Marianne Thyssen: ‘Laaggeschoolden zijn kwetsbaarder dan ooit, terwijl de bovenlaag floreert’

Zwartwerk is reden tot grote bezorgdheid in Europa, bevestigt Europees Commissaris Marianne Thyssen. Maar het is vooral grijswerk dat haar zorgen baart voor de toekomst: van precaire flexibanen voor laaggeschoolden tot de ongereguleerde nieuwe economie. ‘De beste manier om mensen te integreren in de samenleving is ervoor te zorgen dat ze kunnen participeren, ook aan werk.’

  • (c) Brecht Goris 'Zwartwerk ondermijnt de solidariteit die de samenleving als geheel en de overheid in het bijzonder in staat stelt om te functioneren' (c) Brecht Goris
  • (c) Brecht Goris 'De controles of de betrokken werknemer aangesloten is bij een socialezekerheidssysteem in zijn moederland, of het uitzendende bedrijf eigenlijk wel echt bestaat en economische activiteit ontwikkelt, voldoen niet' (c) Brecht Goris
  • (c) Brecht Goris 'Als grote multinationals maar een paar procent belasting te betalen op hun winsten, dan botst dat uiteraard met de ervaring van een kmo of een individu, die tientallen keren meer betalen' (c) Brecht Goris
  • (c) Brecht Goris 'Er is dringend een debat nodig over de vraag hoe we de oude modellen van sociale bescherming kunnen toepassen op of moeten aanpassen aan die nieuwe, zich snel ontwikkelende realiteit' (c) Brecht Goris
  • (c) Brecht Goris 'België zit helemaal achteraan in het Europese peloton als het gaat over scholingsgraad en werkgelegenheidsgraad van mensen met een migratieachtergrond' (c) Brecht Goris

Als de Europese Unie gezien wordt als een louter economisch project, dan zal dat niet aan Marianne Thyssen liggen. Als Europees Commissaris voor Sociale Zaken en Werk maakt ze zich sterk dat deze Commissie dat eenzijdige beeld van de EU wil en zal doorbreken

‘Alleen als we de sociale dimensie in het hart zetten van alles wat we doen, kunnen we het vertrouwen van de mensen en hun hoop op een mooie toekomst herstellen’, zei Thyssen begin mei aan het einde van een toespraak over de weg voorwaarts voor de sociale markteconomie –haar stokpaardje als christendemocratische politica.

Het publiek die avond was het volmondig met de Commissaris eens, het was immers naar het Europees Parlement afgezakt om 125 jaar Rerum Novarum te vieren, de encycliek waarin paus Leo XIII een moderne sociale doctrine voor de kerk formuleerde, met onder andere een duidelijk pleidooi voor een waardig loon en voor een actieve rol voor sociale organisaties. MO* had eerder die dag een gesprek met Marianne Thyssen over werk. Zwartwerk, grijswerk, witwerk. Grensoverschrijdend werk, waardig werk, kwetsbaar werk.

De eerste vraag is of de omvang van zwartwerk of ‘niet aangegeven werk’, zoals dat in officieel EU-jargon heet, bekend is?

Marianne Thyssen: In rapporten over zwartwerk sla ik meestal de bladzijden met cijfers en schattingen over, want aangezien zwartwerk niet aangegeven wordt, hebben we er heel weinig betrouwbare cijfers over. Er wordt natuurlijk wel onderzoek naar gedaan en op basis van nationale schattingen komen we tot Europese cijfers en gemiddelden, die voor sommige landen echt wel hoog oplopen.

‘Zwartwerk benadeelt tweemaal de bedrijven die wél aangifte doen van het gepresteerde werk’

Het werk waarover we spreken is op zich niet illegaal of crimineel, maar omdat het niet aangegeven wordt, mist de fiscus wel inkomsten en worden de bijdragen voor de sociale zekerheid niet betaald. Zwartwerk ondermijnt met andere woorden de solidariteit die de samenleving als geheel en de overheid in het bijzonder in staat stelt om te functioneren. Het benadeelt dan ook tweemaal de bedrijven die wél aangifte doen van het gepresteerde werk: zij betalen wél voor de gemeenschap, terwijl ze tegelijk moeten afrekenen met veel goedkopere want sjoemelende concurrenten.

Werknemers die in de zwarte economie werken genieten ook niet de rechten waar ze wettelijk recht op hebben: veiligheid en gezondheid op het werk, beperking van het aantal te presteren uren, betaalde vakantie, sociale zekerheid, ontslagbescherming… We moeten daar dan ook tegen optreden, en we moeten dat samen doen, want heel vaak zie je dat dit soort ontduiking grensoverschrijdend georganiseerd wordt.

(c) Brecht Goris

‘De controles of de betrokken werknemer aangesloten is bij een socialezekerheidssysteem in zijn moederland, of het uitzendende bedrijf eigenlijk wel echt bestaat en economische activiteit ontwikkelt, voldoen niet’

Nemen informele arbeid en zwartwerk toe in Europa?

Marianne Thyssen: Wat ik zeker weet, is dat de wil om zwartwerk te bestrijden toeneemt. Zoals er veel meer gedaan wordt tegen belastingontwijking en -ontduiking, wat nodig is, zoals de Panama Papers opnieuw bewijzen, groeit de bereidheid om ook sterker op te treden tegen zwartwerk. Daarvoor hebben we meer en betere grensoverschrijdende controles nodig, en vooral meer en betere samenwerking tussen nationale inspectiediensten, want veel sociale fraude wordt georganiseerd met werknemers die werken in lidstaten waar ze niet resideren.

De problemen hiermee slepen al járen aan en hebben de kansen op goede banen voor laaggeschoolden in eigen land ernstig aangetast.

Marianne Thyssen: De detacheringsrichtlijn is er in 1996 gekomen om het grensoverschrijdende werk beter te reguleren en de werkers beter te beschermen. Een van de regels die toen ingevoerd werden, was dat die “gedetacheerde” werkers minstens het minimumloon van het ontvangende land moesten krijgen. Dat wordt nu aangepast, we willen nu het principe van gelijk loon voor gelijk werk hanteren – er moet met andere woorden met alle elementen van de loonvorming rekening gehouden worden, zodat er echt een gelijk speelveld ontstaat. [Tegen dat voornemen tekenden intussen al 11 lidstaten verzet aan, nvdr]

‘Er moet met alle elementen van de loonvorming rekening gehouden worden, zodat er echt een gelijk speelveld ontstaat’

Ook de afspraken om te controleren of de betrokken werknemer inderdaad aangesloten is bij een socialezekerheidssysteem in zijn moederland, of het uitzendende bedrijf eigenlijk wel echt bestaat en economische activiteit ontwikkelt, zijn niet voldoende. Het besef dat dat voor problemen zorgt, is de voorbije jaren sterk toegenomen.

Tegen 18 juni dit jaar moet de Handhavingsrichtlijn van 2014 door alle lidstaten omgezet zijn in nationale wetten en controlesystemen die de normen van de richtlijn aankunnen. Van dan af moet opgevraagde informatie ook binnen vastgelegde termijnen bezorgd worden.

Gaat dat voor alle lidstaten lukken?

Marianne Thyssen: De lidstaten moeten ons informeren over de stand van zaken. Landen die duidelijk niet van plan zijn om de richtlijn toe te passen, zullen we voor het Europees Hof van Justitie brengen.

Zijn er nog andere plannen om de strijd tegen zwartwerk aan te scherpen?

Marianne Thyssen: In maart werd het Platform tegen Zwartwerk goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad van ministers. Dat platform wil een permanente en pragmatische samenwerking stimuleren tussen de inspecties van de verschillende lidstaten. De bedoeling is van elkaar te leren, gezamenlijke acties op te zetten tegen niet aangegeven werk, elkaars capaciteit te versterken en uitwisseling te realiseren. Dat Platform wordt officieel gelanceerd op 27 mei.

(c) Brecht Goris

‘Zwartwerk ondermijnt de solidariteit die de samenleving als geheel en de overheid in het bijzonder in staat stelt om te functioneren’

Is de strijd tegen zwartwerk op de eerste plaats een strijd tegen zwartwerkers of een strijd voor betere bescherming van werkers?

Marianne Thyssen: Iedereen weet dat er gradaties zijn in zwartwerk. Iemand die eens een uurtje bijklust is nog beschermd binnen de sociale zekerheid en doet globaal genomen nog wel de afgesproken bijdragen aan de samenleving. Toch kan je niet zeggen dat het oké is, want waar ligt de grens? Tot wanneer is het niet respecteren van regels aanvaardbaar, en wie legt die grens vast?

Maar de ongelijkheid bestaat in de feiten wél, want die bijklussende buur heeft niet het netwerk dat hem zal beschermen tegen eventuele vervolging, terwijl de grote fraudeurs dat kennelijk wel hebben – zie alle dossiers over offshores en andere constructies die opgezet worden door dure advocatenkantoren.

‘Panama Papers, LuxLeaks en andere dossiers hebben een breed gevoel gecreëerd dat er geen rechtvaardigheid is’

Marianne Thyssen: Panama Papers, LuxLeaks en andere dossiers hebben begrijpelijk en terecht een breed gevoel gecreëerd dat er geen rechtvaardigheid is. Als grote multinationals zich zo organiseren dat ze alle regels kunnen gebruiken of misbruiken om uiteindelijk maar een paar procent belasting te betalen op hun winsten, dan botst dat uiteraard met de ervaring van een kmo of een individu, die tientallen keren meer betalen.

Toch moeten we vasthouden aan de regels, voor iedereen. Anders gaan we toch steeds verder in de normvervaging, die we in dit land maar al te goed kennen.

Kunnen Europese overheden met goed fatsoen hard optreden tegen individueel zwartwerk of kleine sociale fraude, als ze de grote fraudeurs niet alleen een wettelijk kader bieden, maar die zelfs proberen aan te trekken met allerlei speciale constructies?

Marianne Thyssen: Dan moet ik toch opnieuw wijzen op de ommekeer die we maken en meemaken op het gebied van belastingontwijking en -ontduiking. Als het echt over de grote getallen gaat, zitten we overigens in een internationale context die de EU nog overstijgt, maar op dat gebied werkt de Europese Commissie heel actief en stimulerend mee aan de initiatieven die daarvoor genomen worden. Ook sociaal willen we als Commissie de lat van faire behandeling een stuk hoger leggen, onder andere door de inspectiediensten beter te laten samenwerken.

Intussen verandert de economische realiteit met duizelingwekkende snelheid. Kunnen de overheden de snelle en disruptieve veranderingen volgen?

Marianne Thyssen: Wetgeving loopt altijd achter. Je kan niet iets reguleren dat nog niet bestaat, en dus moet je stapsgewijs op de nieuwe omgeving inspelen. Die nieuwe economie confronteert ons met een radicaal vernieuwende samenleving die internationaliseert maar ook digitaliseert, met haar nieuwe businessmodellen, nieuwe manieren van samenleven en dus ook nieuwe vormen van werk. Wie is in die nieuwe omgeving werkgever en wie is werknemer, of zijn het zelfstandigen en zijn ze dan in orde met een statuut?

Er is dus dringend een fundamenteel debat nodig over de vraag hoe we de oude modellen van sociale bescherming kunnen toepassen op of moeten aanpassen aan die nieuwe, zich snel ontwikkelende realiteit. We moeten dat doen om de sociale markteconomie overeind te houden, en dus ook zorgen dat we de concurrentiepositie van onze bedrijven en economieën niet finaal ondergraven.

(c) Brecht Goris

‘Als grote multinationals maar een paar procent belasting te betalen op hun winsten, dan botst dat uiteraard met de ervaring van een kmo of een individu, die tientallen keren meer betalen’

Zijn er al ideeën over hoe die toekomst aangesloten kan worden op de sociale verworvenheden van het verleden?

Marianne Thyssen: Wat we in de nieuwe economie zien is dat meer en meer mensen aan de slag gaan als “freelancers”. Dat is prima – het komt vaak ook tegemoet aan de vraag van jongeren naar meer flexibiliteit in het organiseren van hun werk. Maar zijn zulke freelancers voldoende beschermd?

Ons arbeidsrecht en onze socialezekerheidssystemen zijn erg tweeledig, met een uitgebreide bescherming voor werknemers en veel minder bescherming voor zelfstandigen. Ik denk dat we weg moeten van die tweeledigheid en met een frisse blik moeten herbekijken wie de te beschermen partij is in de nieuwe vormen van werk die we zien ontstaan. Socialezekerheidssystemen die minder tweeledig zijn zouden het ook makkelijker maken voor mensen om te switchen tussen een statuut van werknemer en zelfstandige of om beide te combineren. Dat kan deel zijn van de oplossing voor de flexibelere arbeidsmarkt waar we onvermijdelijk naar evolueren.

Zal het resultaat daarvan zijn dat de arbeidsvoorwaarden minder streng worden, zodat het minder loont om in het zwart te werken of zodat werkgevers flexibeler kunnen omgaan met hun werknemers?

Marianne Thyssen: Nee, ons uitgangspunt is de sociale markteconomie – we hebben trouwens hard gevochten om dat in de tekst van het Verdrag van Lissabon te krijgen, want dat stond vroeger niet met zoveel woorden in de Europese verdragsteksten. Die sociaal en ecologisch gecorrigeerde markteconomie is essentieel, ook in perioden van diepe economische crisis. Door volgehouden inspanningen slagen we erin de jeugdwerkloosheid elk jaar met 1 procent te laten dalen, dat gaat dus over 500.000 jongeren minder die werkloos zijn. Dat is niet genoeg, maar het gaat de goede kant op.

Maar ook binnen dat voorzichtige herstel zie je een tweedeling ontstaan tussen enerzijds een groep jongeren met tijdelijke, kwetsbare contracten en anderzijds een groep die heel goed beschermd en vergoed wordt. Halftijdse of tijdelijke contracten zijn goed als ze de opstap zijn naar vast en waardig werk, maar als dat het nieuwe normaal wordt voor velen, dan wordt dat problematisch. Maar om degelijke banen te kunnen creëren, moet Europa ook concurrerend blijven. Veranderen moeten we sowieso. De vraag is: hoe? Hoe gaan we ervoor zorgen dat de nieuwe combinatie van flexibiliteit en zekerheid een goede zaak wordt voor werknemers?

Goede vraag. En het antwoord is?

‘We moeten inzetten op werkzekerheid, eerder dan de zekerheid van betrekking die vroeger bestond’

Marianne Thyssen: Dat we moeten inzetten op werkzekerheid, eerder dan de zekerheid van betrekking die vroeger bestond. Mensen veranderen meer van werk en bevinden zich dus veel vaker in transitiemomenten – wat altijd kwetsbaar maakt. Daarvoor is een goede vorming nodig, niet alleen tijdens de schoolleeftijd, maar gedurende de hele arbeidscarrière; niet alleen als men zonder werk valt, maar ook tijdens een periode van werk.

We moeten op de eerste plaats zorgen dat mensen een opleiding hebben, waarbij we zéker ook naar de basisopleidingen moeten kijken, want 20 procent van de mensen in Europa is onvoldoende in staat te lezen en een tekst te begrijpen, 25 procent kan onvoldoende met cijfers uit de voeten en 40 procent heeft geen digitale vaardigheden – en dat in een context waarin we verwachten dat de banen van de komende jaren voor 90 procent digitale vaardigheden vereisen. Het betekent ook het herkennen en erkennen van vaardigheden, ook als die niet in een formeel diploma uitgedrukt worden of als die diploma’s uit andere landen komen.

(c) Brecht Goris

‘Er is dringend een debat nodig over de vraag hoe we de oude modellen van sociale bescherming kunnen toepassen op of moeten aanpassen aan die nieuwe, zich snel ontwikkelende realiteit’

Worden de kansen op echt levenslang leren niet veeleer kleiner nu iedereen steeds meer en sneller moet presteren? Is leren nog toegestaan als het niet onmiddellijk iets oplevert voor de huidige werkgever?

Marianne Thyssen: De discussie over tijdskrediet en kredieturen is al heel oud. Is het correct om dat systeem te gebruiken om een cursus bloemschikken te gaan volgen, gewoon omdat je dat leuk vindt? Moeten werkgevers je daarvoor vrijaf geven en ervoor bijdragen? Dat zijn geen onterechte vragen, vind ik.

Als ik die vragen mag terugkaatsen: is het normaal dat arbeiders via hun belastingen bijdragen tot de zakenlunchen, dure bedrijfswagen en exotische teambuildingsessies van kaderleden en directies?

Marianne Thyssen: Bij sommige aftrekposten kan je inderdaad vragen stellen. Er wordt vanuit Europa trouwens geregeld aan de Belgische overheid gemeld dat onze belastingsystemen veel te complex en ondoorzichtig zijn, waardoor het eerder de kleine garnalen zijn die bijdragen dan de grote vissen.

‘De sociale klemtonen zijn echt nodig, want het zijn vooral de laagstgeschoolden die uit de boot vallen en dat in de toekomst nog meer dreigen te doen’

Vanuit de Europese Commissie willen we dat er meer middelen van het Europees Sociaal Fonds ingezet worden voor investeringen in degenen die het kwetsbaarst zijn. We gaan die sociale aanpak ook stimuleren door veel meer sociale accenten te leggen in de landenspecifieke aanbevelingen die de Europese Commissie opstelt in het kader van het Europees Semester – die onder de vorige Commissie vooral economisch en budgettair werden ingevuld. Die sociale klemtonen zijn ook echt nodig, want het zijn vooral de laagstgeschoolden die uit de boot vallen en dat in de toekomst nog meer dreigen te doen.

België zal dus slechte cijfers krijgen voor de hoge schooluitval, met name in Brussel?

Marianne Thyssen: België zit helemaal achteraan in het Europese peloton als het gaat over scholingsgraad en werkgelegenheidsgraad van mensen met een migratieachtergrond. Daarover zijn in het verleden al opmerkingen gemaakt en ik kan me niet voorstellen dat die opmerking verdwijnt, want het probleem blijft bestaan en is wellicht urgenter dan ooit.

(c) Brecht Goris

‘België zit helemaal achteraan in het Europese peloton als het gaat over scholingsgraad en werkgelegenheidsgraad van mensen met een migratieachtergrond’

Boven op de tekortkomingen tegenover jongeren van de tweede en derde generatie krijgt Europa plots een grote instroom van nieuwkomers te verwerken. Zal dat de groei van niet gereguleerde, niet gecontroleerde, slecht betaalde en slecht beschermde banen nog doen toenemen?

Marianne Thyssen: Het is te vroeg om op Europese schaal zicht te hebben op de impact van die nieuwkomers op de arbeidsmarkt. De beste lidstaten zijn hard aan de slag om die mensen zo goed mogelijk op te vangen en te omkaderen om hen reële kansen te geven op de arbeidsmarkt en in de samenleving. De beste manier om mensen te integreren is immers ervoor te zorgen dat ze kunnen participeren, ook aan werk.

De Commissie moedigt de lidstaten daarom aan om mensen die asiel aanvragen zo snel mogelijk toegang te verlenen tot de arbeidsmarkt. De regel is dat wie vandaag een asielaanvraag doet, over negen maanden ten laatste de toestemming om te werken moet krijgen. Er zijn landen die dat vanaf dag één toelaten, in België en Luxemburg werd de wachttijd verminderd van zes naar vier maanden.

Ten slotte: laat de focus op het formaliseren van werk voldoende ruimte voor burenhulp, vrijwilligerswerk en andere vormen van niet betaalde en niet vermarkte arbeid?

‘Vrijwilligers nemen personeel geen werk af; zij maken hun werk doenbaar’

Marianne Thyssen: Uiteraard moet er plaats zijn voor vrijwilligerswerk. Solidariteit van mens tot mens is essentieel en maakt deel uit van “sociaal Europa” en de cohesie in de samenleving waar we naar streven. Wanneer wordt vrijwilligerswerk werk? Over het algemeen wordt aangenomen dat dat is wanneer er loon tegenover staat – iets dat verder gaat dan een onkostenvergoeding. Dat lijkt mij een redelijk criterium. Kan vrijwilligerswerk betaald werk verdringen? Ik zie dat risico eerlijk gezegd niet meteen. Iedereen die ouders in een zorgcentrum heeft, weet dat het personeel er voortdurend handen en voeten te kort komt. Vrijwilligers nemen personeel geen werk af; zij maken hun werk doenbaar.

Ik heb het voorbije anderhalve jaar veel sociale projecten bezocht, overal in Europa, van Griekenland tot Polen en Portugal – projecten die we met Europese fondsen financieel ondersteunen – en ik stel het telkens opnieuw vast: wanneer professionelen en vrijwilligers de handen in elkaar slaan, gebeuren er wonderen: in de zorg, in de armoedebestrijding, bij de opvang van vluchtelingen.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.