‘Waarom vinden Europeanen dat zij de westerse blik op de niet-westerse wereld het beste kunnen bekritiseren?’
IDFA-directeur Orwa Nyrabia: ‘Moet het een westerse filmmaker zijn?’
Omar Larabi
23 november 2021
Mogen westerlingen geen films over Afrika of vluchtelingen meer maken? Jawel, zegt directeur Orwa Nyrabia van het International Documentary Festival Amsterdam (IDFA). Maar waarom vinden Europeanen dat zij de westerse blik het beste kunnen bekritiseren? ‘Met macht moet je niet koketteren.’
Vanuit het IDFA-kantoor in Amsterdam vertelt artistiek directeur van het festival, Orwa Nyrabia, tijdens een Zoom-gesprek over de uitdagingen die hij ziet in de documentairewereld. Meer geografische diversiteit, oftewel: verder kijken dan de westerse wereld, is zo’n uitdaging.
Orwa Nyrabia (43) werd geboren in het Syrische Homs en volgde een acteeropleiding in de hoofdstad Damascus. In 2008 richtte hij met zijn echtgenoot, filmmaker Diane El Jeiroudi, het Syrische documentairefestival DOX Box op. Daarnaast werkt Nyrabia als filmproducent van onder meer de bekroonde film Return to Homs (2013).
Nyrabia is al sinds het begin van de Syrische revolutie een voorvechter van mensenrechten. In 2012 ontvluchtte hij met zijn vrouw zijn geboorteland. Ze kwamen terecht in Berlijn, waar ze hun werk voortzetten. In 2018 werd Nyrabia artistiek directeur van IDFA.Toch is Nyrabia eigenlijk geen voorstander van de term ‘diversiteit’. ‘Bij diversiteit en inclusie wijst men tegenwoordig naar de afdeling D&I (Diversiteit en Inclusie, red.), naar specialisten, consultants en coaches. Diversiteit wordt geassocieerd met geld verdienen. En het is vaak een aanduiding voor de meerderheid die de ander verwelkomt. Gaandeweg werd het een synoniem voor “het accepteren van pluralisme” als goede daad van de mensen met macht.’
Toch wil de directeur met IDFA actief streven naar een rechtvaardigere filmwereld. Zo tekende hij namens het festival in 2018 de gelofte van de campagne 5050×2020, waarmee filminstellingen beloven dat minstens 50 procent van de geselecteerde films is gemaakt door een vrouw. Van de documentaires die kans maken op een prijs is dit jaar iets meer dan de helft (mede) gemaakt door een vrouw.
In het verleden benadrukte je dat het belangrijk is dat documentairemakers afkomstig zijn uit het land dat ze portretteren. Maar de meerderheid van documentaires over Afrika wordt nog steeds gemaakt door westerse documentairemakers, toch?
Orwa Nyrabia: Ja, een treffend voorbeeld daarvan zie je bij documentaires over de vluchtelingenproblematiek. De grote meerderheid van die films is gemaakt door Europese filmmakers, en die hebben ook het meeste succes. Die makers hebben ongetwijfeld veel sympathie voor vluchtelingen, en ik stel hun ethische positie of hun achterliggende politieke motivatie ook niet ter discussie, maar vluchtelingen die een film over hun situatie willen maken, komen zo niet aan bod.
Daardoor is er geen plek voor hun artistieke aspiraties. Mogen Europese filmmakers dan geen films meer maken over Afrika? Jawel, filmmakers mogen films maken over wat ze maar willen. Maar we moeten wel vragen blijven stellen. Dat punt van mij wordt opgevat als censuur, als onderdeel van een cancelcultuur. Dat vind ik verschrikkelijk.
Dit soort discussies leiden op filmfestivals vaak tot frictie?
Orwa Nyrabia: Het is een moeilijk onderwerp, maar we moeten erover blijven praten. Want er worden nog steeds meer films óver India gemaakt dan er Indiase documentaires uit India zelf komen.
Het gaat niettemin goed met de Indiase documentaire. Dit jaar valt de jonge documentairemaker Payal Kapadia op met A Night of Knowing Nothing (een in Cannes bekroonde persoonlijke, experimentele film waarin Kapadia reflecteert op hedendaags India, red.). Die draait ook op IDFA. Maar het staat buiten kijf dat een film over India van een Britse documentairemaker meer aandacht en geld zal krijgen.
‘Er worden meer films gemaakt óver India dan er documentaires uit India zelf komen.’
Westerse documentairemakers mogen best naar India, ga alsjeblieft. Maar ik wil dat filmmakers als Kapadia een kans krijgen. Elke keer dat dit ter sprake komt, krijg ik het gevoel dat iemand tegen me zegt: ‘Mijn buurman heeft honger, maar moet zijn eten van míjn bord komen?’ Wie zegt dat het jóuw eten moet zijn? Je mag je bord houden. Laten we gezamenlijk de buurman helpen eten te vinden.
Ze denken wel eens dat IDFA geen films meer van Europese filmmakers over arme landen zal vertonen, maar dat heb ik nooit gezegd. Documentairemakers hebben een verantwoordelijkheid, en dat je beschikt over de middelen en de privileges om iets te maken, betekent niet dat je het ook moet doen.
Hoe kijk je binnen deze context naar documentaires?
Orwa Nyrabia: Het begint allemaal met het besef dat er een geschiedenis is van een postkoloniale blik in documentaires gemaakt door westerse filmmakers in niet-westerse landen. Dat moeten we niet vergeten.
En we moeten ons afvragen: is er iets van een nasmaak blijven hangen? Voelen we werkelijke oprechtheid? Of voelt het als een film van een bevoorrecht iemand die toegang had tot bepaalde middelen?
Ik vind het pijnlijk dat na alle debatten over het dekoloniseren van film, er ineens allerlei films verschijnen waarin westerse filmmakers naar Afrika afreizen om hun privileges te onderzoeken. Het is ergerlijk om te zien dat wanneer we de Europese blik op de niet-westerse wereld willen bekritiseren, uitgerekend Europeanen vinden dat zij dat het beste kunnen. Dus zelfs als je slachtoffer bent van die postkoloniale blik, ben je kennelijk niet de juiste persoon om daarover te praten.
‘Het draait om het beslissingsproces en de macht daadwerkelijk delen, in plaats van er alleen mee koketteren.’
Vertroebelt de westerse of postkoloniale blik ook het beeld dat we van een bepaald gebied hebben?
Orwa Nyrabia: Absoluut, ik noem een voorbeeld: in de berggebieden van Syrië leven geen kamelen. Maar als Europese toeristen dat gebied bezochten, zeiden ze: ‘Waar zijn de kamelen?’
Dus wat doen mensen die proberen rond te komen van toerisme? Kamelen importeren. Toeristen komen vervolgens naar het gebied en maken foto’s van de kamelen. Als ik zeg dat er voorheen geen kamelen in dit gebied leefden, zeggen ze: ‘Jawel, hier is de foto.’
Uiteindelijk resulteert dat in een cynische vorm van opportunisme waarin de mensen die verdienen aan toerisme denken: wil jij dat wij oude Arabische ridderkleding dragen? Prima, dan doen we dat, want wij moeten ook rondkomen. En zo worden alle stereotypen bevestigd. Het is een uitdaging om films te maken die daar niet aan bijdragen.
Maar hoe zorg je ervoor dat je films selecteert zonder die stereotypen?
Orwa Nyrabia: Door mensen uit andere regio’s te betrekken bij het selectieproces. En door de experts niet alleen films uit hun eigen regio te laten beoordelen: Afrikanen beoordelen ook Latijns-Amerikaanse films en vice versa. Dat doe we bij IDFA de laatste drie jaar steeds meer.
We hebben nu een selectieteam met bijvoorbeeld mensen uit Taiwan en Rio de Janeiro. Het draait om het beslissingsproces en de macht daadwerkelijk delen, in plaats van er alleen mee koketteren.
Het is dus geen toeval dat IDFA dit jaar het 25-jarig bestaan viert van Johan van der Keukens Amsterdam Global Village – een portret van het multiculturele Amsterdam uit 1996?
‘Het is een uitdaging om films te maken die niet bijdragen aan stereotypen.’
Orwa Nyrabia: Die film zag ik lang voor ik naar Amsterdam kwam voor het eerst. De film vertelde me niet hoe we een multiculturele samenleving zouden moeten omarmen, maar wel dat de multiculturele samenleving een feit is. Punt. Klaar. Er zit geen ruimte in om het te verafschuwen of te bejubelen.
Amsterdam Global Village daagt je uit om je eigen relatie te vinden met je omgeving, zonder dat je het recht krijgt om te bepalen wie wel en niet bij je land hoort. Dat past goed bij IDFA.
Wat we eigenlijk doen, is de verbinding zoeken met Amsterdam en haar 180 nationaliteiten. Uit welk land de documentaire ook komt, je weet dat er mensen in Amsterdam wonen die daar vandaan komen. We vertegenwoordigen niet de hele wereld omdat we willen opscheppen, maar omdat de hele wereld hier eigenlijk al is.
Dat hoogtepunt uit van der Keukens oeuvre is kennelijk nog steeds invloedrijk?
Orwa Nyrabia: We, de nieuwe film van de Frans-Senegalese documentairemaker Alice Diop (1979) is deels geïnspireerd door Amsterdam Global Village. Diop neemt ons mee op een fascinerende reis door Parijs en presenteert een reeks openhartige ontmoetingen met de mensen die het weefsel vormen van een hedendaagse stad.
Diop besloot om de film We te noemen, omdat ze daarmee als kind van Senegalese ouders claimt deel uit te maken van dat ‘wij’. Ze wacht niet totdat Parijzenaren die vinden dat de stad van hen is van mening veranderen.
‘Vroeger wilde een Europees publiek de zaal verlaten met een goed gevoel.’
Een ander mooi voorbeeld van een film die draait om identiteit en afkomst: In the Billowing Night van Erika Etangsalé, een documentairemaker uit Frankrijk wier vader uit Réunion komt. Etangsalé verbloemt in de film het pijnlijke slavernijverleden van haar familie niet en ze ontziet de Europese kijker dus ook niet. In de film zien we hoe die transparante blik op het verleden een probleem is voor Etangsalé’s vader, die van een generatie is die deze pijn verborgen hield.
Tot voor kort vertelden veel filmmakers zulke verhalen op diplomatieke wijze, want ze werden geconfronteerd met de defensieve houding van het Europese kijkerspubliek dat liever de zaal verlaat met een goed gevoel. Een publiek dat vooral vindt dat het bewust goede dingen doet, in plaats van te erkennen hoe hedendaagse privileges direct afstammen van de pijn van de ander.
Maar er gebeurt iets nieuws, bij de maker en bij het publiek. Dat moeten we vieren door te kijken, te discussiëren en de conclusies mee te nemen in onze huizen, onze cafés, en onze stad.
Dit artikel is tot stand gekomen vanuit een samenwerking tussen OneWorld en IDFA. Het artikel verscheen eerder op de website van OneWorld.
Omar Larabi is filmhistoricus en freelance filmjournalist voor onder meer De Filmkrant, De Lagarde, VARAgids en Radio 1.