Bolivia en het Latijns-Amerikaanse verzet tegen westers imperialisme

Interview

Interview met Juan Ramón Quintana, eerste minister van Bolivia

Bolivia en het Latijns-Amerikaanse verzet tegen westers imperialisme

Bolivia en het Latijns-Amerikaanse verzet tegen westers imperialisme
Bolivia en het Latijns-Amerikaanse verzet tegen westers imperialisme

De gijzelingsaffaire van Evo Morales in Europa begin juli, heeft het linkse bondgenootschap in Latijns-Amerika opnieuw gesterkt in zijn politieke opstelling. Zowel op de ALBA-top van 30 juli in Guayaquil (Ecuador) als op de speciaal bijeengeroepen Top tegen het Imperialisme en het Kolonialisme in Cochabamba (Bolivia) op 1 en 2 augustus en nu op de algemene vergadering van de VN, werd de slaafse opstelling van Europa ten aanzien van de VS zwaar op de korrel genomen. MO* sprak hierover met Juan Ramón Quintana, eerste minister van Bolivia.

Hoe is in Bolivia gereageerd op de gijzeling van president Morales?

Juan Ramón Quintana: Met verbijstering! We begrepen niet dat men het leven van de president op het spel wilde zetten voor een politieke beslissing van vier landen, waarvan we dachten dat ze toch relatief soeverein waren. We begrepen ook niet dat deze landen, die sinds eeuwen een democratische cultuur hebben, zo’n aanslag zouden plegen op het vliegtuig van een staatshoofd en hiermee internationale verdragen schenden. Dat deed vragen rijzen over de kwaliteit van de democratie van die landen en bij het dubbele discours van bescherming van de mensenrechten en soevereiniteit van de staten.

Trouwens, wie bestuurt eigenlijk Europa: de natiestaten of het imperium? Dat was voor ons een aanleiding om dieper te reflecteren over de Europese democratie en de imperialistische macht van de VS. Terwijl landen in Latijns-Amerika volop bezig zijn met hun dekolonisering en met het doorbreken van de banden van afhankelijkheid van de VS, precies op dat moment richten de VS zich op het koloniseren van de Europese Unie, en zijn ze volop een controlesystemen aan het ontwikkelen op basis van spionagemechanismen die zelfs de mensenrechten van de Europeanen schenden.

Al deze ontwikkelingen maken nog meer duidelijk dat wij in Latijns-Amerika, vooral dan in Bolivia, Ecuador en Venezuela, moeten doorgaan in die lijn van dekolonisering. Door het voorval is president Morales politiek gegroeid, ook door de waardigheid waarmee hij gereageerd heeft.

**Heeft het imago van Europa een deuk gekregen door dit voorval?
**
Juan Ramón Quintana: Absoluut. De Latino’s bestuderen al van heel jong de Franse Revolutie en de strijd van de Europese volkeren om hun democratie te consolideren. Er waren de Eerste en de Tweede Wereldoorlog, die een les zouden moeten zijn van de geschiedenis, een les voor het leven in vrede. Maar in plaats van telkens weer geld te investeren in de militaire structuren, en de toekomst van haar bevolking te hypothekeren, is Europa opnieuw op oorlogspad met zijn Navo.

Over de rol en de positie van de Navo hebben we ook gesproken op de Top van Cochabamba, op 1 en 2 augustus. We zijn vandaag terecht gekomen in een nieuw geostrategisch tijdperk. Dat uit zich in een nieuwe machtsopbouw van de Navo, met absolute overheersing van de VS tegenover de landen in het Midden-Oosten.

Onderdeel van die VSdominantie zijn ook de ontmanteling van de sociale welvaartstaat in de landen van Europa, de vorming van de Alliantie van de Pacifico in Latijns-Amerika, de installatie van militaire basissen in Latijns-Amerika en een IMF dat in Latijns-Amerika een ultraliberaal beleid wil opleggen. Dat zijn allemaal elementen van de dominantie van een handvol landen die beslissen over de toekomst van de mensheid.

Heeft die nieuwe geopolitiek met energie te maken?

Juan Ramón Quintana: Die heeft met verschillende elementen te maken. Het gaat ook over de vraag hoe te vermijden dat het kapitalistisch systeem instort. Niet alleen de controle over de oliebronnen is dan belangrijk, maar ook het openen van markten, en dus ook de controle over de maritieme wegen en de liberalisering van de staten. Het heeft te maken met het inleveren van de soevereiniteit van staten opdat grote transnationale bedrijven toegang zouden krijgen tot hun hulpbronnen.

De tekenen van de systeemcrisis zie je overal: opstanden in verschillende landen, de crisis in Syrië, de situatie in Zuid-Europese landen.

**Wat behelst die Alliantie van de Stille Oceaan?

Juan Ramón Quintana:** Het is een bondgenootschap van landen die beslist hebben om het neoliberale model in Latijns-Amerika te volgen, in tegenstelling tot  ALBA-landen. Concreet gaat het om Chili, Peru, Colombia en Mexico. Deze landen onderwerpen zich aan de ultraliberale politiek van de VS. Hun soevereiniteit en hun territorium stellen ze ter beschikking van de VS. Er zijn Amerikaanse militaire bases in Colombia, op Paaseiland-Chili en in Peru. En Mexico is met NAFTA een uitbreiding van VS. Het is een strategische alliantie tegen de uitbreiding van de ALBA-landen, politiek, economisch en militair.

De paradox is dat de landen die deel uitmaken van de Alliantie het economisch en sociaal slechter stellen: kijk naar de protesten in Colombia, in Peru, in Chili, de burgeroorlog in Mexico. Mexico is een failed state, in handen van de drugsmaffia, en de VS leveren de wapens. Hoe kan je nu uitleggen dat de VS de veiligheid willen bewaken door een militair optreden in Syrië, terwijl Mexico, hun buurland, verscheurd is door een burgeroorlog?

Wat ziet u als de belangrijkste verdienste van de ALBA tot op vandaag?

Juan Ramón Quintana: De ALBA heeft aangetoond dat het mogelijk is een samenleving te veranderen zonder bloedvergieten. Op sociaal vlak heeft zich een omwenteling voltrokken: in  Venezuela, Ecuador, Cuba en Bolivia is het analfabetisme uitgeroeid. Drie  miljoen mensen in Latijns-Amerika hebben een oogoperatie kunnen laten doen zonder dat het hen een centiem kostte. We hebben projecten opgezet om de situatie van gehandicapten aan te pakken.

Het bondgenootschap toont – heel langzaam nog- dat het mogelijk is initiatieven op de zetten voor economische samenwerking  op basis van solidariteit en complementariteit in plaats van competitiviteit. We zijn veel meer efficiënt in de strijd voor de soevereiniteit van de natie, in de sociale revolutie  en in het verwerven van de controle over de natuurlijke rijkdommen.

Wat veel trager gaat, is het toepassen van een politiek van verwerkende nijverheid en technologische ontwikkeling omdat we landen zijn die afhangen van de technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen in het buitenland en van de transnationale bedrijven. Dat zal ook nog wat tijd vragen.

Het betekent niet meteen dat jullie multinationals de toegang tot jullie land willen verbieden?

Juan Ramón Quintana: Neen, we hebben investeringen en technologie nodig. We willen alleen de voorwaarden die gelden in een neoliberale logica, veranderen. We willen een ander soort relatie met die bedrijven. Dat impliceert financiële controlemechanismen voor die transnationale bedrijven. Ze kunnen niet langer al de winst het land uitslepen, we vragen dat een deel van de winst geherinvesteerd wordt in het land. De bedrijven zullen ook belastingen en royalties moeten betalen; we moeten mechanismen voor technologie-overdracht op de langere termijn uitwerken.

Bovendien moeten die bedrijven en technologieën ook compatibel zijn met het milieu. Ze kunnen niet Moeder Aarde zonder ontzag geweld aan doen en ons ecologische kerkhoven achterlaten, zoals Texaco in Ecuador gedaan heeft. De bedrijven zullen milieucompensaties moeten voorzien en investeren in herstel en herbebossing.

Als u voorwaarden gaat stellen, zullen bedrijven de wijk nemen naar bijvoorbeeld buurland Peru, waar ze dezelfde grondstoffen vinden.

Juan Ramón Quintana: Met de nationalisering van de oliebedrijven zijn er 37 van de 40 bedrijven gebleven, onderworpen aan de voorwaarden die wij hen gesteld hebben. We hebben de contracten aangepast. Sindsdien brengen die grondstoffen veel meer inkomsten binnen. De bedrijven verdienen nog steeds goed.

Bovendien beseffen ze ook dat, als er een staat is die tussenkomt in de economie en er is een stabiel klimaat en een stabiele omgeving, dat voor hen zekerheid op de lange termijn betekent. Dat is veel meer waard dan hoge winsten op de korte termijn – met het risico ook in andere landen problemen te krijgen, want de lokale bevolking wordt ook steeds meer bewust van die problematiek.

Zowel Ecuador als Bolivia hebben in hun grondwet de rechten van Moeder Aarde  opgenomen. Dat staat toch haaks op de ontginningspolitiek die in de praktijk gevoerd wordt?

Juan Ramón Quintana: De economische structuur van Bolivia is sinds de Spaanse overheersing gebaseerd op mijnbouw. We kunnen die in zeven jaar tijd niet veranderen. Dat model is gebaseerd op exploitatie van natuurlijke rijkdommen door buitenlandse bedrijven, met technologie uit het buitenland. We zijn kolonies geweest van het buitenland, in dienst van de nood aan grondstoffen. We begrijpen de kritiek van de milieubeweging, maar dit soort economisch model ombouwen, vraagt tijd.

Wat we betrachten is een economie die milieuvriendelijk is, op grond van nieuwe technologie. We zullen akkoorden moeten maken met inheemse gemeenschappen. Maar wij zijn dit nog aan het leren, onze landen zijn altijd koloniale economieën geweest. We hebben nu de petroleum genationaliseerd maar we hebben geen kaders om de nieuwe bedrijfsarchitectuur te ondersteunen, omdat alle olie-ontginning altijd in handen geweest is van veertig transnationale bedrijven.

Als we met die bedrijven samenwerken, willen we ook de aanpak veranderen. Nu willen die op de kortst mogelijke tijd zoveel mogelijk exploiteren, terwijl we een meer duurzame aanpak moeten ontwikkelen. Maar dit veronderstelt know how en technologie.

Sommige analisten merken op dat Evo Morales sinds zijn herverkiezingen van 2010 van koers is veranderd: er kwam een amnestie voor de illegale ontbossing in de regio van Santa Cruz, in die regio worden ook ggo’s toegelaten. Door die maatregelen, zegt men, zijn Evo’s tegenstanders van het eerste uur, nu zijn belangrijkste draagvlak geworden.  Klopt die kritiek?

Juan Ramón Quintana: Ik ga het u uitleggen met cijfers. Tot 2008-2009 was 47 procent van de productieve gronden in handen van grootgrondbezitters van Santa Cruz, vandaag is dat slechts 3 procent. We hebben een grens gesteld aan het maximum grondbezit. Wie 80.000 of 100 000 hectare had, mag vandaag nog maximum 5000 hectare bezitten. Het klopt niet dat we bezweken zijn voor de macht van de grootgrondbezitters.

Ten tweede: de agro-industrie betaalt vandaag drie keer meer aan grond- en exportbelastingen. Zeven jaar geleden was deze sector “regering”: zij stelden de regels maar betaalden niets. Vandaag betalen ze zeven keer meer.

Ten derde, zeven jaar geleden  was de agro-industrie ook eigenaar van de financiële sector en waren de ministers tegelijk bankiers. Zij bepaalden het financiële beleid van het land. Vandaag  hebben we een wet die het niet langer mogelijk maakt om kredieten, die gelinkt zijn aan de bank, over te hevelen naar de agro-industriële sector. Heel de financiële sector verdiende per jaar 170 miljoen dollar (127 miljoen euro), nu 58 miljoen dollar (43,5 miljoen euro).  We hebben dus mechanismen voor illegale verrijking, die gekoppeld waren aan het financiële systeem, afgeschaft.

Wat vraagt die sector vandaag? Een sterke regering, die hen toelaat hun producten te exporteren, maar zonder dit spook van het nationaliseren. We hebben ook geopteerd voor een economisch pluralisme, namelijk dat de economie van de kleine en middelgrote ondernemingen, van de privé-ondernemers en de grote staatsbedrijven naast elkaar kunnen bestaan. Maar er is nog iets: die grote agro-industriële bedrijven verrijkten zich met de productie van de kleine boeren. We hebben die kleine boeren renteloos krediet verleend opdat ze niet zouden afhangen van die grote ondernemers, wat hen toeliet om te groeien. Die mensen vormen vandaag onze basis. Het is niet dat wij het op een akkoord hebben gegooid met die grootgrondbezitters, integendeel, we hebben hen aan onze regels onderworpen.

Dat betekent niet dat we in die regio geen problemen hebben. Onze problemen daar hebben te maken met het controleren van de expansie van Argentijnse grootgrondbezitters, Brazilianen en Menonieten. Zij vernielen het woud, ze betalen niet voor die schade aan het milieu en ze eigenen ze illegaal stukken grond toe. We zijn er nog niet in geslaagd hen een halt toe te roepen. Het zijn ook zij die ggo’s hebben binnengebracht. De kleine boeren gebruiken dat niet, die verbouwen organisch. De wet over ggo’s is niet veranderd, die blijven verboden, maar de grote bedrijven gebruiken die wel, voor maïs, soja en sorghum. We proberen dat nu in te dijken.

President Morales was op de terugreis van een Conferentie over Gasexporten. Wat zijn de plannen van Bolivia op dit vlak? Tien jaar geleden kende Bolivia een ware “gasoorlog” over de uitvoer van het gas.

Juan Ramón Quintana: Vandaag exporteren we naar Argentinië en Brazilië. De export aan Brazilië levert ons jaarlijks 150 miljoen dollar op. Maar het gas kan nog meer opleveren als we die niet langer uitvoeren als ruwe grondstof maar zelf verwerken. Er zijn plannen om op de korte termijn zelf in te staan voor de industriële verwerking van het gas, er zijn drie grote projecten in volle ontwikkeling. Daarnaast willen we ook ons eigen wagenpark ombouwen en meer wagens op gas laten rijden, dat is minder vervuilend. Ook voor huishoudelijk gebruik moet het gas verder uitgebouwd worden. Daarnaast maken we van de petroleum ook derivaten voor materialen in de sociale woningbouw.

Bolivia zit ook op een “goud”mijn van lithium.

Juan Ramón Quintana: Voor de lithiumvoorraden geldt hetzelfde: we willen zelf de know how om die te exploiteren. We werken hiervoor samen met verschillende universiteiten, ook met Japan en Korea. Het uitgangspunt is dat de staat eigenaar is en dat de hele productieketen in Bolivia gevestigd is. We willen lithiumbatterijen maken in Bolivia.