Tachtig jaar nadenken over identiteit, rechtvaardigheid en ontwikkeling
Amartya Sen over rechtvaardigheid: 'Informatie is het centrale strijdpunt'
In 1998 kreeg hij de Nobelprijs voor Economie, maar zijn bijdrage aan het mondiale debat gaat veel verder. Amartya Sen zorgde voor grensverleggende inzichten in ontwikkeling, identiteit, cultuur, rechtvaardigheid. MO* sprak met een van de meest vooraanstaande publieke intellectuelen van onze tijd.
In 1998 kreeg hij de Nobelprijs voor Economie, maar zijn bijdrage aan het mondiale debat gaat veel verder dan zijn vakgebied. Amartya Sen ontwikkelde grensverleggende inzichten in onder andere ontwikkeling, identiteit, cultuur, rechtvaardigheid en India in al zijn aspecten. Een gesprek met een van de meest vooraanstaande publieke intellectuelen van onze tijd.
Amartya Sen werd tachtig jaar geleden geboren in Santiniketan, Bengalen, op de campus waar zijn grootvader Sanskriet doceerde en waar Nobelprijswinnaar Literatuur Rabindranath Tagore zijn ideeën in pedagogische praktijk probeerde te brengen.
Het stof van West-Bengalen hangt nog in zijn kleren als we elkaar ontmoeten in Amsterdam, maar het ticket om terug te keren naar Santiniketan ligt alweer klaar. Sen verblijft al veel langer buiten India dan hij er ooit gewoond heeft, maar hij heeft er altijd een punt van gemaakt om alleen zijn Indiase nationaliteit te behouden – onder andere om ongehinderd zijn mening over zijn vaderland te kunnen geven.
Half januari gaf Amartya Sen de openingslezing van het literatuurfestival in Jaipur, de jaarlijkse hoogmis van schrijvend en denkend Zuid-Azië, met meer dan honderdduizend bezoekers. De lezing, waarin hij vertelt over een ontmoeting met de Godin van Middelgrote Dingen die hem zeven wensen voor India gunt, combineert culturele knipogen met wetenschappelijke en sociale gedrevenheid. Sen kent zijn klassieken en hij waardeert de esthetische en ethische kwaliteiten van kunst, maar waar het hem uiteindelijk om gaat, is de vraag of een schilderij, een gedicht, een compositie hem aan het denken zet.
Het overvalt hem zelfs bij een bezoek aan de kathedraal van Chartres, die hij omschrijft als ‘onontkoombaar in haar schoonheid’. ‘De kathedraal is overweldigend, maar meteen bedenk ik hoeveel menselijke creativiteit er in dat gebouw geïnvesteerd is, hoeveel mensen en generaties er sindsdien van genoten hebben. Chartres tilt de zinnelijke ervaring, de sensualiteit in zekere zin, op een hoger niveau.’ En dat niveau is intellectueel.
De rol van de media
Amartya Sen is een vurig pleitbezorger van een goed geïnformeerd publiek debat als fundament voor openbaar beleid. Zowel in zijn magnum opus Het idee van rechtvaardigheid als in India. An Uncertain Glory wordt uitgebreid ingegaan op de cruciale rol die de media zouden moeten spelen om tot een rechtvaardiger samenleving te komen. Maar zijn de media nog wel in staat die rol te spelen in een toenemend commerciële omgeving?
‘Al te vaak wordt de commercialisering trouwens gebruikt als een excuus om ondermaatse kwaliteit en te weinig inzet of ambitie te verantwoorden.’
Sen denkt van wel. Hij ziet de problemen wel die samenhangen met commercialisering en dan vooral het belang van advertenties in het businessmodel, maar hij gelooft dat de onderlinge concurrentie tussen media ook heilzame effecten kan hebben.
Hij vertelt over een periode dat hij in Finland een nieuw onderzoeksinstituut oprichtte en daarop aangevallen werd door de Helsingin Sanomat. ‘De krant publiceerde zeer misleidende, vaak slecht geïnformeerde en soms ronduit valse artikels over het project, omdat president Ahtisaari het steunde, en er was niets dat we konden doen om hun standpunt of hun “informatie” te weerleggen of in de juiste context te plaatsen, want de Sanomat was de enige echte krant.’
Dus, zo lang als Europa en India hun levendige en concurrentiële verscheidenheid aan media behouden, vreest Sen de reële nadelen van de commercie nog niet te zeer. ‘Al te vaak wordt de commercialisering trouwens gebruikt als een excuus om ondermaatse kwaliteit en te weinig inzet of ambitie te verantwoorden. Er zijn wel degelijk dingen die de media beter kunnen doen vandaag.’
De media moeten ervoor zorgen dat er een redelijk en goed onderbouwd publiek debat over relevante onderwerpen mogelijk is en ook echt plaatsvindt. Sen is in alle opzichten een vertegenwoordiger van de generatie die het rampzalige populisme van vorige eeuw bestreden heeft met rationele argumenten, informatie, publiek debat – met het beste dat de menselijke geest te bieden heeft, kortom. Tegelijk beseft hij dat een mens niet leeft bij feiten, cijfers en rationaliteit alleen. In Het idee van rechtvaardigheid breekt hij bijvoorbeeld een lans voor verontwaardiging als bron van onderzoek, handelen en gesprek.
Maar als ik het woord “passie” uitspreek, laat hij me die zin niet afmaken. ‘Ik zou het eerder zien zoals Adam Smith het in zijn eerste grote boek verwoordde: morele gevoelens. Je moet die morele gevoelens ernstig nemen en ze tegelijk kritisch beoordelen. Ze zijn niet het laatste woord. Het is waar dat we als mensen tot niets in staat zijn als er geen passie is die ons drijft, maar je moet toch altijd op je hoede blijven. Het geweld dat in India moslims of hindoes doodt is passioneel. De Europese oorlogen van de twintigste eeuw werden gedreven door passie. Maar het is ook dankzij de passie van mensen voor rechtvaardigheid dat in Groot-Brittannië de nationale gezondheidszorg opgericht werd, of dat de Europese welvaartsstaten mogelijk werden.’ Uiteindelijk gaat het om een evenwicht tussen passie en kritische rede, stelt Sen. ‘Want een leven zonder passie, dat lijkt me verre van het goede leven. Maar passie zonder kritiek is levensgevaarlijk.’
De passie van Sen
Op dat vraag wat hem dan passioneert, antwoordt Amartya Sen onmiddellijk met een verwijzing naar de Bengaalse hongersnood van 1943, een traumatische ervaring die zijn economische werk richting gegeven heeft en die ook zijn reflecties over ethiek en ontwikkeling heeft bepaald. ‘Het was niet alleen de ervaring mensen hulpeloos te zien sterven, maar ook de ervaring dat zo’n extreme situatie van ontbering mensen veranderde in barbaarse wezens, ontdaan van hun fundamentele menselijkheid.’
‘Een extreme situatie van ontbering verandert mensen in barbaarse wezens, ontdaan van hun fundamentele menselijkheid.’
Sen vertelt het verhaal van een ontmoeting uit die periode. Hij was een jongen uit een relatief welgesteld milieu, zij was een uitgehongerde jonge vrouw met een kind. De jonge Amartya had een banaan gekregen voor zijn middagmaal op school. Hij gaf ze aan de hongerende vrouw. Haar onmiddellijke reactie was de banaan in haar mond te steken, maar toen aarzelde ze. Ze haalde de banaan uit haar mond, slaakte een schreeuw die door merg en been ging, en gaf de banaan aan het kind. Ze keek Sen aan met brandende, betraande ogen en zei: ‘De honger maakt beesten van ons.’ Die ervaring werd een passie, een levenslang gevecht tegen de ontmenselijking door ontbering, op alle gebieden.
‘De tweede passie die mij altijd al bewogen heeft, is de kracht van intellectueel onderzoek. Misschien heb ik dat wel geleerd van de Boeddha, die in zijn overwegingen over God vaststelde dat je nooit tot een definitief oordeel over het bestaan van God kon komen, en bovendien, dat je niet in God hoefde te geloven om als mens juist en goed te leven. Dat laatste vind je trouwens ook terug in het verhaal van de barmhartige Samaritaan, waarin Jezus uitlegt dat je naaste niet noodzakelijk degene is die naast je woont, maar iedereen die om je geeft. In dit pleidooi voor zorg en hulp aan wie het nodig heeft, ongeacht gemeenschap, nationaliteit, stam of wat dan ook dat mensen kan verdelen, verwijst Jezus trouwens niet naar God. Dat spreekt mij wel aan.’
‘Wat ik geleerd heb uit het boeddhistische denken is dat een moeder niet alleen de plicht heeft om haar kind te helpen omdat zij het voortgebracht heeft, maar vooral omdat zij dingen kan die het kind nog niet kan. De Samaritaan beseft die verantwoordelijkheid, de priester en de leviet uit het verhaal niet –ook al waren zij dienaren van God. Dat klinkt als een theoretische beschouwing over morele waarden, maar het heeft een heel grote impact op concrete terreinen. In India, bijvoorbeeld, is corruptie een van de fundamentele problemen van de samenleving. Hoe kan een land echt vorderingen maken in menselijke ontwikkeling als iedereen die in recht, gezondheidszorg of onderwijs voorziet zich telkens afvraagt welk voordeel hijzelf uit die dienstverlening kan halen? Als mensen niet meer gedreven worden door een gevoel van morele verplichting tegenover anderen, dan loopt het raderwerk van de samenleving vast.’
Ongelijkheid als probleem
In Het idee van rechtvaardigheid zegt Sen dat wie rechtvaardigheid concreet wil realiseren, ook actief de concrete vormen van onrecht moet bestrijden. Kun je dat doortrekken tot je uitkomt bij de stelling dat wie de armoede uit de wereld wil helpen, moet beginnen met het bestrijden van overdadige weelde?
‘De oplossing voor extreme ongelijkheid ligt eerder in het herstellen van een vrij en eerlijk debat over deze dingen. Informatie is het centrale strijdpunt.’
‘Nee. Ik heb niets tegen weelde en ik geloof dat het linkse denken bijzonder slecht gediend is met dat voortdurende uithalen tegen weelde. Ik zie wel de hoge ethische waarde van dat standpunt. Toen Jezus de geldhandelaars uit de tempel verjoeg, werd hij wellicht meer gedreven door ethische dan door economische overwegingen. Hij vroeg zich niet af of de armen door zijn optreden makkelijker of juist moeilijker aan krediet zouden raken. Als sociaaleconomisch programma kom je met verzet tegen weelde niet ver, al mag men natuurlijk zeker niet in het tegendeel vervallen door bijvoorbeeld te geloven dat India vooruitgang boekt omdat er tweehonderd miljoen mensen tot de middenklasse behoren en er steeds meer miljardairs zijn.’
Wijst hij daarmee de stelling van de Indignados en de Occupy-beweging – ‘het probleem is de extreme concentratie van weelde bij de één procent rijksten – van de hand? Toch niet: ‘Ik bewonder de Occupy-beweging, omdat ze een fundamenteel probleem op de agenda zet. De greep van de kleine elite op de Verenigde Staten is zo groot dat ze elk sociaal beleid waar ze zelf geen behoefte aan heeft, zoals openbare scholen en verplichte ziekteverzekering, kan tegenhouden door haar enorme financiële middelen in te zetten voor het produceren van desinformatie en propaganda. Alleen los je dat probleem niet op door geld af te nemen van Bloomberg en Soros. Het begin van een oplossing ligt eerder in het herstellen van een vrij en eerlijk debat over deze dingen. Informatie is het centrale strijdpunt.’
De noodzaak van sociale actie
Iedereen moet de vrijheid hebben zelf de prioriteiten in zijn of haar leven te bepalen, vindt Amartya Sen. In Vrijheid is vooruitgang maakt hij duidelijk dat de vrijheid die hij bepleit niet beperkt is tot burgerlijke en politieke vrijheden, maar ook bepaald wordt door sociale en economische voorzieningen zoals gezondheidszorg en onderwijs. De belangrijkste bronnen van onvrijheid, schrijft hij, zijn ‘armoede en tirannie, een gebrek aan economische kansen en systematische sociale vormen van gemis, de verwaarlozing van openbare voorzieningen, intolerantie en overmatige activiteit van onderdrukkende regimes’.
Sen gelooft dat goed onderwijs voor iedereen een van de belangrijke hefbomen is om elke burger het vermogen te geven die vrijheidsbelemmeringen te overwinnen. Tot zijn spijt en frustratie stelt hij vast dat het in India precies andersom gaat: de arme meerderheid krijgt geen fatsoenlijk onderwijs, terwijl de rijke minderheid wel wereldklasse-onderwijs ter beschikking heeft.
De reden voor die verwaarlozing – vrij uitzonderlijk in Azië – moet niet gezocht worden in de kastentegenstellingen, zegt Sen. ‘In Kerala, waar het kastensysteem het sterkst was, was het juist aanleiding tot verzet, en dat resulteerde in echte ontwikkeling. In het noorden van India ging kaste de politiek echter domineren, met zowel opperkastepolitiek, waarop de de hindoenationalisten zich baseren, als lagekastenpolitiek – alleen bleef die hopeloos verdeeld en dus onmachtig om het systeem van uitsluiting zelf aan te pakken.’
Op basis van zijn verhaal over de kastendialectiek in het zuiden van India zou je kunnen stellen dat de vrijheid van de individuele burger afgedwongen moet worden door collectieve actie. Dat klopt, zegt Sen: ‘Eigenlijk geldt altijd het principe van dr. Ambedkar, de hoofdauteur van de Indiase grondwet. Hij was ervan overtuigd dat de grondwet haar werk alleen kon doen als er sociale actie voor gevoerd werd.’
Dr. Bhimrao Ambedkar behoorde zelf tot de mahar, een kaste die als onaanraakbaar behandeld werd. Hij kon studeren omdat zijn vader in het Britse leger diende, maar moest toch voortdurend opboksen tegen discriminatie en vooroordelen. Daardoor werd hij een voorstander van positieve discriminatie om kinderen van traditioneel achtergestelde groepen een extra duwtje in de rug te geven in hoger onderwijs of arbeidsplaatsen bij de overheid. Sen: ‘Het is niet de traditie die verantwoordelijk is voor de problemen van vandaag, het zijn de politieke leiders die tekortgeschoten zijn.’
Beperkte middelen
De klemtoon op de keuzevrijheid en het morele handelen van individuen resulteert bij Amartya Sen nooit in het afwijzen van publieke voorzieningen en verantwoordelijkheden. Integendeel: die openbare diensten moeten individuen juist in staat stellen hun keuzebeperkingen te overwinnen. Hij lijkt zich altijd mooi tussen het collectivistische staatsoptreden van de oude communistische overheden en het laisser-faire van de harde neoliberalen te bevinden. Zoals de burger een goed functionerende staat nodig heeft, zo heeft die staat vrije, geïnformeerde en goed uitgeruste burgers nodig die tijdig kritiek kunnen formuleren en daarmee ook politieke druk kunnen uitoefenen.
De staat heeft vrije, geïnformeerde en goed uitgeruste burgers nodig die tijdig kritiek kunnen formuleren.
Tussen de ideologische uitersten zijn echter veel tussenposities mogelijk. Ook de Wereldbank, bijvoorbeeld, pleit voor een goed functionerende staat die zich inzet voor het vergroten van de kansen van de armsten. Maar gelet op de beperkte middelen, vindt de Wereldbank, moet die overheid haar interventies zo richten dat de armen er maximaal van profiteren, terwijl de rijken, die geen behoefte hebben aan overheidssteun, hun eigen boontjes kunnen doppen. Dat lijkt te botsen met het pleidooi voor universele dienstverlening dat Sen onder andere in An Uncertain Glory houdt.
‘Om te beginnen moet je goed het onderscheid maken tussen een individu – dat onderworpen is aan morele verplichtingen – en een overheid, die gehouden is haar opdracht zo goed mogelijk uit te voeren. Een regering moet er bijvoorbeeld voor zorgen dat ze aan de macht komt of blijft, wat compromissen nu eenmaal onvermijdelijk maakt. Maar eenmaal verkozen, moet een leider of een regering alle burgers zo goed mogelijk te helpen, zonder onderscheid van politieke voorkeur.’
Het is trouwens altijd moeilijk om hulp of dienstverlening zo te richten dat die alleen de armsten ten goede komt, stelt Sen. ‘Waar leg je de grens? Hoe stel je die vast? Wie kan daarover oordelen? Wat men vaak vergeet in de pleidooien voor “gerichte dienstverlening” is dat die aanpak een enorme stimulans voor corruptie betekent, en dat is pas verspilling van beperkte overheidsmiddelen.’
De leugens van communautaire identiteiten
Als het vermogen van mensen om zelf te kiezen zo cruciaal is, wat heeft Sen dan geleerd over de manier waarop mensen keuzes maken, na pakweg zestig jaar van actief onderzoek op terreinen als econometrie en fundamentele ethiek, culturele kritiek en ontwikkelingseconomie, Europees beleid en Aziatische ambities?
‘Dat informatie van levensbelang is om redelijke keuzes te maken’, reageert hij. ‘Ik ben tachtig geworden en het valt mij echt op hoe wezenlijk het vermogen om na te denken en te redeneren is voor de mensheid, ook bij de allerarmste, ongeschoolde en ongeletterde mensen – op voorwaarde dat ze beschikken over ernstige en toereikende informatie. Ik ben er ook van overtuigd dat mensen weloverwogen keuzes kunnen maken die breder zijn dan de zogenaamde “rationele keuzes”, die meestal gedefinieerd worden als uitdrukking van welbegrepen eigenbelang. Mensen kunnen wel degelijk kiezen voor het belang van de samenleving of van andere, kwetsbaardere mensen. Maar tussen de mogelijkheid van een dergelijke keuze en de realisatie ervan staan heel wat praktische barrières, zoals misleidende informatie of de opgefokte emoties van communautaire identiteiten. Het is dan ook onze opdracht om daar alternatieven tegenover te zetten, zoals correcte en degelijke informatie, en evenwichtige denkbeelden over identiteit.’
‘We moeten vermijden dat collectieve en exclusieve religieuze of levensbeschouwelijke identiteiten Europa en de wereld opnieuw verwoesten’
Sen heeft uitgesproken ideeën over de gevaren van communautaire identiteiten. ‘Europa is al eens door het gewelddadige dal van het nationalisme gegaan, we moeten nu vermijden dat de collectieve en exclusieve religieuze of levensbeschouwelijke identiteiten dezelfde soort verwoesting kunnen aanrichten waarover we achteraf alleen maar ons hoofd kunnen schudden. De uitweg voor de mensheid ligt altijd in kritisch redeneren, nadenken, overleggen. We moeten altijd wantrouwig blijven tegenover elke vorm van passie of overtuiging die alle andere argumenten en vormen van behoren-tot overspoelt en onzichtbaar maakt.’
Klimaatpropaganda
Het optimisme van Amartya Sen over de vermogens van de mens en van de mensheid is gebaseerd op zóveel onderzoek en terreinkennis dat het wel aanstekelijk moet werken. Toch zijn er talloze voorbeelden die het vermogen van de mens om rationele en betrokken keuzes te maken op zijn minst twijfelachtig doen lijken. Bijvoorbeeld: het absolute falen van de wereldgemeenschap om tot een gemeenschappelijk antwoord te komen op de gedeelde uitdaging –zeg maar dreiging– van de klimaatverandering. Of is dat een voorbeeld van foutieve informatie en systematische propaganda?
Absoluut, zegt Sen. Het is het resultaat van volgehouden en goed gefinancierd klimaatscepticisme. Maar het is volgens hem ook het gevolg van het idee dat je zo’n complex en omvattend probleem kan oplossen met een contract dat geen rekening houdt met de context.
‘Europa kan zich niet zomaar onttrekken aan de historische verantwoordelijkheid voor vervuiling en broeikasgasuitstoot, en hopen dat er in 2015 met een schone lei begonnen wordt waarop iedereen met gelijke criteria wordt behandeld. China en India zullen dat gewoon niet aanvaarden. De klimaattop in Kopenhagen mislukte omdat men geen rekening hield met de onderliggende redeneringen en belangen. In de kwestie klimaatverandering zie ik nog niet eens het begin van gefundeerd redeneren op wereldschaal.’
***
Amartya Sen in vijf boeken
Development as Freedom. Wellicht het best onderbouwde argument voor de onverbrekelijke band tussen democratie en duurzame ontwikkeling, tussen persoonlijke vrijheid en sociale vooruitgang. (Oxford University Press, 1999.366 blzn.)
The Argumentative Indian. Het definitieve boek voor wie India wil leren kennen van binnenuit – dat wil zeggen: vanuit zijn rijke historische en culturele traditie, vanuit zijn diversiteit en samenhang, vanuit zijn tekorten en mogelijkheden. (Allen Lane, 2005)
Identity and Violence: The Illusion of Destiny. Identiteit is niet enkelvoudig en het is geen lotsbestemming, maar een persoonlijke, tijdelijke keuze voor prioriteiten tussen de vele bronnen van mens-zijn die elk individu bezit. Een krachtig pleidooi tegen communautair denken en het bijna onvermijdelijke geweld dat daaruit voortkomt. (W. W. Norton, 2006).
Het idee van rechtvaardigheid? Sen geeft uitdrukkelijk voorrang aan concrete en betekenisvolle stappen in de richting die we met zekerheid als rechtvaardig ervaren. Een moordende hongersnood voorkomen is voor hem belangrijker dan het formuleren van een theorie waarin zo’n hongersnood niet zou kunnen voorkomen. (Lemniscaat, 2012. 486 blzn.)
An Uncertain Glory. India and its Contradictions. De snelle economische groei van de voorbije twee decennia is door India niet of nauwelijks gebruikt om de miserabele levensomstandigheden van zijn honderden miljoenen arme inwoners te verbeteren. (samen met Jean Drèze; Princeton University Press, 2013. 433 blzn.)