Afrika doet droom van transcontinentale spoorlijn herleven
James Hall
11 september 2002
De ministers van Transport uit een vijftigtal Afrikaanse landen zullen zich in november in Kinshasa over een 130 jaar oude droom buigen: de aanleg van een spoorlijn die heel Afrika ontsluit. Vooral voor de landen die geen uitweg naar zee hebben, zou die verbinding een levenslijn kunnen worden. Aan sommige delen van het netwerk wordt nu al gewerkt, maar andere verbindingsstukken zijn zelfs nog niet op de tekentafel voorbereid.
De ideeën die rond het ambitieuze project in verscheiden landen leven, worden in november samengebracht op de Algemene Vergadering van de in Kinshasa gevestigde Unie van Afrikaanse Spoorwegen. Aan stoutmoedige plannen is er geen gebrek. Gideon Mahlalela, de ontslagnemende voorzitter van de Southern Africa Railway Association, vindt dat de verbinding eigenlijk meteen maar een internationaal karakter moet krijgen. Om succes te kennen, moet de transcontinentale spoorlijn volgens hem via Egypte uitgeven op het spoornet in het Midden-Oosten, en daarlangs verbonden worden met West-Europa en Azië. In Afrika ziet Mahlalela de hoofdlijn vertrekken van de Kaap de Goede Hoop in Zuid-Afrika en zo via een hele reeks landen zonder uitweg naar zee naar het Suezkanaal in het noordoosten van het continent voeren. Secundaire verbindingen zouden de overige landen op die hoofdas aansluiten.
Volgens Robert Graham, een transportconsultant in Johannesburg, zou de verbinding vooral transporteurs ten goede komen. Als de sporen er eenmaal liggen, zullen er waarschijnlijk ook reizigers worden aangelokt, maar Graham denkt dat de immense afstanden toeristen en zeker zakenreizigers zouden afschrikken. Maar de African Continental Rail Line, als we de verbinding zo moegen noemen, zou een goed alternatief zijn voor het goederenvervoer per schip.
Vooral exporteurs in landen zonder havens als Botswana, Zambia, Zimbabwe, Uganda, Rwanda Tsjaad en Centraal-Afrika zouden hun waren via een moderne spoorverbinding veel makkelijker tot in strategisch gelegen uitvoerhavens kunnen krijgen. En zelfs een enorm land als Congo, dat wel een uitweg naar de Atlantische Oceaan heeft, zou veel winnen bij alternatieve uitvoerwegen die naar de veel grotere havens in het zuiden en het oosten leiden.
De landen waardoor de spoorlijn voert, zouden aardig kunnen verdienen aan tolheffingen. Op die manier zou geld dat nu naar Europese en Aziatische reders gaat, in Afrika blijven. Er is al een voorstel om de armste Afrikaanse landen een korting toe te staan op die heffingen, zodat hun uitvoerkansen niet in het gedrang komen. Misschien is er ook een regeling nodig waarbij Egypte, dat door zijn strategische ligging het meeste transitverkeer zou zien voorbijkomen, een deel van zijn winst afstaat aan landen die helemaal niet profiteren van de spoorlijn.
Sommige delen van de transcontinentale netwerk worden nu al gebouwd of gepland; op sommige plaatsen kunnen daarvoor ook oude spoorlijnen weer in gebruik worden genomen. De 1600 kilometer lange Benguelalijn die de Angolese havenstad Lobito met het Mozambikaanse Beira aan de Indische Oceaan verbindt, wordt heraangelegd na 27 jaar inactiviteit. De spoorlijn zal Beira ook voor Zimbabwe en Congo beter bereikbaar maken. Aan de heraanleg van de Oost-Westverbinding participeren ook Zambia Railways en het Zuid-Afrikaanse Spoornet.
Kameroen, Benin, Egypte en Libië zijn bezig de gaten in hun nationale spoornet te stoppen en verbindingen te maken met hun buurlanden. De Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse staten liet al in 2000 een haalbaarheidsstudie uitvoeren naar twee regionale spoorverbindingen - een van het Nigeriaanse Lagos via Benin en Togo naar de Ghanese hoofdstad Accra, een andere van Lagos via het Nigeraanse Niamey naar Ouagadougou in Burkina Faso. En de werken in Libië kaderen in een vorig jaar ontvouwd Libisch plan om ook twee regionale spoorlijnen tot stand te brengen: een oost-westas tussen Tunesië en Egypte, en een Noord-Zuidverbinding van Libië naar Tsjaad en Niger.
Maar er is ook kritiek op de plannen. Charles De Vaal, een historicus van de Universiteit van de Westelijke Kaapprovincie in Zuid-Afrika, herinnert eraan dat de eerste spoorwegen die in Afrika werden aangelegd, helemaal niet ten goede kwamen van de Afrikaanse bevolking. Ze verbonden gewoon mijnen en plantages met de havens waarlangs alle rijkdommen van het continent naar West-Europa werden gevoerd. Ook de nieuwe plannen lijken volgens De Vaal vooral op maat van de zakenwereld te zijn gesneden.