De bomaanslagen in Londen, Egypte en Turkije maakten deze zomer nog eens duidelijk dat het wanhoopsgeweld van splintergroepjes geglobaliseerd is en iedereen kan treffen. 'De regels van het spel veranderen', reageerde Tony Blair. Maar waarom groeit het geweld en wat is er met de mondiale samenleving echt aan de hand? Die vraag legde MO* voor aan Manuel Castells, de Spaanse socioloog die lang voor Seattle de andersglobaliseringsbeweging zag aankomen en die lang voor 11 september 2001 zei dat radicale uitsluiting tot radicaal geweld zou leiden. Castells gelooft in de kracht en de noodzaak van communicatie om het vertrouwen te herstellen en een gemeenschappelijk project te formuleren.
Manuel Castells is drieënzestig. Hij is onder andere professor emeritus aan de universiteit van Berkeley en verzamelde een eindeloos palmares internationale prijzen en erkenningen. Hij adviseerde internationale instellingen zoals de Unesco, de Internationale Arbeidsorganisatie, het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) en de Europese Commissie. Hij was raadgever van de Chileense regering onder Salvador Allende en leverde gelijkaardige diensten aan de regeringen van Mexico, Frankrijk, Ecuador, Brazilië, Portugal, Spanje, Rusland en China.
Momenteel is hij lid van het VN-panel dat zich buigt over de relatie van de Verenigde Naties met de civiele samenleving. In onze contreien kreeg Castells vooral erkenning omwille van zijn magnum opus The Information Age: Economy, Society and Culture, een trilogie die hij in de jaren negentig publiceerde, met T_he Rise of the Network Society, The Power of Identity en End of Millennium_.
Terrorisme en de repressieve reactie daarop door de staten omschrijft Castells als ‘een zwart tijdperk voor de mensheid’, maar hij beseft dat de wortels van elke actualiteit in het verleden liggen.
‘Wat we vandaag meemaken’, zegt Castells, ‘is het resultaat van drie maatschappelijke omwentelingen die tijdens de tweede helft van de twintigste eeuw toevallig samenvielen: de technologische revolutie, de globalisering met haar economische herstructureringen én de culturele veranderingen die veroorzaakt werden door de sociale bewegingen van de jaren zestig en zeventig.’ De beloften die deze nooit geziene maatschappelijke verschuivingen inhielden, worden anno 2005 overschaduwd door zelfmoordaanslagen, brutale machtspolitiek en verrechtsing. In Oost-Europa en Centraal-Azië, in Pakistan en Noord-Afrika, maar evengoed in het Westen lijken steeds meer jonge mensen aangetrokken door een politiek islamisme dat zich ongegeneerd van geweld bedient. Hoe verklaart Castells die tendens?
Manuel Castells: Religie is vandaag voor heel veel mensen op de wereld de eerste bron van hun identiteit. Dat is niet alleen het geval in de islamitische wereld, maar ook in de Verenigde Staten, waar de evangelische kerken en andere christelijke groeperingen opgang maken en zich steeds meer profileren als bewegingen met een diepgaande impact op de politieke agenda. Daarnaast groeit inderdaad het belang van de islam als bron van identiteit overal in de wereld waar je moslims hebt, en dat is in het grootste deel van de wereld.
Je mag echter niet de fout begaan om die “islamitische identiteit” als een monoliet te zien die altijd en overal hetzelfde is. In het Midden-Oosten is er een zeer diepgaand verschil tussen soennieten en sjiieten, en de identiteit van de Europese moslimimmigranten is niet dezelfde als die van de prinsen van Saudi-Arabië. Er is een grote diversiteit in de islam, al blijven er tegelijk gemeenschappelijke trekken die erg belangrijk zijn, zoals de onderwerping aan Allah die boven alles gaat.
Die fundamentalistische tendensen van vandaag zijn grotendeels een poging van uitgesloten mensen en groepen om een identiteit te verwerven binnen een wereld van kapitalistische globalisering. In de geglobaliseerde wereld is elke sociale en politieke controle op het winststreven weggevallen en gedraagt de natiestaat zich niet meer als een instelling die de belangen van haar burgers vertegenwoordigt. De mensen voelen zich dus verloren, zonder bescherming tegen een wereld waarin grenzen verdwijnen en waarin grote bedrijven en financiële belangengroepen zich steeds meer terrein toeëigenen. Mensen hebben het gevoel dat ze hun menselijkheid enkel nog kunnen beschermen door het bevestigen van hun eigen waarden en van die elementen waarmee ze zich in de loop van de geschiedenis geïdentificeerd hebben: religie, etniciteit en territorium.
In een interview voor het VPRO-programma Tegenlicht zei u ooit: ‘Irrelevant worden is erger dan uitgebuit worden. Ooit zullen we met nostalgie terugdenken aan de tijd dat we uitgebuit werden. Want uitbuiting is tenminste een sociale relatie. Als er geen uitbuiting is, is er ook geen sociale relatie die je kan aanvechten. “Ik kan de hele wereld opblazen, en mezelf erbij. Het maakt allemaal niet uit want ik heb geen vijand, geen vriend, geen enkele relatie.” Alle voorwaarden zijn dan vervuld om de boel te laten ontploffen, niet zoals een revolutie die men ontketent vanuit een droom, maar vanuit een totale wanhoopsdaad.’ Dat was in 1998.
Manuel Castells: Wat ik in dat interview zei, was gewoon de logische gevolgtrekking van een analyse die ik toen maakte van gedragingen en conflicten in situaties van uitsluiting. Spijtig genoeg hebben de fenomenen die ik toen vaststelde en analyseerde zich vandaag versterkt. Uitsluiting is de belangrijkste oorzaak van de conflicten die we vandaag beleven -uitsluiting uit de netwerken die rijkdom, welvaart, communicatie, zin in het leven produceren. Door die blijvende en toenemende uitsluiting groeien de kansen op geweld én neemt de mogelijkheid toe om staatsmacht op te bouwen die gebaseerd is op angst voor de terreurnetwerken. Een zwart tijdperk voor de mensheid.
Ziet u kansen om die uitsluiting te bestrijden?
Manuel Castells: De beste manier om economische uitsluiting te bestrijden is door ontwikkeling te delen, zoals dat vandaag gebeurt in Chili. Dat klinkt eenvoudig, maar om dat te bereiken, zijn er diepgaande politieke veranderingen nodig, zowel in elk land afzonderlijk als op wereldvlak. Zelfs een kapitalistisch ontwikkelingsmodel zoals dat bijvoorbeeld in China en India gehanteerd wordt, kan tot op zekere hoogte uitsluiting bestrijden. Al blijft daar de ontwikkeling ongelijk verdeeld en blijft een grote massa uitgesloten van de groei. Om culturele uitsluiting te bestrijden -een essentiële uitdaging vandaag-, is er dringend behoefte aan een interculturele dialoog, aan tolerantie en wederzijdse leerprocessen.
Steeds meer Europeanen beluisteren niet-westerse muziek, interesseren zich voor niet-westerse culturen en bezoeken niet-westerse landen. Is dat de dialoog waarop u hoopt?
Manuel Castells: Je ziet in Europa tegelijk meer multiculturalisme én meer verwerping van het multiculturalisme. Het is een strijd waarbij enerzijds gestreefd wordt naar culturele verrijking van onze samenlevingen en waar anderzijds de angst om te veranderen heerst, een weigering om andere waarden te leren kennen en ervaren. We leven in een periode van angst. Angst die heel vaak nog wordt aangeblazen door regeringen, om de gezagscrisis waaronder ze lijden beter onder controle te houden. De huidige Amerikaanse regering is daar een duidelijk voorbeeld van.
George Bush regeert alleen op basis van angst, voor de rest is zijn beleid een puinhoop. Tegelijk verzetten veel mensen zich tegen een leven in de greep van de angst en zo ontstaan er alternatieve projecten. Niet alle reacties tegen de globalisering kunnen worden gereduceerd tot een zoeken naar identiteit. Er is ook de ecologische beweging, het feminisme, de antiglobaliseringsbeweging, de hackercultuur. Dat zijn veel complexere projecten die positieve waarden voorstellen. Mensen zijn ook in 2005 meer dan enkel angst, individualisme en vernieling. Overal zie je embryo’s van sociale bewegingen groeien, van culturele kritieken, van politieke alternatieven.
Welke communicatiekanalen kunnen de noodzakelijke dialoog tussen de uitgeslotenen en zij die uitsluiten realiseren?
Manuel Castells: De communicatie tussen uitgeslotenen en degenen die voor die uitsluiting verantwoordelijk zijn, wordt almaar geringer. De instellingen die macht hebben, hebben geen enkel communicatiekanaal met de uitgeslotenen, terwijl de mensen en groepen die wel met elkaar dialogeren geen enkele macht hebben. De Verenigde Naties worden verlamd door de belangen van de nationale regeringen en vooral door de antidemocratische controle die de Veiligheidsraad uitoefent. De Wereldbank is een aanhangsel van het Internationaal Monetair Fonds, dat op zijn beurt een aanhangsel is van de Amerikaanse schatkist. Er is geen communicatie meer tussen uitgeslotenen en zij die uitsluiten. Vandaag is alleen het conflict nog in staat communicatie af te dwingen. Een voorafgaande nuance. Uitsluiting op zich veroorzaakt nog geen conflicten. Zolang het slachtoffer van de uitsluiting zijn of haar situatie aanvaardt, is er helemaal geen sprake van conflict. Het conflict ontstaat uit het verzet tegen die uitsluiting. Om tot zo’n verzet te komen hebben de uitgeslotenen doelstellingen nodig en eigen, alternatieve waardesystemen. Het verzet kan dan inhouden dat mensen een eigen identiteit verdedigen. Maar ze kunnen ook, gedreven door economische motieven, geweld gebruiken om toegang te krijgen tot de consumptie van zaken waar ze anders op geen enkele manier aan zouden geraken.
Kunnen de media een bemiddelingsrol opnemen?
Manuel Castells: De media hebben een fundamentele rol te spelen. Zij hebben de taak om de verschillende domeinen van de samenleving met elkaar in relatie te brengen. Via de media krijgen de mensen informatie aangeboden en vormen ze zich een mening. De media zijn vandaag de ruimte waar de politiek zich afspeelt en waar de culturele en sociale veranderingen plaatsvinden. Communicatie is de kern van het politieke systeem. Maar de communicatiemedia zijn niet neutraal, ze worden bepaald door economische en politieke belangen. Daarom zijn sociale netwerken van onafhankelijke communicatie zo belangrijk. De blogs, de webdagboeken, vormen vandaag een horizontaal communicatie-alternatief waardoor burgers rechtstreeks tot burgers kunnen spreken, waar ook ter wereld.
De wereld van de macht zal dergelijke alternatieven natuurlijk niet ongemoeid laten. Dat werd nog eens pijnlijk duidelijk toen de VN in 2003 de World Summit on the Information Society lanceerden, officieel een internationale poging om de digitale kloof te dichten. Die WSIS kwam dat jaar voor het eerst samen in Genève en zal nu in november een tweede sessie houden in Tunis, maar het hele opzet is een propagandastunt van regeringen die op de eerste plaats geïnteresseerd zijn in het controleren van het internet.
Heeft de staat een rol te spelen in het bij elkaar brengen van tegengestelde groepen?
Manuel Castells: De eerste opdracht van de staat is ruimte maken zodat de burgers die ze vertegenwoordigt hun belangen tot uitdrukking kunnen brengen. In plaats daarvan beschouwt de staat de burgers enkel als een electorale markt waarop politici om de vier jaar hun “product” moeten verkopen. Nadien doen ze weer gewoon hun zin -of doen ze wat van hen verlangd wordt door de echte machthebbers-, zonder nog rekening te houden met wat de burgers verlangen.
In verschillende Europese landen is een discussie aan de gang over de waarden en normen waardoor de instellingen zich moeten laten leiden en waarop de relatie tussen overheid en burgers gebaseerd moet zijn. Dat debat is een bevestiging van de crisis van politieke legitimiteit waaronder de staten in Europa, maar ook in de rest van de wereld, gebukt gaan Het is een wanhopige poging om de controle over de bevolking te herwinnen. Maar ik vrees dat het daarvoor te laat is, het tijdperk van de natiestaat is voorbij.
Is het Franse en Nederlandse “neen” op de Europese grondwet ook een uiting van die breuk tussen burger en staat?
Manuel Castells: Het Neen is negatief op korte termijn, omdat het Europa verzwakt en reduceert tot een louter marktgebeuren. Het stimuleert de xenofobie en versterkt de alleenheerschappij van het Amerika van Bush. Maar tegelijk helpt het de burgers de capaciteit te herwinnen om zich op te dringen aan hun politici. Het wijst ook op de noodzaak om vormen uit te denken om de staat en de burger opnieuw met elkaar in contact te brengen.
Ik zie het Neen ook als een teken dat de mensen hun identiteit willen verdedigen en niet bereid zijn om wat ze hebben op te geven in ruil voor een technocratisch project dat van bovenuit wordt opgelegd en niet is bediscussieerd. De Europese crisis, die erg diep zit, zou het begin kunnen zijn van een groot democratisch debat over de vraag hoe we met zijn allen kunnen beslissen over de wereld die we zouden willen. Want om tot iets gemeenschappelijks te komen, moeten we eerst communiceren. Van de stilte van de schapen zijn de Europeanen overgegaan tot het opleggen van het zwijgen aan de politici. En uit die stilte kunnen nieuwe stemmen opstaan.