‘Bijkomend klimaatgeld is geen eis van 11.11.11, het is een engagement van de overheden’
De 11.11.11-campagne staat dit jaar in het teken van de strijd tegen de klimaatverandering, en vooral van de noodzaak om het Zuiden te steunen in zijn strijd tegen de gevolgen die vandaag al voelbaar zijn. MO* sprak hierover met algemeen secretaris Bogdan Vanden Berghe. ‘De armsten zijn altijd het meest kwetsbaar voor een op hol geslagen natuur, zij kunnen zich veel moeilijker aanpassen aan veranderende omstandigheden.’
De campagne van 11.11.11 stelt dat de klimaatproblemen vooral veroorzaakt worden door het Noorden, terwijl de rekening vooral betaald wordt door mensen uit het Zuiden.
Bogdan Vanden Berghe: Het belangrijkste is misschien dat wij vandaag vaststellen dat de klimaatverandering nu al plaatsvindt. Wat voor veel mensen een theoretische discussie lijkt, krijgt op de ene plaats nu al de vorm van een overstroming, op de andere van langdurige droogtes. Op dit moment, stelt het Bevolkingsfonds van de VN, vallen er al 300.000 doden per jaar als gevolg van klimaatverandering en tegen 2030 verwacht men dat dat oploopt tot een half miljoen. 325 miljoen mensen per jaar worden getroffen door de klimaatverandering, waarvan 98 procent in het Zuiden woont.
Waarom is de impact van de klimaatverandering zo onevenredig groot in het Zuiden?
Bogdan Vanden Berghe: De eerste reden is gewoon tegenslag omwille van de geografische ligging, waardoor sommige landen kwetsbaarder zijn voor overstromingen, droogtes of andere effecten van de klimaatverandering. Daarnaast hebben de meeste ontwikkelingslanden een zwakkere infrastructuur en zijn ze politiek een stuk instabieler, waardoor ze zich veel minder snel of flexibel kunnen aanpassen aan de nieuwe bedreigingen. Diezelfde zwakke staat is trouwens verantwoordelijk voor de heel beperkte veerkracht van die landen om, na een ramp, terug aan de slag te gaan en toekomst te maken. Daarom pleiten wij ook voor extra financiering van deze landen, zodat ze zich beter kunnen wapenen tegen de gevolgen van deze bijkomende bedreiging.
De affiche toont een man in Zuidoost-Azië die in een overstroomde straat staat met een factuur in de hand. Moeten wij die factuur betalen?
Bogdan Vanden Berghe: Dat is zeker de onderliggende boodschap van de campagne. Maar de boodschap van zowat iedereen in het Zuiden is dat wij op de eerste plaats onze eigen uitstoot van broeikasgassen moeten verminderen. De gemiddelde uitstoot per Amerikaan is 16 ton CO2, in Europa is dat 13 ton, in Kenia is dat minder dan 1 ton. Daar moet dus op de eerste plaats iets aan gebeuren. Ons voorstel is dat het Westen voor een reductie van veertig procent gaat. Dat is niet vanzelfsprekend, wij weten dat, en binnen Europa is het al een heel debat over de vraag of we van de afspraak van twintig procent reductie kunnen optrekken naar dertig procent. Maar de meeste wetenschappers zijn het erover eens dat een reductie van veertig procent een minimum is om een rampscenario te vermijden en de opwarming van het klimaat te beperken tot twee graden deze eeuw.
De tweede eis van 11.11.11 is dat de afspraken voor de financiering van een mondiaal klimaatbeleid, zoals die vorig jaar in Cancun gemaakt werden, ook gerealiseerd worden. Volgens berekeningen van grote milieu- en ontwikkelingsorganisaties loopt die factuur op tot 110 miljard euro per jaar na 2013: veertig miljard voor mitigatie, veertig miljard voor adaptatie en dertig miljard voor bosbehoud. Dat is veel geld, maar als dat de realiteit is, mogen wij die niet verzwijgen. In Cancun werd afgesproken dat dit en volgende jaren dertig miljard dollar vrijgemaakt zou worden voor de snelle aanpak van klimaatverandering. Daarvan is vandaag nog niet meer dan tien miljard toegezegd. België beloofde 150 miljoen euro bij te dragen tot dat fonds, terwijl er tot nu niet meer dan 42 miljoen voorzien werd. Veertig miljoen euro daarvan komen bovendien uit het budget van ontwikkelingssamenwerking, terwijl wij blijven hameren op de eis dat het klimaatgeld bovenop zou moeten komen van het geld dat sowieso al voorzien werd voor de ontwikkeling van de armste landen.
Waarom vindt u het een probleem dat geld dat bedoeld was voor ontwikkelingslanden ingezet wordt voor klimaatprojecten in ontwikkelingslanden?
Bogdan Vanden Berghe: Omdat het klimaatprobleem een bijkomend probleem is dat bovenop het probleem van ongelijkheid en onderontwikkeling komt. De belofte om 0,7 procent van het bruto binnenlands product te besteden aan de ontwikkelingskansen in het Zuiden werd genomen voordat we beseften dat onze consumptie voor bijkomende problemen zorgden in het Zuiden. De oplossing van die bijkomende problemen moet dan ook gefinancierd worden met bijkomend geld.
Hoe willen jullie die eis op de agenda krijgen van de politiek?
Bogdan Vanden Berghe: Op de eerste plaats vragen wij aan de politici dat ze zich houden aan hun eigen overeenkomsten en beloften. Dat is dus niet “onze eis”, maar hun engagement. En dat geldt niet alleen voor het geld dat nodigen is voor het aanpakken van de klimaatverandering, maar ook voor het realiseren van de millenniumdoelstellingen. Er zal dus veel geld nodig zijn. En wij zullen ervoor zorgen dat dit méér blijft dan een technische discussie over welke middelen waarvoor ingezet kunnen worden. Het gaat tenslotte over een politieke keuze voor internationale verantwoordelijkheid.
Dat klinkt mooi, maar in een tijd waarin iedereen zegt dat er bespaard moet worden, klinkt het ook allesbehalve vanzelfsprekend.
Bogdan Vanden Berghe: Wij beseffen dat, maar we weten ook dat de reële noden groot zijn. We vonden dus dat we onze eisen niet moesten aanpassen aan de windrichting in het Noorden, maar aan de werkelijke temperatuur in het Zuiden. De oorzaken van de financiële crisis noch van de klimaatcrisis liggen in het Zuiden. We moeten die problemen dan ook niet op hen verhalen. Daarnaast beklemtonen we dat de nieuwe middelen ook voor een goed deel uit nieuwe bronnen moeten komen: de financiële transactietaks, de koolstoftaks, de opbrengsten van de veiling van emissierechten –dat laatste alleen al zou vanaf 2013 minstens 640 miljoen euro per jaar kunnen opbrengen. Het zal alleen zaak zijn ervoor te zorgen dat deze alternatieve financieringsbronnen ingezet worden voor ontwikkelings- en klimaatprojecten in het Zuiden, en niet om snel de financiële putten in de eigen begroting te vullen. Een van de sterkste argumenten daarvoor is dat we uit berekeningen leren dat het niet investeren in adaptatie en mitigatie in het Zuiden ons regelrecht richting mondiale catastrofe leidt. Het Britse Sternrapport zegt dat uitstel vandaag ons later jaarlijks veertig miljard euro per jaar extra zal kosten, want ooit zullen we toch moeten handelen.
Hoe garanderen jullie dat zoveel bijkomend geld ook echt ten goede komt van de toekomst van de bevolking en niet gewoon richting bankrekening van de heersende elite gesluisd wordt?
Bogdan Vanden Berghe: Wij zijn voorstander van een duidelijk en degelijk klimaatactieplan per land, dat opgemaakt wordt met reële participatie van het middenveld en van het verkozen parlement. Op basis van die plannen en van meetbare resultaten kunnen dan middelen toegekend worden door de Verenigde Naties. Om in het Noorden voldoende draagvlak te krijgen en te behouden voor deze uitgaven, moet er dan ook strikt op worden toegekeken dat die resultaten in het Zuiden effectief behaald worden.
Is het correct om veralgemenend over “het Zuiden” te blijven spreken, terwijl de situatie op het vlak van uitstoot, maar ook van gevolgen van klimaatverandering toch radicaal anders is in de BRICS-landen of de Minst Ontwikkelde Landen?
Bogdan Vanden Berghe: Dat klopt, en zelfs binnen die landen zijn er grote verschillen en tegenstellingen tussen, bijvoorbeeld, de stedelijke elite en de allerarmsten die meestal op het platteland leven en rechtreeks afhangen van de natuur. De armsten zijn altijd het meest kwetsbaar voor een op hol geslagen natuur, zij kunnen zich veel moeilijker aanpassen aan veranderende omstandigheden. Landen als Brazilië, India, China, Zuid-Afrika en andere snel groeiende landen zullen duidelijk mee moeten zorgen voor een mondiale klimaataanpak en zij zullen meer moeten doen dan de Minst Ontwikkelde Landen. China is de grootste CO2-vervuiler geworden. Tegelijk moeten we dat soort gegevens ook nuanceren. Als je de uitstoot per inwoner gaat berekenen dondert China bijvoorbeeld van plaats 1 naar plaats 98. En als je de uitstoot voor consumptie berekent –en dus in rekening brengt dat veel van uitstoot die plaatsvindt in China te maken heeft met productie van goederen die wij in het Westen consumeren- dan zakt China nog verder weg in de klasseringen. De BRICS-landen zullen dus inspanningen moeten doen, maar hun historische en actuele verantwoordelijkheid is niet vergelijkbaar met de onze. De klimaatfinanciering die 11.11.11 vraagt is op de eerste plaats bedoeld voor mitigatie en vooral adaptatie in de Minst Ontwikkelde Landen.
De klimaatproblematiek is heel urgent, vooral voor ontwikkelingslanden. Is het dan niet vreemd dat 11.11.11 zo lang gewacht heeft om hierrond campagne te voeren?
Bogdan Vanden Berghe: We hebben de voorbije jaren wel degelijk rond deze problemen gewerkt met onze partners in het Zuiden, maar ook door politieke eisen in Europa mee te ondersteunen. Ik denk dat de huidige campagne eigenlijk op het juiste moment komt, want we stellen bij het beleid én in de media een zekere klimaatmoeheid vast. De verwachtingen waren hooggespannen voor de klimaattop in Kopenhagen in 2009 en al flink bijgesteld naar beneden voor Cancun in 2010, voor de komende top in Durban is nog nauwelijks interesse. Het is onze taak om nu te hameren op het blijvende belang van de klimaatproblematiek, en we hebben nu al de indruk dat er bij een breed publiek positief gereageerd wordt op die oproep. Trouwens, voor veel mensen is de vaststelling dat de klimaatverandering al bezig is en vooral de armere landen in het Zuiden treft nog betrekkelijk nieuw.
En wat kunnen de mensen die jullie bereiken dan doen om dat grote probleem van de klimaatverandering aan te pakken? Toch maar geld ophalen op 11 november?
Bogdan Vanden Berghe: We doen meer dan alleen de collecte. We stimuleren mensen om zelf minder uit te stoten, bijvoorbeeld door het verspreiden van bordjes met de ‘Alweer een auto minder’ slogan, die aan de fiets gehangen kunnen worden. Daarvan zijn er al 300.000 de deur uit. Daarnaast stimuleren we mensen en organisaties om zelf ons klimaatakkoord te ondertekenen en op die manier aan de politiek het signaal te geven dat de bevolking wel degelijk vooruit wil. Zo’n klimaatakkoord bevat naast onze politieke eisen ook ruimte om aan te geven wat je zelf gaat doen. Oproepen tot een mondiaal klimaatakkoord is immers maar geloofwaardig als je zélf ook aan je eigen gedrag wilt sleutelen.
En wat staat er op het blad met de eigen engagementen van 11.11.11?
Bogdan Vanden Berghe: Wij hebben onder andere een energie-audit laten doen van het gebouw en van onze werking, en we volgen die stap voor stap op. Dat betekent: dubbele beglazing in het hele gebouw, betere isolatie van het dak, overschakeling naar een leverancier van groene stroom en gas, investeringen aan de verwarmingsketel. En voor de toekomst onderzoeken we of we meer kunnen doen voor het opwekken van onze eigen energie en voor het verminderen en eventueel compenseren van onze uitstoot door reizen.
Terwijl jullie de aandacht voor het klimaat proberen levend te houden, komen vooral jonge mensen spontaan de straat op om hun verontwaardiging te uiten over de sociale afbraak als gevolg van de roekeloosheid van het financiële systeem. Had 11.11.11 niet moeten investeren in een Occupy of Indignado initiatief?
Bogdan Vanden Berghe: Wij moeten die hele 99%-beweging zeker volop steunen –tenslotte waren wij tien jaar geleden al volop bezig met acties rond financiële transactietaks, fiscale paradijzen en dergelijke- maar we moeten de spontane beweging niet proberen recupereren. We moeten nu uitzoeken hoe we elkaar kunnen vinden en versterken. Misschien biedt de aangekondigde actie van de occupiers op elf november [dit jaar letterlijk 11.11.11] daartoe wel een mogelijkheid.
11.11.11 heeft zijn voortrekkersrol in het werk rond een onaanvaardbaar financieel systeem wel nooit kunnen vertalen in een beweging met de impact en zichtbaarheid van de protestbeweging die nu groeit.
Bogdan Vanden Berghe: We hebben dat wel altijd een plaats gegeven in onze eigen beweging. We hebben onze rol gespeeld door een dossier als de Tobintaks geduldig voor te bereiden, op de –internationale- politieke agenda te plaatsen, te vertalen in wetsvoorstellen… Wij zijn misschien niet het soort beweging dat jongeren op straat mobiliseert, maar ik weet ook niet of dat erg is. De grootste vraag voor ons en voor andere gevestigde organisaties zoals de vakbonden is waarom we er niet in geslaagd zijn onze voorstellen rond financiële regulering hoger op de politieke agenda te krijgen. Zelfs in 2008, toen toch duidelijk werd dat het systeem dat we aanklaagden inderdaad dysfunctioneel bleek te zijn, lukte dat onvoldoende.
Hebben jullie intussen nog tijd om te wegen op de regeringsonderhandelingen, die net nu hopelijk naar hun eindpunt gaan?
Bogdan Vanden Berghe: We hebben een uitgebreid politiek eisenpakket dat de breedte van onze werking bestrijkt, van financiële regulering over Centraal-Afrika tot klimaatverandering. Een van de belangrijkste zaken die wij van een nieuwe regering vragen, is een orgaan dat de coherentie van het hele overheidsbeleid met de ontwikkelingsdoelstellingen in de gaten zou kunnen houden. En dan zullen we natuurlijk de begrotingsopmaak en de budgettaire besprekingen met argusogen volgen. Wat de meeste mensen niet weten is dat Ontwikkelingssamenwerking al een besparing achter de rug heeft. Het budget in 2010 bedroeg 0,64 procent van het bbp, in de begroting voor 2011 was dat nog maar 0,55 procent. Die terugval van meer dan 300 miljoen euro had eerder te maken met het niet doorgaan van een schuldkwijtschelding, maar het doet ons wel vrezen voor het ergste als 2011 het richtjaar wordt waarop dan nog eens bespaard moet worden. Besparen op solidariteit met de armsten hier of in het Zuiden is een dom beleid, en we hebben het gevoel dat er nogal wat politici zijn die onze overtuiging delen. We hopen dat zij wegen op de besprekingen nu. Wij blijven pleiten voor het vasthouden van het engagement voor de 0,7 procent. Zelfs mét de afgesproken financiering is er te weinig geld beschikbaar om de millenniumdoelstellingen te halen, en dat zijn al geen al te ambitieuze doelen.
En moet er nog een aparte minister van Ontwikkelingssamenwerking komen?
Bogdan Vanden Berghe: Wat voor ons belangrijk is, is niet de nomenclatuur, maar het feit dat er iemand in de regering is die democratisch ter verantwoording geroepen kan worden over het gevoerde ontwikkelingsbeleid. We hebben meer nodig dan een hulpmanager, we hebben iemand nodig die binnen de regering het Zuiden kan verdedigen –op alle terreinen die een invloed hebben op ontwikkeling. Dat heeft dus ook te maken met klimaatbeleid, handelsbeleid, financieel beleid…