Erger dan racisme en apartheid

Interview

Geweld tegen vrouwen

Erger dan racisme en apartheid

Erger dan racisme en apartheid
Erger dan racisme en apartheid

Op 21 mei ontving de Ethiopische Bogaletch Gebre de eerste Koning Boudewijnprijs voor Ontwikkeling in Afrika ter waarde van 150.000 euro van de Koning Boudewijn Stichting in aanwezigheid van de koninklijke familie in het paleis te Brussel. MO* sprak met de oprichtster van de Ethiopische organisatie KMG die zich richt op het bestrijden van geweld tegen vrouwen en gemeenschapsontwikkeling.

Bogaletch Gebre – Boge – is een tengere vrouw wiens tengere postuur in schril contrast staat met de passie en vastberadenheid die spreekt uit haar woorden en daden. ‘Verandering behoeft geen wonderen, wel toewijding’, luidt een van haar deviezen. Als besneden klein meisje opgroeiend in landelijk Ethiopië, ging ze stiekem naar school wanneer ze op pad gestuurd werd om water te gaan halen. Ze slaagde er in om studiebeurzen te strikken om school te volgen in de hoofdstad Addis Abeba, Jeruzalem en California.

Na haar doctoraat in epidemiologie keerde ze in 1997 terug naar haar geboorteland om terug te geven aan haar gemeenschap. Haar doorgedreven toewijding resulteerde onder meer in de dramatische daling van vrouwenbesnijdenis (FGM) in haar regio van 100 procent in 1999 tot nauwelijks drie procent in 2008. Haar eigen overheid maar ook internationale organisaties zoals de agentschappen van de Verenigde Naties hebben de gemeenschapsmethodieken van haar organisatie overgenomen en geïmplementeerd.

In de toekomst wil Boge via een regionaal trainingscentrum hun inzichten delen met de rest van het land alsook andere internationale trainers. Met het prijzengeld wilt Boge een wetenschappen en technologie instituut uit de grond stampen want ‘los van het feit dat er geen hogeschool bestaat in de regio waar twee miljoen mensen wonen, worden fysica en technologie als een vreemde taal voor vrouwen gezien.’

In het westen is er een grote aandacht en fascinatie voor de rechten van vrouwen in het zuiden. Uw organisatie is geheel gericht op het lokale en verandering van binnenuit. Wat moeten wij van buitenaf begrijpen als we iets willen doen aan iets als FGM?

Gebre: Iedereen is beïnvloed door zijn of haar achtergrond. FGM wordt het vanuit de westerse wereld gezien als een barbaarse daad. Mensen vragen zich af hoe moeders lijdzaam kunnen toezien wanneer hun meisjes worden verminkt en bijna leegbloeden. Het is inderdaad een verschrikking, of je nu Afrikaanse bent of westerling. Het is een menselijk horrorverhaal, een verwoestend stukje menselijke geschiedenis.

Wat we echter ook moeten begrijpen is dat wanneer zo’n procedure wordt uitgevoerd, dat een moeder ervan overtuigd is dat ze het beste voorheeft met haar dochter. Dat is het perspectief dat we het westen moeten doen begrijpen. We moeten hen doen begrijpen dat wij als Afrikanen mensen zijn. Dat we ouders zijn. Er zijn geen ouders die willens nillens hun eigen kinderen schade willen berokkenen.

Waarom gebeurt het dan toch?

Gebre: Omdat ze denken dat hun cultuur of religie dit oplegt. Bovendien is het ook het moment waarop de vrouw voor de eerste keer een belangrijke opdracht krijgt. Het is ook het moment waarop een moeder respect krijgt van de gemeenschap wanneer ze haar dochter naar dat stadium begeleidt. Het is zelfs een feestelijke aangelegenheid, geen moment waarop er opzettelijk leed wordt berokkend. We mogen het dus niet in isolatie zien.

Als we in de 21ste eeuw echter stilstaan bij wat cultuur en mensenrechten zijn, zien we dat wat we vanzelfsprekend aannamen als deel van onze cultuur, dat we niet eens weten waar dit vandaan komt. Bovendien gaat het in tegen de mensenrechten van vrouwen. Nu, is het de cultuur die ingaat tegen de mensenrechten van vrouwen of gebruiken we cultuur om de seksualiteit van vrouwen te blijven controleren?

De vraag voor ons Afrikaanse vrouwen is hoe we schadelijke gebruiken vanuit onze eigen tradities kunnen stopzetten. FGM is slechts een van de aspecten van geweld tegen vrouwen. Er zijn nog schadelijke gebruiken, niet enkel tegen Afrikaanse vrouwen, zoals het snijden van inkepingen in het gezicht bij Soedanese mannen bijvoorbeeld. Jonge mannen onder hen die in het buitenland gaan studeren stoppen het gebruik echter, omdat ze begrijpen dat ze het niet nodig hebben. Waarom dan blijft het gebruik van FGM, waarbij vrouwen veelvuldig bloeden, en er zelfs van sterven, aangehouden?

Hoe verklaart u dit?

Gebre: Doorheen de geschiedenis werd de waarde van de vrouw, haar bijdrage aan de samenleving, niet opgetekend. Als je het Engelse woord geschiedenis – _his-_story – ontleedt merk je dat het gaat om ‘zijn’ verhaal, niet om het verhaal van de mensheid. Het gaat om militaire, artistieke of wetenschappelijke prestaties van mannen. Generaties lang is het de mannelijke bijdrage aan de mensheid die opgeschreven staan.

Eender welk kind streeft er naar om te zijn wat het leest. Als een vrouw niets over zichzelf terug vindt, dan neemt ze aan dat ze niets kan, zonder dat iemand haar dat moet vertellen. Dit is het meest aangehouden geweld tegen vrouwen in de geschiedenis.

U vergeleek het geweld tegen vrouwen met apartheid en racisme.

Gebre: Het is zelfs erger dan raciale apartheid. Daarin zijn de twee categorieën, de mindere en de meerdere, de blanke en de zwarte, de rijke en de arme, duidelijk geïdentificeerd en geografisch opgedeeld. De ene woont hier, de andere daar. In het geval van vrouwen vindt de apartheid in het eigen gezin plaats. Ze wordt geweld aangedaan door de mensen die verondersteld worden haar te steunen. Ze zou beschermd moeten worden door haar man, haar broer, vader, oom, en zelfs door haar moeder. Maar die gelooft dat ze minder is, en daarom gedraagt ze zich ook als een mindere.

U richt zich op vrouwen, maar moet het grootste werk dan niet bij de mannen verzet worden om hierin verandering te brengen?

Gebre: Onze strategie bestaat erin om de samenleving als een eenheid te zien en uit die menselijke gemeenschap vertegenwoordigers te nemen: jongeren, meisjes en jongens, mannen, vrouwen, opgeleiden en niet-opgeleiden, oudsten en religieuze leiders en in een cirkel de dialoog tussen hen te faciliteren. Deze benadering is niet eens iets dat van buitenaf komt.

Het is een Afrikaanse traditie. In geval van conflict gaan van oudsher onze oudsten onder een boom zitten om dingen uit te praten. Ze blijven praten tot er een oplossing is gevonden, niet door een decreet uit te vaardigen, maar via consensus. We hebben ons hierop gebaseerd en enkele variaties ingevoerd. Traditioneel zijn het de oudsten die praten en de jonge mannen zitten er rond om te leren. Vrouwen en meisjes nemen hier uiteraard niet aan deel.

Voor onze Gemeenschapsdialoog is elke vertegenwoordiger van de gemeenschap aanwezig. We nemen vijftig mensen, er is steeds een gender evenwicht en er is een bemiddelaar die de Gemeenschapsdialoog voor de Versterking van de Gemeenschap (Community Conversation for Commununity Enhancement) in goede banen leidt. Ze komen samen op het moment en de plaats die ze zelfkiezen, om te onderzoeken wat het probleem is binnen hun gemeenschap.

Durft iedereen in die vernieuwde groepssamenstelling het woord te nemen?

Gebre: Er doen zich werkelijk opmerkelijke transformaties voor. In het begin zie je dat vrouwen en mannen en oudsten bij elkaar zitten in hun eigen groepen, maar na verloop van tijd zie je die barrières wegvallen. Vrouwen staan recht om hun verhaal te doen. Ik herinner me een vrouw die proclameerde dat ze de verandering in zichzelf van binnenuit naar boven voelde borrelen. Een ander meisje van veertien, na het zien van een video over FGM, verklaarde voor de groep: ‘mijn ouders zouden mij moeten beschermen. Als mijn cultuur de dood betekent, dan wil ik die niet.’ Vandaag studeert ze geneeskunde.

We gaan dus voor de inclusieve aanpak, maar deze is niet voldoende als je de zaken niet concreet kunt maken door ze te linken aan het leven van alledag. Je kan iemand niet over mensenrechten aanspreken als die persoon honger heeft. Je moet die persoon eerst voeden. Zelfs Jezus deed dat.

Hoe begin je concreet aan een dialoog over de positie van de vrouw?

Gebre: Aids was bijvoorbeeld een goede opener voor ons werk. Het is een ziekte die op een gegeven moment grote delen van onze samenleving dreigde uit te roeien. De ziekte raakt werkelijk aan alle aspecten van de positie van de vrouw. In Afrika is het vooral een heteroseksuele ziekte en de machteloosheid van de vrouw draagt bij tot de verspreiding ervan. In zo’n context kan je die positie van de vrouw in vraag stellen. Armoede is een andere motor.

Hoe doe je dat in de praktijk, FGM linken aan armoede?

Gebre: Dat hebben de vrouwen me zelf geleerd. In een van de sessies leerden de vrouwen dat voor de wet, maar ook in de ogen van God, man en vrouw gelijk geschapen zijn. Een van de vrouwen stelde me toen de vraag: ‘Boge, als mijn man mij slaat, denk je dat hij mij geld zal geven om naar het politiekantoor te gaan om een aanklacht in te dienen?’ Ze vroegen daarom om de instrumenten om economisch onafhankelijk te kunnen zijn.

Zo ook, toen we er op drukten dat gekookt water uitermate belangrijk is voor de gezondheid van hun kinderen, vroegen ze: ‘welk water?’ Zo kwam het feit van de opgedroogde bronnen en rivieren bovendrijven, want ons weer leidde tot het invoegen van milieu in ons werk. Hetzelfde gebeurde voor gezondheidsvoorzieningen, zoals meer dokters en dispensaria, toen we over de noodzaak van regelmatige gynaecologische opvolging tijdens de zwangerschap pleitten.

Wat is de sleutel van jullie succes?

Gebre: We leerden door te luisteren naar de vrouwen. We deden niets voor de mensen maar met de mensen. Onze methodologie gelooft in mensen hun capaciteit om dingen zelf te doen. Voor millennia was er geen hulp of ngo’s. Voor de kolonisatie en de komst van de hulpindustrie waren mensen in staat om elkaar te helpen.

De vraag die zich nu stelt is hoe we dit systeem van onderlinge steun terug in eer kunnen herstellen. Wij hebben alvast het A_sset-Based Community-Driven Development_ instrument ontwikkeld: gemeenschapsontwikkeling gebaseerd op de middelen die er zijn om van daaruit verder te bouwen aan de dingen die je nog niet hebt.