Chokri Mahassine: 'Het koloniale misprijzen voor niet-westerse landen en volkeren is al veel te lang meegegaan'

Interview

Vechten voor je rechten

Chokri Mahassine: 'Het koloniale misprijzen voor niet-westerse landen en volkeren is al veel te lang meegegaan'

Chokri Mahassine is de held van de late zomer. Eind augustus mobiliseert hij tienduizenden jongeren voor Pukkelpop, de jaarlijkse hoogmis van de alternatieve rockmuziek. De buien van het late voorjaar hangen echter nog boven de glazen hemel van het Vlaamse Parlement als ik hem vraag om, voor de foto, even op de beeltenis van de Vlaamse Leeuw op het parlementaire tapijt te gaan staan. De SP-senator gehoorzaamt, maar pruttelt toch even tegen: 'Ik ben een Belg', zegt hij.

Wereldwijd Magazine peilde niet naar de affiche van Pukkelpop, maar naar het wereldbeeld van Mahassine. Sire, er zijn nog wereldburgers!

Vijf jaar was Chokri Mahassine toen hij van de gezellige drukte van Casablanca terechtkwam in de cité in Kwaadmechelen. Niet echt de grote sprong voorwaarts, maar in de familie Mahassine gold de stelregel dat je niet moest klagen maar slagen. ‘Ik had het geluk toffe leerkrachten te hebben en op te groeien in een tijd dat iedereen nog in de toekomst geloofde. Dat is vandaag wel even anders.’ In Leopoldsburg leerde de jonge Chokri dat randjongeren gemeden worden als de pest. De kleinburgerlijke afwijzing betrof niet hemzelf, maar de punkers waarmee hij in de jeugdclub werkte. Dat engagement leidde, met veel vallen en opstaan, tot de chaotische wereld van Pukkelpop en tot het pluche van de politieke macht.

Chokri Mahassine bekijkt de beelden die de Wereldwijd-redactie selecteerde aandachtig. Zestig foto’s, gekozen uit de meer dan 80.000 dia’s in onze kasten. Halverwege de oefening begint hij al te zuchten: zo mooi allemaal, zo moeilijk om te kiezen. Toch ligt beeld één meteen opzij: een straatjongen uit Lubumbashi. Voor de andere beelden heeft Mahassine een beetje meer wikken en wegen nodig. Uiteindelijk wordt twee: een beeld met kinderen van de Lao-minderheid in Cambodja en drie: een compositie met mannen en tomaten in Rwanda.

De Afrikaanse jongen sprak u meteen aan. Waarom?

Chokri Mahassine: ‘Omwille van de woede die uit zijn houding spreekt. Deze jongen is kwaad en hij zegt dat door zijn vuist te ballen en me recht in de ogen te kijken. Wat ik hoor, is een noodkreet. “Wat doen jullie mij aan?” roept dit kind, maar ook: “Ik krijg jullie nog wel.” Hij is kwaad, maar niet verslagen. Hij zint op wraak en hij heeft nog gelijk ook. Want de uitsluiting waarvan hij het slachtoffer is, is een onverdraaglijk onrecht. De miljoenen Afrikanen die zijn lot delen, zullen niet blijven toekijken hoe hun toekomst door ons verkwanseld wordt.’

Wie zal de klappen krijgen als die gebalde vuist toeslaat?

Chokri Mahassine: ‘De eerste die in de weg staat, krijgt de klappen. Vaak zijn dat gewoon andere uitgeslotenen. Weet dat jongetje wie verantwoordelijk is voor zijn lot? Wellicht niet. De vuist die hij maakt, is niet gericht tegen een systeem, maar tegen degene die concreet voor hem staat. Een arme Congolees die zijn buik vol heeft van de uitbuiting komt de zaakvoerders van de Belgische bedrijven nooit tegen. Hij kan de aandeelhouders van de mijnondernemingen niet bereiken. Hij heeft misschien niet eens weet van de machinaties van IMF en Wereldbank die een groot deel van zijn ellende veroorzaken. Wat doet zo iemand dan ten einde raad? Hij haalt zijn gram bij zijn lotgenoten. Dat is tragisch, maar begrijpelijk.’

Is de toekomst voor zo’n kind uitzichtloos?

Chokri Mahassine: ‘Je mag daarin niet fatalistisch zijn. Het vijfjarige jongetje uit Casablanca dat in Limburg arriveerde had ook niet veel toekomstperspectieven. Toch zit ik hier. Ik weet wel dat het succes niet aan de bomen groeit en dat de kansen van de gemiddelde Rachid kleiner zijn dan van zijn leeftijdgenoot Thomas. We mogen ons bij die ongelijkheid echter niet neerleggen. Een goed gezin vormen, een huis vinden waar je deftig kan leven, een job hebben die je menselijke waardigheid respecteert: dat zijn ambities die elke mens moet koesteren, anders geef je elke hoop op.’

Gezin, huis en werk, dat zijn toch gewoon fundamentele rechten?

Chokri Mahassine: ‘Wat heeft onze straatjongen eraan dat de Verenigde Naties hem een theoretisch recht toekennen, terwijl hij niet eens een dak boven zijn hoofd heeft? Mensenrechten zijn enorm belangrijk, maar als je ze niet krijgt, moet je ervoor vechten. Je bent tenslotte ook verantwoordelijk voor je eigen leven.’

Is dat de houding van de jonge allochtonen in België? Of overweegt de frustratie?

Chokri Mahassine: ‘De frustratie is in elk geval groot. Veertig procent van de allochtonen komt niet aan de bak op de arbeidsmarkt, dat doet natuurlijk pijn. Iedereen kan je ervaringen vertellen van discriminatie, van een baan die je niet kreeg omwille van je kleur of achternaam. Het effect is dat die jongeren zich terugtrekken uit de maatschappij die hen discrimineert. Ze proberen bij elkaar de bevestiging te vinden die de samenleving hen niet biedt.’

Hoe komt het dat u niet afgeknapt bent op die ervaringen?

Chokri Mahassine: ‘Ik wist al heel vroeg dat dit land de plek was waar ik mijn leven moest waarmaken. Ik zag thuis dat we goed konden leven van het fabrieksloon van mijn vader, maar ook dat wij altijd net iets te weinig hadden om probleemloos te leven. Ik wou dat tekort uit mijn leven en uit het leven van mijn familie bannen. Dat was mijn ambitie en daarin werd ik door mijn vader gestimuleerd. Ik ben er echt voor gegaan en heb daarbij de nodige dosis geluk gehad. Niet iedereen kan rekenen op een stimulerende omgeving, een juiste tijdgeest of wat geluk. Ik heb de kans gegrepen op het moment dat ze zich aandiende, terwijl anderen die kans niet eens zien -als ze zich al voordoet.’

Hoeveel kansen zullen zich presenteren aan de kinderen uit Cambodja op de tweede foto?

Chokri Mahassine: ‘De eerste reden waarom ik voor dit beeld koos, is dat ik me altijd erg aangesproken voel door kinderen in moeilijke omstandigheden. Op reis in Afrika -ik ben verliefd op dat continent- zie ik op de eerste plaats aan de kinderen wat armoede de mensen aandoet. Hun blinde verlangen naar de dingen die de bezoeker heeft, bijvoorbeeld, is geen bron van kracht maar van onzekerheid en afhankelijkheid. Tegelijk zitten de kinderen op deze foto zo heerlijk te lachen en te genieten, dat het aanstekelijk werkt. Zoveel spontane vreugde vind je bij ons zelden. Ik denk dat Steve [Stevaert] gelijk heeft als hij onze samenleving beschrijft als verzuurd. We zijn zo druk bezig met kopen en werken, dat we geen tijd meer hebben om te leven. We zijn altijd angstig in de weer om te behouden wat we hebben, terwijl mensen in het Zuiden er schijnbaar moeiteloos in slagen om te delen van het weinige dat ze bezitten.’

Hoe armer, hoe gelukkiger?

Chokri Mahassine: ‘In Afrika zie ik dat mensen veel meer van het leven genieten dan wij, in onze zure samenleving. Ik kan toch niet ontkennen wat ik zie. Anderzijds is het natuurlijk al te gek om te veronderstellen dat armoede gelukkig maakt. Armoede is meestal het gevolg van onrecht en daar wordt niemand vrolijk of gelukkig van. Niet degene die het onrecht ondergaat, maar ook niet degene die het onrecht pleegt. De levensvreugde in het Zuiden is reëel, ondanks de armoede en misschien dankzij het ontbreken van de obsessionele drang naar steeds meer. Ik zou zeggen: hoe rechtvaardiger de wereld wordt voor iedereen, hoe gelukkiger we allemaal kunnen zijn.’

De kinderen op de foto behoren tot een etnische minderheidsgroep. Inheemse volkeren kunnen meestal niet rekenen op recht of rechtvaardigheid.

Chokri Mahassine: ‘Als de verschillende volkeren en culturen op de wereld niet meer kunnen overleven, dan zitten we op de rand van een regelrechte catastrofe. Gelukkig is dat besef ook doorgedrongen tot bij de verantwoordelijken voor ontwikkelingshulp. Ik ben vorig jaar met staatssecretaris Boutmans naar Marokko geweest en daar was ik blij verrast door de aandacht die hij had voor de visie en de cultuur van de boeren met wie samengewerkt werd. Het koloniale misprijzen voor niet-westerse landen en volkeren is al veel te lang meegegaan, het is tijd om met een andere houding in de wereld te staan, een houding van respect voor ieders eigenheid en van dankbaarheid voor zoveel diversiteit.’

Nogal wat mensen zijn geboeid door inheemse volkeren omwille van hun spiritualiteit. Spreekt dat u aan?

Chokri Mahassine: ‘Ik ben niet zo expliciet bezig met spiritualiteit. Ik ben een zoekende mens, dat wel, maar ik verwacht geen antwoorden vanuit de andere kant van de wereld. Trouwens, de vragen die ik me stel zijn vooral maatschappelijke vragen. Ik breek mijn hoofd niet over de vraag “Moeder waarom leven wij?”, maar wel over de vraag: “Moeder, hoe kunnen we met z’n allen beter leven?” Dat klinkt minder diepzinnig, maar een goed antwoord zou wel eens veel nuttiger kunnen zijn.’

Het derde beeld brengt ons weer naar Afrika.

Chokri Mahassine: ‘Omwille van de tomaten. Ik herinner me dat de Marokkaanse tomaten hier lange tijd niet toegelaten werden en dat ik dat onrechtvaardig vond. Trade not aid is de slogan en tegelijk worden de slagbomen neergelaten als boeren uit het Zuiden concurrentiële producten op onze markten willen gooien. Zo komen we er nooit, natuurlijk. Wij leven niet in een vrije markt, maar in een ongelijke en onrechtvaardige markt.’

Moeten die tomaten wel op onze markt terechtkomen? Zou het niet beter zijn om te investeren in een goede, interne voedselmarkt?

Chokri Mahassine: ‘Het mooie aan dit beeld is in elk geval dat het je confronteert met de combinatie van Afrikanen en een grote oogst. Meestal worden Afrikanen getoond in combinatie met honger en tekort. Dat stereotiepe beeld klopt niet met de realiteit. Er is in Afrika evenveel diversiteit als in Europa. De Afrikaanse werkelijkheid bestaat uit veel verschillende realiteiten die allemaal Afrikaans zijn: droogte en regenwoud, dictatuur en societé civile, vissers en industriëlen, ga zo maar door. Het Afrika dat -letterlijk- goed boert, wordt echter gedwarsboomd door het Afrika van de ontbrekende infrastructuur, de politieke onwil en het economisch onrecht.’

En het wordt aan zijn lot overgelaten door de Europese goegemeente.

Chokri Mahassine: ‘De globalisering, waardoor alles zo onbereikbaar en onzeker wordt, zorgt voor een tegenreactie. Mensen trekken zich steeds meer terug in hun eigen stad, dorp of straat. Daar hopen ze de wortels te vinden om in de chaos van de wereld overeind te blijven. De beste manier om te reageren tegen de groeiende onverschilligheid voor wat er in het Zuiden gebeurt, is de globalisering zelf in vraag stellen. We moeten niet alleen meer de mensen in het Zuiden helpen, we moeten elkaar helpen om de alleenheerschappij van de bedrijven te doorbreken.’

Zijn allochtonen gevoelig voor mondiale problemen?

Chokri Mahassine: ‘Niet op dezelfde manier als de witte Europese middenklasse. Er is nog te weinig gemeenschappelijke geschiedenis, ook op dat vlak. Voor moslims, bijvoorbeeld, is de zakaat een religieus gesanctioneerde gift die per definitie gaat naar mensen die je van aangezicht tot aangezicht kent of ontmoet. Ontwikkelingssamenwerking behoort niet tot tradities die de eerste generatie uit Marokko of Turkije meebracht. Integendeel, de allochtonen in Europa komen uit landen die gekoloniseerd werden en daarna tot de ontvangers van ontwikkelingsgeld behoorden. Bovendien versmalt het wereldbeeld van allochtonen vandaag, net zoals dat van de autochtonen. Er is nog werk aan de winkel.’