Schrijver Hisham Matar: ‘Met dankbaarheid kom je een flink eind verder dan met verbittering’

Interview

Pulitzerprijs-winnaar over vriendschap, rouw en ballingschap

Schrijver Hisham Matar: ‘Met dankbaarheid kom je een flink eind verder dan met verbittering’

In zijn werk reflecteert hij over ballingschap en het gemis van zijn vader, die vermoedelijk werd geëxecuteerd door de beulen van Khadaffi. Met zijn jongste roman, Vrienden, voegt Hisham Matar een indrukwekkend boek toe aan een al even bijzonder oeuvre.

‘Deze zaal lijkt wel een bowlingbaan’, grapt Hisham Matar wanneer we de imposante ruimte binnenstappen die het Brusselse kunstencentrum Bozar voor ons gesprek heeft gereserveerd. Hij werpt me een geamuseerde blik toe en maakt een weids gebaar met zijn armen. ‘Misschien moet ik aan de overkant staan en dan rol jij de vragen naar me toe?’ 

Van een schrijver wiens werk in één adem wordt vermeld met loodzware thema’s als ballingschap en rouw, zou je zo’n luchtige binnenkomer misschien niet verwachten. En toch zal al gauw blijken dat Matar in gesprek allesbehalve zwaar op de hand is. Hij zit er ontspannen bij, in een donkere corduroybroek en een net hemdje, met een snelle glimlach.

Niet dat je die lichtheid óók niet in zijn werk terugvindt. Natuurlijk wel. Subtiel misschien, maar zeker aanwezig. In spitsvondig geformuleerde terzijdes (‘aan de randen van de stad stonden kromme palmbomen als oude roddeltantes’), droge ironie of in de zintuiglijke beschrijvingen (‘de zon is bijna hoorbaar’) die sporadisch in zijn boeken opduiken.

Maar wanneer het over zijn hobbelige familiegeschiedenis gaat, is de Brits-Libische schrijver plots wél bloedserieus. ‘Of ik Libië mijn vaderland of moederland noem?’ Hij duwt zijn bril iets hoger op zijn neus en fronst. ‘In mijn dagelijks leven heb ik niets aan zulke uitdrukkingen’, zegt hij. ‘Ik zie Libië als mijn plaats van herkomst. Maar het is niet de enige betekenisvolle plek voor mij.’

Verdwijning

Het is inderdaad knap lastig om Hisham Matar op één plek vast te pinnen. Hij wordt in de herfst van 1970 geboren in New York, als kind van Libische ouders. Het gezin is daar een halfjaar eerder naartoe verhuisd, toen zijn vader, Jaballa Matar, een job aangeboden kreeg bij de Verenigde Naties. Lang zal het Amerikaanse avontuur niet duren. Drie jaar later keert het gezin alweer terug naar Libië. 

Onder het bewind van Moe’ammar al-Khadaffi wordt het land steeds repressiever. In 1979 is het voor Jaballa Matar — een dienaar van het oude regime — duidelijk dat Libië te gevaarlijk is om te blijven. Samen met zijn vrouw en twee zonen vertrekt hij naar Caïro. In Egypte steekt Jaballa zijn kritiek op Khadaffi niet onder stoelen of banken. Hij speelt een leidende rol in het verzet. Dat is niet zonder risico. Zijn oudste zoon, Ziad, ontsnapt in Zwitserland ternauwernood aan een kidnapping. 

In 1986 wordt Hisham, pas vijftien, naar een kostschool in Londen gestuurd. Door wat met zijn broer Ziad is gebeurd, schrijft hij zich in onder een schuilnaam: Bob, een knipoog naar Dylan en Marley. Hij doet zich voor als een christen, de zoon van een Egyptische moeder en een Amerikaanse vader.

Aanvankelijk kijkt de jonge Hisham vol spanning uit naar zijn vertrek. Hij hoopt grip te krijgen op het leven. Zoals hij zelf later beschrijft: ‘Misschien had ik geen vertrouwen in de bestendigheid van het leven van mijn ouders, waar veel beslissingen werden uitgesteld “omdat we dan weer in Libië zijn”. Niet dat Engeland veel stabieler voelde, maar daar zou ik over mijn eigen lot kunnen beslissen, dacht ik.’

Nog voor hij zich heeft aangepast aan zijn nieuwe omgeving, slaat het noodlot toe voor het gezin Matar. In 1990 is er plots van Jaballa geen spoor meer te bekennen. Later wordt duidelijk dat de Egyptische politie hem heeft opgepakt en overgebracht naar Libië, waar hij opgesloten zit in de beruchte Abu Salim-gevangenis in Tripoli. Het laatste teken van leven van Jaballa zijn drie brieven die hij in de jaren negentig uit de gevangenis weet te smokkelen.

Daarna blijft het stil.

Rode draad

In 2012 keert Hisham Matar met zijn vrouw en moeder terug naar Libië, op zoek naar antwoorden over de verdwijning van zijn vader. In De terugkeer (2016), waarvoor hij de Pulitzerprijs ontving, beschrijft hij die pijnlijke reis. Uiteindelijk komt hij tot de conclusie dat zijn vader hoogstwaarschijnlijk op 29 juni 1996 is vermoord, samen met ruim 1200 andere gevangenen. Jaballa was 57, Hisham 25. Het is een verdriet dat nooit helemaal zal wijken en als een rode draad door zijn werk loopt. 

Zijn twee eerste romans, Niemandsland (in 2006 genomineerd voor de Booker Prize) en Anatomie van een verdwijning (2011) worden verteld vanuit het perspectief van jongens die hun vader hebben verloren. Ondanks het heftige thema wordt Matar nooit opzichtig sentimenteel. Zijn toon is onderzoekend, zijn zinnen zijn vaak door hun eenvoud hartverscheurend. Neem nu deze zin: ‘Ik geloof niet dat mijn vader dood is. Ik geloof ook niet dat hij nog in leven is.’

Zijn jongste roman, Vrienden (2024), gaat over de complexe vriendschap tussen drie Libische ballingen. Het verhaal begint in november 2016, wanneer het hoofdpersonage Khaled Abd al-Hady op het station St Pancras afscheid neemt van zijn vriend, de schrijver Hosam Zowa. Khaled besluit te voet terug te gaan naar zijn huurflatje in Shepherd’s Bush. 

Onderweg overloopt hij zijn leven. Hij denkt terug aan de plaatsen en momenten die hij heeft gedeeld met zijn vrienden Hosam en Mustafa al Touny, van zijn studententijd in de jaren ’80 tot aan de val van Khadaffi in 2011. Terwijl Khaled door de stad zwerft, herbeleeft hij hun hechte, soms stormachtige vriendschap. 

Behalve een boek over vriendschap is het een krachtige reflectie over ballingschap en wat vaderlandsliefde betekent. Wanneer de Arabische Lente overslaat naar Libië keren Hosam en Mustafa terug. Khaled besluit in Londen te blijven. Zijn leven is intussen te ingrijpend veranderd, beseft hij. En misschien is Libië zelf ook niet meer hetzelfde?

Het is een tweestrijd die steeds opnieuw opduikt in zijn werk. ‘Joseph Brodski had gelijk,’ schrijft hij in De terugkeer, ‘net als Nabokov en Conrad. Zij waren kunstenaars die nooit teruggingen. Elk van hen had, op zijn eigen manier, geprobeerd zichzelf van zijn land te genezen. Wat je hebt achtergelaten is opgelost. Keer terug en je zult de afwezigheid of de verminking van wat je koesterde onder ogen zien.’

Intimiteit en kennis

De centrale gebeurtenis in Vrienden is de schietpartij vanuit de Libische ambassade in 1986 in Londen. Daarbij vielen één dode Britse agent en elf gewonde Libische demonstranten. Waarom vond u het belangrijk om die reële gebeurtenis te gebruiken in een fictief verhaal?

Hisham Matar: ‘De gebeurtenissen in Vrienden zijn mij niet letterlijk overkomen. Maar soortgelijke dingen wel, en ze hebben mij getekend. Ik wil deze ervaringen smeden tot een bepaalde vorm. Een beetje zoals je een object zou maken. Ik wil niet bewust “een Libisch verhaal vertellen”, niet een “stem geven aan de stemlozen”.’ 

‘Zulke intenties zijn goedbedoeld. Maar als ik schrijf, ben ik daar niet mee bezig. Ik denk alleen: wat is het volgende woord? Wat is de volgende zin? Wat gebeurt er na deze alinea? En als ik uiteindelijk het manuscript heb voltooid, weet ik vaak niet wat ik precies gemaakt heb. (lacht) Ik zeg dat niet uit valse bescheidenheid, maar oprecht: het blijft een raadsel. Pas als iemand wiens oordeel ik waardeer het heeft gelezen en zegt dat het iets is, begin ik erin te geloven.’

Khaled, het hoofdpersonage in Vrienden, vertelt niet aan zijn ouders dat hij deelnam aan de demonstratie aan de Libische ambassade. En hij is niet de enige. Het achterhouden van informatie is een terugkerend aspect in uw boeken. Vanwaar die fascinatie?

Hisham Matar: ‘De relatie tussen intimiteit en kennis heeft mij altijd gefascineerd. In een repressief regime zoals dat in Libië, springen we voorzichtig om met wat we zeggen. Een opmerking, een detail, kan iemand in moeilijkheden brengen, zelfs levens kosten. Maar zelfs in “normale” leefomstandigheden zijn we terughoudend met wat we elkaar toevertrouwen. Wanneer iemand die me lief is iets voor me achterhoudt, raak ik helemaal uit balans. Niet omdat ik alles móét weten, maar omdat het me herinnert aan een ongemakkelijke waarheid: liefde is nooit volledig transparant.’

‘Het is onmogelijk om met zekerheid te zeggen wat zich in iemands borst bevindt’, zoals de openingszin luidt?

Hisham Matar: ‘Precies. Zelfs van onze meest dierbaren kennen we een deel van het innerlijke leven niet. Soms kijk ik naar mijn vrouw terwijl ze leest en heb ik geen idee wat er in haar omgaat. En toch voel ik een intens verlangen om het te weten. Niet omdat ze iets verbergt, maar omdat haar gedachten haar toebehoren — en daarmee deels een mysterie zijn. Intimiteit betekent ook: leren leven met dat mysterie. En uiteindelijk draait alles om vertrouwen. Omdat we dus simpelweg nooit alles van elkaar kunnen weten.’

Eigen taal

U groeide op in verschillende culturen: Libië, Engeland, Egypte, de Verenigde Staten. Voelt u zich nog ergens thuis?

Hisham Matar: ‘In de trein naar Brussel hoorde ik mensen om me heen praten in allerlei talen. Het herinnerde me eraan hoe opwindend ik dat vroeger vond. Als kind associeerde ik reizen met talen die ik niet begreep. Toen leek alles een avontuur. Caïro was opwindend, zo anders dan Tripoli — een kleine stad aan de Middellandse Zee, tegenover de immense, nerveuze levendigheid van Caïro.’ 

‘Later belandde ik in Londen, opnieuw een wereld die ik mezelf moest toe-eigenen. In het begin voelde dat als vrijheid. Maar na verloop van tijd begon het besef door te dringen: hoe langer je weg bent, hoe moeilijker het wordt om terug te keren. Omdat je verstrengeld raakt met je nieuwe omgeving.’

In De terugkeer  schrijft u dat u ‘alles mist wat Arabisch is’: de taal, de cultuur, zelfs de gebaren. Heeft u dat nog steeds?

Hisham Matar: ‘Ja, ik mis het Arabisch op een bijna fysieke manier. In mijn denken en gevoelsleven ben ik diep Arabisch. Maar tegelijk ben ik in veel opzichten ook erg Brits geworden. Londen voelt aan als mijn thuis. Het is de plek waar ik het langst heb gewoond. Er zijn gewoonten, geuren, manieren van spreken en kleine alledaagse dingen waar ik intens naar verlang als ik niet in Londen ben.’

Schrijft u daarom ook in het Engels? 

Hisham Matar: ‘De taal waarin je schrijft is zeker geen bijkomstigheid. Zeker niet als je Arabisch bent, want dat is een heel bijzondere identiteit. Ze is niet gebaseerd op ras, religie of etniciteit. Wat ons, Arabieren, bindt is de taal. Dus als je besluit om niet in het Arabisch te schrijven, laat je iets wezenlijks achter. Iets dat veel verder gaat dan taal: een manier van denken, van zijn.’

Daarmee heeft u nog geen antwoord gegeven.

Hisham Matar: ‘Waarom ik in het Engels schrijf, heeft deels een praktische verklaring. Toen ik elf was, stapte ik over naar het Engelstalige onderwijs. Ik moest de taal snel leren en werd er volledig in ondergedompeld. Sindsdien is Engels de taal waarin ik leef, denk, droom, lees — en dus ook schrijf. Het is de taal die ik het best beheers. Als schrijver kies je vanzelf altijd voor je sterkste wapen.’

‘Maar dat is wellicht niet de volledige verklaring. Ik vermoed dat er ook iets onbewusts meespeelt: een verlangen om afstand te nemen van de uitdrukkingsvormen die ik van mijn opvoeding heb geërfd, om mijn eigen idioom te vinden. Ik schrijf in het Engels, maar het is mijn Engels. Begrijp je? Ik ben gefascineerd door schrijvers die dat ook deden. Zoals Joseph Conrad. Die schreef niet in zijn moedertaal maar vond toch een taal die helemaal de zijne was.’

Laatste domein

In Vrienden zegt het Libanese personage Rana: ‘Als je uit landen zoals het onze komt, ben je altijd verplicht jezelf uit te leggen.’ Ervaart u dat zelf ook tijdens interviews? 

Hisham Matar: ‘Zeker. En niet alleen tijdens interviews. Ook in de meest alledaagse situaties krijg ik steeds de vraag: “Hoe gaat het nu in Libië?” En op zich is dat goedbedoeld, dat weet ik wel. Maar tegelijk is het ook een vreemde ervaring. Stel je voor dat je de wereld rondreist en overal waar je komt vragen mensen je om uit te leggen hoe het in België gaat.’

‘Nu goed, Libië is geen plek die zich makkelijk laat lezen. Ik begrijp dus de nieuwsgierigheid. Maar ik voel me ook heel erg dubbel bij de impliciete rol die mij wordt toebedeeld als woordvoerder van Libië. Ik woon tenslotte al lang niet meer in dat land.’

Maar tegelijkertijd: uw boeken gaan wel allemaal over Libië.

Hisham Matar: ‘Daar heb je gelijk in. In mijn werk keer ik telkens terug naar mijn land van herkomst. Misschien hoop ik dat mijn boeken bij de lezer hetzelfde teweegbrengen als wat grote literatuur bij mij doet: jezelf kunnen verplaatsen in de leefwereld van iemand anders. Dat je dus, als je mijn boeken leest, heel even Libisch bent en voelt wat Libiërs voelen.’

‘Maar daarnaast schrijf ik natuurlijk ook over wat ik ken. Over wat me bezighoudt en me gevormd heeft. In die zin heb ik niet echt een keuze. Natuurlijk zou ik best een roman willen schrijven over een 85-jarige vrouw in Brussel die uit haar raam staart en de stad langzaam ziet ontwaken. En misschien doe ik dat ooit nog. Maar vooralsnog blijven de momenten uit mijn eigen verleden me bezighouden.’

Tientallen jaren hield u zich vooral bezig met de zoektocht naar uw vader. Hoe kijkt u daar vandaag naar?

Hisham Matar: ‘Toen ik in 2012 terugging naar Libië, voor het eerst in meer dan dertig jaar, geloofde ik dat ik antwoorden zou vinden. Maar dat gebeurde niet. Ik besefte dat al mijn pogingen om te achterhalen wat er met mijn vader was gebeurd niets hadden opgeleverd. Wellicht zal ik de rest van mijn leven zonder antwoorden moeten leven. Die onwetendheid draag je met je mee. En je moet uiteindelijk een manier vinden om daarmee om te gaan.’

In Vrienden is van een verdwenen vader voor het eerst geen sprake. Heeft dat te maken met het besef dat u mogelijk nooit zal achterhalen wat uw vader is overkomen?

Hisham Matar: ‘Ik weet het niet. Het is lastig om mijn eigen werk op die manier te duiden. Mijn eerdere boeken gingen inderdaad vaak over vaders en zonen. Over jonge mannen die leven in de nasleep van politieke trauma’s. Daarbij speelde de vaderfiguur altijd een centrale, vaak afwezige rol.’ 

‘Als de aanwezigheid van een vader in Vrienden al te maken heeft met het besef dat ik nooit zal weten wat er met mijn vader is gebeurd, was het alleszins geen bewuste keuze. Het is in de eerste plaats een boek over tijdgenoten, over gedeelde ervaringen.’

Niet alleen uw vader, ook andere familieleden zoals uw oom Mahmoud brachten jarenlang in de Abu Salim-gevangenis door. In De terugkeer besluit die: ‘Ze hebben me geslagen, eten en slaap onthouden, vastgebonden, een emmer vol kakkerlakken op mijn borst gekieperd. Nu kan me niets meer gebeuren wat erger is dan die tijd. En het is me altijd gelukt. Ik behield een plaats in mijn gedachten waar ik nog kon liefhebben en iedereen kon vergeven. Het is ze niet gelukt me die af te nemen.’ Herkent u zich daarin?

Hisham Matar: ‘Oom Mahmoud is iemand voor wie ik niet alleen een diepe genegenheid voel, maar ook grote bewondering. Hoe hij in het leven staat, is een zeldzame prestatie. Ik weet niet of ik daartoe in staat ben. Gelukkig ben ik nog niet op die manier op de proef gesteld. Wat mijn oom Mahmoud heeft meegemaakt, is veel zwaarder om te torsen.’

‘En toch voel ik een bijzondere tederheid, als dat het juiste woord is, voor de zoon van de man die mijn vader heeft gemarteld. Ik heb hem nooit ontmoet. En laat het duidelijk zijn: ik wil hem ook niet ontmoeten. Maar soms denk ik aan hem. Hij spookt door mijn gedachten. Dat op zich is al veelzeggend.’

‘De moeilijkste strijd in het leven is de strijd om niet bitter te worden’, schreef Louis Paul Boon. Heeft hij gelijk?

Hisham Matar: ‘Ja, dat geloof ik wel. Ik weet nog dat ik in mijn twintiger jaren zeer verbitterd was. Wat me toen opviel, is dat er in mijn hoofd nauwelijks ruimte was voor de tedere herinneringen aan mijn vader. Alles werd overschaduwd door zijn gevangenschap, de martelingen. Door het feit dat hij een slachtoffer was.’ 

‘Maar toen die bitterheid langzaam begon te vervagen, keerden ook de andere herinneringen aan mijn vader terug. De mooie, warme herinneringen aan mijn vader zoals ik hem kende voordat hij verdween. Het klinkt misschien een tikje abstract, maar wat voor mij het meest natuurlijk aanvoelt, is niet verbittering maar dankbaarheid. Dat is het sentiment dat zich in mijn hart het snelst opstapelt.’ 

‘Daarom heeft mijn oom Mahmoud gelijk. Want uiteindelijk gaf hij zijn hart nooit prijs. Hij weigerde dat ze dát stukje van hem zouden corrumperen. En het hart, geloof ik, is het laatste domein waarover we zelf mogen beslissen.’

Word proMO*

Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.

Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.

Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.

Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.

Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief

Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.

Per maand

€4,60

Betaal maandelijks via domiciliëring.

Meest gekozen

Per jaar

€60

Betaal jaarlijks via domiciliëring.

Voor één jaar

€65

Betaal voor één jaar.

Ben je al proMO*

Log dan hier in