Awista Ayub: Afghaanse meisjes emanciperen via voetbal

Nieuws

Awista Ayub: Afghaanse meisjes emanciperen via voetbal

Awista Ayub: Afghaanse meisjes emanciperen via voetbal
Awista Ayub: Afghaanse meisjes emanciperen via voetbal

Maaike Cordy en Gie Goris

20 februari 2010

De Afghaans-Amerikaanse Awista Ayub reisde gedurende haar hele jeugd in haar verbeelding terug naar haar geboorteland, dat ze als tweejarige verlaten had. Echt terugkeren bleek lange tijd niet mogelijk door de opeenvolgende oorlogen maar toen het talibanregime was verdreven, stond de deur naar Afghanistan weer open. Voor Ayub werd het een open doelkans.

Awista Ayub besliste dat ze meer dan ooit iets voor haar land wou doen. Al snel komt het idee om een sportproject op te zetten en uiteindelijk laat ze acht Afghaanse meisjes naar de Verenigde Staten komen om er een voetbalkamp te volgen. Ze wil op die manier de meisjes uit hun isolement halen, laten samenwerken en meer vrijheid bieden. (lees hier de bespreking van De meisjes van Kaboel) MO* sprak met de auteur over haar opvallende project.
Waarom besloot u terug te gaan naar Afghanistan kort na de val van de taliban?
Awista Ayub: Ik ben in de Verenigde Staten opgegroeid als Afghaans-Amerikaanse. Van mijn ouders hoorde ik altijd fantastische verhalen over ons geboorteland, waaruit we waren gevlucht toen ik twee was. Het verlangen om terug te keren is er altijd geweest maar tot 2001 was dit onmogelijk door aanhoudende oorlogen. Toen het talibanregime was verslagen kwam deze mogelijkheid wel in zicht. Dan kon ik iets voor het land gaan doen.  
Waarom heeft u ervoor gekozen om een voetbalproject voor meisjes te starten in een land als Afghanistan? Het is er een relatief onbekende en bovendien mannelijk gedomineerde sport.
Awista Ayub: In Amerika ben ik opgegroeid met sport, ik speelde tennis en ijshockey. Sport heeft mij, zeker als immigrant, geholpen om mijn eigen identiteit te ontdekken. Het heeft mij sterker gemaakt, ik kon er telkens kracht uit putten. Een sportproject leek de ideale manier om mij in te zetten voor het land. Wat de keuze voor voetbal betreft, ik wou dat de Afghaanse meisjes na het voetbalkamp in de VS de sport mee naar huis konden nemen, dat ze hun kennis snel konden doorgeven, en voetbal is ideaal aangezien je er enkel een bal voor nodig hebt.
Daarnaast is voetbal voor mij altijd een sport geweest die ook door vrouwen werd gespeeld. Meisjesvoetbal is in Amerika heel normaal, er is en bloeiende competitie en we hebben een succesvol nationaal elftal. Maar in Afghanistan is er nooit dergelijke traditie geweest. Voetbal is er voor jongens, mijn vader heeft het zelf gespeeld in zijn jeugd maar mijn moeder speelde basketbal, dat naast volleybal typisch vrouwelijke sporten zijn in het land.

Achteraf gezien had ik misschien beter een van die twee gekozen, het is wat naïef geweest en ik had de situatie beter moeten onderzoeken. Ik besef dat Amerika een uitzondering is, in de meeste landen is het inderdaad een mannelijk gedomineerde sport. Door mijn keuze hebben de Afghaanse meisjes enerzijds moeten optornen tegen deze grenzen die rond de sport zijn opgebouwd maar anderzijds zijn ze er wel pioniers door geworden.
Hoe heeft u het team bij elkaar gekregen?
Awista Ayub: Ik werkte met een contactpersoon in Kaboel die voor een ngo werkte en zo kwamen we in contact met een jeugdcentrum in de stad, van daaruit hebben we gerekruteerd. Het zijn stuk voor stuk gewone meisjes, ze behoren niet tot de elite en ze spraken ook geen Engels. We hebben er expliciet voor gekozen om dit niet als vereiste te stellen omdat je dan enkel meisjes uit de elite zal krijgen. De gerekruteerde meisjes hadden geen voetbalervaring maar hadden wel interesse en allen hadden ze een voorgeschiedenis in andere sporten.
Hoe zit het met de etnische diversiteit binnen de teams?
Awista Ayub: De samenstelling van het team is de taak van de federatie maar van wat ik heb gezien tijdens mijn bezoeken kan ik wel opmaken dat de teams etnisch divers zijn. De federatie zorgt er vooral voor dat zo veel mogelijk mensen, uit zo veel mogelijk bevolkingsgroepen, worden geïnformeerd maar zij beslissen niet wie wel of niet mee mag doen.
Is het niet complexer dan dat? Het is toch niet zo dat door iedereen uit te nodigen iedereen ook zal komen? Ik kan me bijvoorbeeld voorstellen dat in een team bestaande uit tachtig procent Pasjtoe het niet makkelijk is om Hazara meisjes aan te trekken…
Awista Ayub: Daar heb je wel een punt, het is moeilijker dan gewoon de mogelijkheid openstellen maar het is wel zo dat de federatie grote inspanningen levert en huis aan huis gaat om mensen te proberen overtuigen. Ook merk ik een sterke peerconnectie onder de meiden, ze moedigen elkaar aan om te spelen en overtuigen elkaars ouders.
Hoe reageerde de gemeenschap, Afghanistan is immers een land met een grote sociale en culturele controle.
Awista Ayub: De meisjes waren erg enthousiast maar de ouders waren aanvankelijk wat bezorgd. Mijn contactpersoon in Kabul is dan persoonlijk met hen gaan praten en daarna waren ze gerustgesteld en steunden ze het project. In de gemeenschap zelf stoot je natuurlijk altijd op die culturele normen wanneer je iets nieuws wil uitproberen. Er waren een aantal obstakels die moesten worden overwonnen maar de meisjes zijn altijd heel gedreven geweest, ook al kregen ze veel vragen en opmerkingen van zowel mannen als vrouwen die niet altijd even enthousiast waren.
De meisjes hebben niet teruggekrabbeld, ze hebben deze kans en deze keuze altijd goed verdedigd. Ik vond dat ze er op een heel volwassen manier mee omgingen maar ik merk ook dat de Afghaanse jeugd in het algemeen wel zeer volwassen is.

Uiteindelijk is de gemeenschap wel bijgedraaid, er zijn tegenwoordig al meer dan vijftien vrouwenteams met tweehonderdvijfig tot driehonderd leden dus men ziet in dat dit soort programma’s positief zijn.
Is het project beïnvloed geweest door de slechter geworden veiligheidssituatie in Afghanistan de laatste jaren?
Awista Ayub: Niet echt, de meisjes voetballen nog altijd en de participatie neemt nog altijd toe. Zolang je de meisjes en de families kan verzekeren dat het veilig is om te komen sporten, zullen ze opdagen. De federatie, die het hele vrouwenvoetbal organiseert, hecht ook veel belang aan het veiligheidsgevoel, ze willen dat de meisjes en de familie zich goed voelen, dat men zich geen zorgen moet maken.
Hebben opstandelingen nooit geprobeerd het project stil te leggen?
Awista Ayub: Bij mijn weten niet. In het algemeen is er wat tegenstand gekomen van mannen en jongens die eraan twijfelden of dit wel een goede keuze was voor meisjes maar die zijn bijgedraaid.
Hoe kijken de meisjes zelf aan tegen het project, welke impact heeft het gehad op hun leven?
Awista Ayub: Ik heb zowel de meisjes als hun ouders geïnterviewd en daaruit bleek dat de meisjes eigenlijk vooral zichzelf zijn gebleven maar ze zijn wel zelfzekerder geworden. Deze meisjes zijn eigenlijk altijd sterk geweest, ze werden nooit ontmoedigd door tegenspoed, nu is die kracht nog versterkt. Ik heb gemerkt dat ze vooral beter zijn geworden in het omgaan met conflicten. In het boek staat ook een voorbeeldje van hoe de meisjes in het begin een conflict op het veld heel persoonlijk opnamen. Nu gaan ze daar veel beter mee om, ze kunnen het achter zich laten en dat verbetert de samenwerking binnen het team.
Studeren de meisjes ook?
Awista Ayub: Ja, ze studeren allemaal, al zitten ze misschien wat achterop als je het vergelijkt met de gemiddelde leeftijdsgenoten wereldwijd omdat ze een aantal jaren niet naar school konden tijdens de taliban. Nu ze terug naar school mogen zijn ze heel gelukkig en enthousiast hierover.
Zou je overwegen zelf naar Kaboel te verhuizen om fulltime met dergelijke sportprojecten bezig te zijn?
Awista Ayub: De programma’s worden momenteel allemaal lokaal gerund, door de Afghaanse Voetbzal Federatie, en dat vind ik eigenlijk wel belangrijk. Het is niet noodzakelijk dat ik daar elke dag aanwezig ben, de infrastructuur, steun en organisatie zijn in Kaboel zelf beschikbaar. De meisjes gaan ondertussen ook zelf leiderschapsrollen op zich nemen, sommige speelsters coachen nu al hun eigen team, daar zie ik weer die volwassenheid doorschijnen.
Is een andere reden dat je niet verhuist de vrees voor je eigen veiligheid?
Awista Ayub: Nee, dat is niet de reden.
Werk je ook aan andere projecten?
Awista Ayub: Ja, ik heb bijvoorbeeld in India en Marokko gewerkt.
Voor het Marokkaans project heb ik een beurs gekregen van de organisatie Women Win en daar heb ik onderzoek gedaan, wat ik dan ook heb gebruikt voor mijn eigen masteropleiding. Dat project verliep gelijkaardig aan het Afghaanse, de meisjes kwamen naar de VS om een voetbalkamp te volgen.
Eens ze terug in hun eigen land waren, kregen ze een aanloopsubsidie waarmee ze projecten in de eigen gemeenschap konden opzetten. Vorig  jaar ben ik naar Marokko teruggekeerd om de werking te evalueren en ik vond het verrassend en tegelijk geweldig om te zien dat men was gestart met een viertal meisjes maar ondertussen al aan honderd kwam.
Die financiering bleek cruciaal, vaak heeft men goede ideeën maar ontbreekt het geld. Doordat ze wisten dat hun plannen ook konden worden uitgevoerd, dat ze echt iets kunnen doen en dat het geld ervoor werd voorzien, werden ze nog enthousiaster. Het is niet noodzakelijk dat ik daar constant ben om hun hand vast te houden. Door lokaal te gaan investeren neem je een back seat, je bent er als ondersteuning maar doet het werk niet voor hen.
Is sport een stepping stone voor ontwikkeling of is het omgekeerd, biedt ontwikkeling kansen voor sport?
Awista Ayub: Ik denk dat je de beiden in rekening moet brengen. Je ziet, internationaal, dat meer en meer organisaties sport inlassen als onderdeel van hun ontwikkelingsprogramma’s. Het voordeel is dat je met een sportproject makkelijk honderden jongeren kan samenbrengen en ze, naast de eigenlijke sport, een aantal vaardigheden aanleren.
Volgens recente cijfers van het World Food Program zaten vorig jaar zowat negen miljoen Afghanen in hongersnood en men schat dat bijna acht miljoen in 2010 honger zullen lijden. Waarom zou iemand dan willen investeren in een sportteam wanneer mensen dreigen te verhongeren in het tweede armste land ter wereld?
Awista Ayub: Zorgen dat mensen geen honger meer lijden is uiteraard van het grootste belang maar men moet ook op lange termijn denken want sport is veel meer dan sport alleen. De jongeren leren een aantal vaardigheden die belangrijk kunnen zijn voor hun hele leven, zoals teamwork, doorzettingsvermogen, conflicten oplossen enz. Door de oorlog is men meer individueel gaan denken maar als land en gemeenschap is het ook van belang dat je als één groep kan denken en handelen. Volgens mij gaan de korte en de lange termijn dus hand in hand.