‘België is een goed land. Maar niet voor wie zonder papieren leeft.’

Interview

‘België is een goed land. Maar niet voor wie zonder papieren leeft.’

‘België is een goed land. Maar niet voor wie zonder papieren leeft.’
‘België is een goed land. Maar niet voor wie zonder papieren leeft.’

In België zijn nu alle ogen op het WTC III-gebouw gericht, waar vooral Syrische en Iraakse vluchtelingen verblijven. Maar hoe zit het met asielzoekers uit andere landen en mensen zonder papieren? Mamadou, een Guineese vluchteling die al drie jaar zonder papieren leeft, neemt ons mee naar zijn kamer. 27 andere mannen slapen daar -zonder papieren.

Op het eerste gezicht doet niets vermoeden welk gruwelijk verhaal Mamadou (32) met zich meedraagt en in welke moeilijke omstandigheden hij in België overleeft. Hij neemt me meer naar het kraakpand waar hij woont, dicht bij de Kruidtuin in Sint-Joost-ten-Node.

‘Toen mijn asielaanvraag afgewezen werd, moest ik uit mijn sociale woning’, zegt Mamadou. ‘Ik heb eerst meer dan een maand in het Noordstation geslapen. In januari hebben we dit huis dan gekraakt.’

De herfst staat voor de deur en er is enkel koud water en geen verwarming.

“We”, dat zijn de tweehonderd mensen zonder papieren die het oude herenhuis op het Queteletplein bewonen. De deur van het pand staat open van 6u ’s morgens tot 1u ’s nachts. Op die  tijdstippen hebben de bewoners een beurtrol om het gebouw te bewaken.

De herfst staat voor de deur en Mamadou vertelt dat er enkel koud water is en geen verwarming. Ze kunnen een paar kleine kacheltjes gebruiken, maar dat volstaat niet om het vocht en de kilte uit het grote huis te verjagen.

Het kraakpand herbergt zowel mannen als vrouwen, van alle mogelijke leeftijden. Op de bovenverdieping hobbelt een peuter met een fopspeen rond, terwijl zijn mama aan de praat is met een oudere vrouw in kleurrijke traditionele gewaden. Privacy is ver te zoeken in het gebouw, waar alle beschikbare ruimte gemeenschappelijk goed is.

In een van de kleinere slaapkamers, waarin vijftien mensen slapen op een twintigtal vierkante meter, hangt de penetrante geur van te veel mensen die te dicht op elkaar leven en slapen. Mamadou’s kamer is ruimer en beter verlucht. Degenen die geluk hebben slapen alleen op een matras, maar de meesten moeten hun matras delen. In de grootste kamer slapen zesendertig mannen. De vrouwen en kinderen die in het huis wonen, slapen boven op een aparte verdieping. Aan de deur van elke kamer hangt een lijst met de namen van de mensen die in die kamer slapen.

In de gemeenschappelijke ruimte, een traphal met tegelvloer, op de benedenverdieping is het kalm. De meeste bewoners zijn overdag de deur uit. Er staat een sofa, waarop een man tv ligt te kijken. Op de grond staat een grote papieren zak gevuld met ronde Marokkaanse broden. ‘Dat zijn overschotten die we krijgen van de bakkerijen. We leven van de restjes die we krijgen. De Arabische mensen in de buurt brengen ons ook eten dat ze over hebben en we krijgen voedsel van organisaties’, zegt Mamadou.

Ik dacht dat mijn laatste uur geslagen had

‘In Guinee had ik mijn winkel, een auto, mijn familie, ik leefde er mijn leven. Nu ben ik in de hoofdstad van Europa en draag ik kapotte schoenen, slechte kleren en eet ik de restjes die anderen niet meer moeten hebben. België is een goed land. Het is hier rustig, er is vrijheid van meningsuiting. Maar niet als je geen papieren hebt. Zonder papieren heb je nergens recht op.’

Op de eerste verdieping spelen twee jongetjes met een vergiet. Echt speelgoed is er niet. Achter hen prijken foto’s van ebolaslachtoffers op de dubbele deuren van een slaapkamer. In die kamer slapen mensen die op de vlucht gingen voor ebola in hun land, maar geen bescherming kregen in België. In het hele gebouw hangen foto’s die de aandacht vestigen op de schrijnende situatie van mensen zonder papieren.

Vluchtelingenorganisaties schatten dat er 100.000 tot 150.000 mensen zonder papieren in België wonen. Dat aantal groeit elke dag. Alexis Andries van de Brusselse vzw Pigment, die opkomt voor armen en hen ook zelf het voortouw laat nemen, wijst erop dat veel van deze mensen vluchtelingen zijn die echt niet terug kunnen naar hun land van herkomst.  Dat geldt ook voor Mamadou, die politiek actief was bij de Union des Forces Démocratiques (UFDG), de grootste oppositiepartij van Guinee.

‘Twee maanden lang werd ik elke dag gefolterd.’

Mamadou doet zijn hele vrhaal -zoals hij dat ongetwjifeld al heel wat keren ook bij officiële instanties heeft gedaan. ‘Ik werd twee keer gearresteerd omdat ik evenementen organiseerde voor de oppositie. De tweede keer werd ik naar de gevangenis gebracht. Twee maanden lang werd ik elke dag gefolterd.’ Uit rapporten van verschillende mensenrechtenorganisaties blijkt dat foltering in Guinese gevangenissen een wijdverbreid probleem is.

‘Terwijl ze me folterden, vroegen ze telkens waarom ik niet voor de regeringspartij was. Altijd opnieuw dezelfde vraag’, zegt Mamadou. ‘Ze zetten me onder druk om me bij hun partij aan te sluiten. “Anders ga je hier sterven”, zeiden ze. Maar ik wilde mijn partij niet verraden. Ik dacht echt dat mijn laatste uur geslagen had.’

Mamadou vertelt dat zijn folteraars zijn ogen opensperden terwijl ze hem dwongen recht in de zon te kijken. Ze sloegen hem met geweren tegen het hoofd. Gevolg: hij hoort nog steeds slecht aan een kant en kan amper zien zonder bril.

Toen Mamadou’s neef een militair van het gevangenispersoneel omkocht, kwam er een einde aan de dagelijkse folteringen. ‘Ik moest een militair uniform aantrekken, zodat de andere militairen mijn ontsnapping niet opmerkten,’ zegt Mamadou. ‘Anders zouden ze mij doden.’

Etniciteit en politiek gaan in Guinee hand in hand

Met hulp van de oppositiepartij UFDG regelde Mamadou’s neef valse papieren voor hem, zodat hij naar België kon komen. ‘Ik ging met een man mee naar de luchthaven. Ik wist niet eens dat ik naar België kwam. Ik wist van niets’, zegt Mamadou. ‘De valse naam op mijn papieren was een typische Malinkénaam, geen Peulnaam. Uit voorzorg om niet in de problemen te geraken bij de controles op de luchthaven.’

De Peul, waartoe Mamadou behoort, en de Malinké zijn de twee grootste etnische groepen in Guinee, waar etniciteit en politieke voorkeur hand in hand gaan. Zo hangt het merendeel van de Peul de oppositiepartij UFDG aan. Ook haar partijleider Cellou Dalein Diallo is Peul.

Het komt tussen beide groepen geregeld tot grote conflicten, waarvan het soms moeilijk te bepalen is of etniciteit, politieke voorkeur of beide aan de basis liggen.

President Condé is Malinké, net als het grootste deel van zijn achterban. Het komt tussen beide groepen geregeld tot grote conflicten, waarvan het soms moeilijk te bepalen is of etniciteit, politieke voorkeur of beide aan de basis liggen.

De Malinké zijn oververtegenwoordigd bij de overheid en de veiligheidsdiensten. Uit rapporten van de VN en mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch blijkt dat zij in veel gevallen hun macht misbruiken door Peul en politieke opposanten te viseren. Daarom, zegt Mamadou, was het dus veiliger om onder een Malinkénaam te reizen met zijn valse papieren.

‘Toen ik al in België was, kwamen de veiligheidsdiensten mij zoeken in ons huis in Conakry. Mijn vader was thuis en moest het bekopen. Ze sloegen hem met hun geweren. Hij is aan de verwondingen bezweken’, zegt Mamadou. ‘Mijn zus werd ook opgepakt toen ze van Sierra Leone, waar ze woont, terugkeerde naar Guinee. Ze is geslagen en verkracht in de gevangenis. Ook zij is overleden.’ Mamadou heeft het zichtbaar moeilijk. Hij vertelt hoe close hij en zijn zus waren en hoeveel ze voor hem betekende.

‘Mijn winkel hebben ze helemaal vernield en geplunderd. Mijn neef is ondergedoken, want ze zoeken hem om te weten te komen waar ik ben. Ik leef elke dag in angst dat de overheid mensen naar België stuurt om me te vermoorden.’ Dat is ook de reden waarom Mamadou absoluut niet op de foto wil.

Niet terug kunnen en niet mogen blijven

Mamadou’s asielaanvraag werd in 2012 afgewezen door het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS), een beslissing waartegen hij in beroep ging.

‘Ze zeiden dat ik niet kan bewijzen dat ik bij de UFDG zat’, zegt Mamadou. ‘Nochtans hebben de vice-president van de UFDG in Guinee en de federale secretaris van UFDG België allebei twee verklaringen ingediend, waarin ze getuigen dat ik partijlid was. Ik heb het CGVS ook het certificaat van overlijden van mijn vader en dat van mijn zus bezorgd. En ik ben in België twee keer geopereerd aan de verwondingen die ik opliep in de gevangenis. Dat kunnen ze toch ook nagaan bij die ziekenhuizen?’

Ook het beroep werd afgewezen, net als Mamadou’s tweede asielaanvraag. Mamadou ging opnieuw in beroep en wacht negen maanden later nog steeds op het resultaat daarvan. Vanaf de tweede asielaanvraag heb je niet meer automatisch recht op opvang op grond van de Opvangwet. Ondertussen krijgt Mamadou hulp van vzw Pigment.

Mensen vangen onderweg van lotgenoten of smokkelaars op wat je moet zeggen om in het juiste hokje te passen om hier asiel te krijgen.

Alexis Andries van Pigment zegt dat het CGVS ervan uitgaat dat het verhaal van Mamadou verzonnen is. ‘Waarom is mij niet echt duidelijk, maar het is niet normaal.’

‘Er zijn natuurlijk verhalen die met haken en ogen aaneen hangen, maar ook daar schuilt vaak een groot menselijk drama achter. Mensen vangen onderweg van lotgenoten of smokkelaars op wat je moet zeggen om in het juiste hokje te passen om hier asiel te krijgen. Ze gaan er dan dingen bij verzinnen om daaraan te beantwoorden, omdat ze vrezen dat ze anders geen papieren krijgen. Dat maakt natuurlijk dat ze hun zaak verliezen.’

Dankzij Pigment kan Mamadou naar de psychologe om zijn trauma te verwerken. Mamadou en vzw Pigment hopen dat de vaststellingen van de psychologe het CGVS ervan zullen overtuigen dat Mamadou’s verhaal waar is, zodat hij eindelijk kan beginnen aan de opbouw van zijn leven in België.

‘Ik mis mijn familie heel erg. Ik ben mijn hele familie kwijt. Ik heb hier niemand’, zegt Mamadou, die zich verantwoordelijk voelt voor de dood van zijn vader en zus. Hij wordt geplaagd door voortdurende hoofdpijn. ‘Gisteren had ik zo’n hoofdpijn dat ik vergeten was dat ik naar de psychologe moest. Ik vergeet de hele tijd alles. Ik doe mijn fiets op slot en even later weet ik niet meer waar ik hem gezet heb. Ik slaap ook heel slecht en het helpt niet dat we met zevenentwintig in een kamer liggen. Ik ben voortdurend bang, ik heb hier geen rust. Ik heb hier niks. Wat moet ik nu doen? Ik weet het niet.’

Mamadou legt zijn hoofd in zijn handen. Hij ziet er moegestreden uit.