Bagdad bloedt, Koerdistan bloeit

Nieuws

Bagdad bloedt, Koerdistan bloeit

Mohammed A. Salih

22 juni 2007

Terwijl de rest van Irak in de greep is van het geweld, schieten in Koerdistan de hotel- en winkelcomplexen als paddenstoelen uit de grond. De Kurdistan Investment Board keurde sinds november 2006 al voor ongeveer 3,7 miljard euro investeringsprojecten goed, meestal in de bouwsector.

Het symbool voor het economische ambitie in het autonome Koerdische gebied in het noorden van Irak is de Modern Market in Arbil. Het complex met vier torengebouwen van 33 etages en plaats voor 5.000 kantoren en winkels, zal weldra de oude stad en de moskeeën hebben verdrongen als het belangrijkste oriëntatiepunt van de stad. De Iraakse firma al-Sharq al-Awsat investeert 700 miljoen euro in het project, en nog eens bijna 2 miljard euro in de rest van Koerdistan.
De Koerden lijken vastbesloten de sporen van decennia van oorlog en economische sancties zo snel mogelijk uit te wissen. Het Amerikaanse ministerie voor Handel noemde de regio vorig jaar nog “de toegangspoort voor investeringen in Irak” en dat idee lijkt bij buitenlandse investeerders aan te slaan. In de afgelopen jaren werden 5.800 nieuwe bedrijven geregistreerd, waarvan 1.900 uit het buitenland.
Het regionale parlement van Koerdistan heeft zijn recent verworven autonomie gebruikt om het investeerders zoveel mogelijk naar hun zin te maken. Buitenlandse bedrijven worden voor tien jaar vrijgesteld van belastingen, mogen hun winst volledig exporteren en voor 100 procent eigenaar blijven van hun project.
De meeste investeringen gaan naar vastgoedprojecten: vijfsterrenhotels, restaurants, wooncomplexen en winkelcentra. De investeringen in de landbouw en industrie hinken voorlopig achterop. Bij gebrek aan eigen productiesector blijft Koerdistan voor consumptiegoederen erg afhankelijk van de import.
“We moeten zelf meer gaan investeren”, waarschuwt Abdulnasser Hatemi, een Iraanse professor in de economie aan de Engelstalige University of Kurdistan in Arbil. “De regering moet meer denken aan industriële ontwikkeling.” Hatemi stelt vast dat de buitenlandse geldschieters flinke winsten opstrijken, onder meer omdat ze goedkope mankracht aanvoeren uit India, de Filipijnen en Ethiopië. “Er moeten beperkingen komen op het gebruik van buitenlandse arbeidskrachten”, zegt de economieprofessor. “In ieder geval voor functies waarvoor lokaal ook genoeg mensen zijn te vinden.” Ondanks de bouwwoede zitten nog veel Koerden zonder werk.
Ook de investeerders hebben zo hun klachten. Cathryn Cory staat aan het hoofd van de organisatie Start the Healing, die kapitaal inzamelt bij organisaties voor goede doelen voor de bouw van boerderijen en sociale woningen. Hoewel buitenlandse investeerders in principe voor 100 procent eigenaar mogen blijven van hun project, stelt ze vast dat in sommige gevallen toch een lokale partner mee aan boord moet worden genomen. Die stelt meestal veel eisen zonder zelf met geld over de brug te komen. “Daar moeten we van af”, zegt Cory. “En ook van de omkoperij en de steekpenningen.”