economie te versnellen.
Wat ontbreekt, is een krachtige stimulans en een heldere visie vanuit politiek Den Haag. Wat moet er gebeuren om Nederland tot een groene wereldleider te maken? Wij noemen hier 5 acties als onderdeel van een lange termijn transitieproces_
1. Groen industriebeleid. Een proactief en consistent beleid voor lange termijn dat investeert in de groene maak- en kennisindustrie van de toekomst. Een beleid gericht op systeemvernieuwing en radicale innovatie, met investeringen in kansrijke groene nichesectoren zoals de bio-economie, deltatechnologie en grondstoffenrotonde. Dit vraagt om een regionale visie, vanwege het belang van regionale clustering van bedrijven, kennisinstellingen en overheden. Een investeringsfonds is nodig om strategisch te investeren in groene innovatie, zoals andere landen als Frankrijk en Duitsland ook al doen. Een belangrijk deel van de FES-gelden zou hiervoor kunnen worden aangewend. Dus geen ouderwetse, defensieve industriepolitiek uit de jaren 70 en 80 waarbij miljarden werden geïnvesteerd in noodlijdende takken die alsnog ten onder gingen, zoals textiel, scheepvaart (RSV) of vliegtuigindustrie (Fokker).
2. Fiscale Vergroening. Een belangrijke voorwaarde voor een groene economie is een hervorming van het belastingsysteem. Ooit begon Nederland als één van de eersten in Europa met het vergroenen van het belastingstelsel, daarna stagneerde dat en nu laten we na de belastingen te differentiëren zodat de groene consument en producent kan profiteren. Fiscale vergroening betekent dat milieubelastende en energieverslindende productie en consumptie sterker worden belast, bijvoorbeeld door het opheffen van de vrijstellingen op belastingen voor energieproducenten (kolen), terwijl energiebesparende en milieuvriendelijke activiteiten, producten en diensten worden gestimuleerd. Het indirect subsidiëren van fossiele brandstoffen via fiscale -, schaal -, en investeringsvoordelen wordt afgeschaft. Arbeid wordt minder fiscaal belast, maar vervuilende consumptie juist meer, bijvoorbeeld in de vorm van hogere belastingen voor vlees. Of het omgekeerde, dat de belasting op het collectief produceren van schone energie wordt afgeschaft, de zogenaamde salderingskwestie.
3. Een minister van energie, grondstoffen en milieu. Duurzame energie en groene grondstoffen vormen de spil van de nieuwe, schone economie. Energie- en grondstoffenbeheer wordt in geopolitiek opzicht steeds belangrijker en is in andere landen al onderdeel van het buitenlands beleid. Nederland ontbeert specifiek beleid om zijn energievoorziening en grondstoffenvoorraad toekomstbestendig te maken. Voor een systeemvernieuwing richting een groene economie is een minister van energie, grondstoffen en milieu van cruciaal belang.
4. Transitieplan voor de energievoorziening. Een radicaal hervormingsplan is nodig met als doelstelling een volledig schone, fossielvrije energievoorziening in 2040. Dit vraagt een jaarlijkse energiebesparing van 3% en een jaarlijkse groei van duurzame energie van 7%. Dit vergt een compleet nieuwe energie-infrastructuur, voor een fors deel geënt op decentrale energieopwekking, een combinatie van zon, wind, warmte en slimme netwerken. De centrale energie-infrastructuur is gestoeld op de circulaire bio-economie, met een cruciale rol voor 2de en 3de generatie biomassa.
5. Een energieneutrale gebouwde omgeving. De gebouwde omgeving kan in 15-20 jaar tijd energieneutraal worden. Alle bestaande woningen, kantoren en scholen kunnen worden vergroend via energiebesparing en duurzame energie (zonne- en windenergie en omgevingswarmte). Daarnaast kunnen daken en gevels worden gebruikt voor energieopwekking, waterberging en fijnstof afvanging. Macro-economisch zitten er aan zo’n megaproject grote voordelen_ Dit levert 50.000 banen per jaar op en het vastgoed wordt ca. 5% meer waard. Maar ook micro-economisch zijn de voordelen evident, huurders betalen geen energierekening meer en het economisch rendement voor investeerders is hoog.
Hoogachtend, namens alle ondertekenaars,
Jan Rotmans (Erasmus Universiteit) Marga Hoek (De Groene Zaak) Sanne van Keulen (Greenpeace)
Je vindt hier de brief in pdf-versie met de volledige lijst ondertekenaars_
Open publication — Free publishing — More bio-based