Bali: diplomaten stellen paal en perk aan de ontbossing
Simon Calcoen
12 december 2007
Op voorstel van gastland Indonesië hebben regeringsvertegenwoordigers op de klimaatsconferentie in Bali een regeling getroffen om de toenemende ontbossing een halt toe te roepen. Ze willen dat bereiken door een hoge prijs te zetten op het behoud van bossen.
Bomen en struikgewassen zijn de longen van onze wereld. Tijdens hun groei en fotosynthese absorberen ze CO2. Dit wil zeggen dat het wegmaaien van deze begroeiing resulteert in een absolute toename van de uitstoot. Ontbossing veroorzaakt op die manier twintig procent van de mondiale CO2-uitstoot. Dat is meer dan de totale uitstoot afkomstig van ’s wereld wegtransport. Toch is deze op één na grootste vervuilingsbron niet opgenomen in het Kyotoprotocol. In een streven om de Kyotonorm te halen, wordt het belang van de bossen vaak over het hoofd gezien. Momenteel hakt de mens zich een weg doorheen het tropische bossenbestand om plaats te maken voor bijvoorbeeld energiegewassen voor biodiesel. Experts wijzen niettemin uit dat de emissies, uitgespaard door het gebruik van biodiesel kleiner zijn dan de emissies die vrijkomen door het verminderen van het bosoppervlak. Volgens de recente IPCC rapporten dienen we dringend werk te maken van het behoud van het woud, willen we een kritische opwarming van meer dan 2 tot 2,4° C voorkomen.
Het geld of de bossen
Indonesië, dat zelf over het derde grootste regenwoud ter wereld beschikt, nam op de klimaatconferentie in Bali het voortouw in de strijd tegen ontbossing. Het lanceerde het zogenaamde REDD- initiatief, het Reduction of Emissions from Deforestation and Degradation. Dit voorstel is gebaseerd op de werking van de markt en wil ervoor zorgen dat het meer winstgevend is de bossen te behouden dan te ontbossen. Simpel gezegd: men betaalt mensen om de bomen te laten staan. Wanneer het rooien minder lucratief blijkt, zal men geneigd zijn de bossen te behouden.
Voor- en tegenstanders
Volgens het REDD-systeem zou Indonesië gemakkelijk 2 miljard dollar kunnen binnenrijven als het werk maakt van een blijvend gezond bosbestand. De wereldmarkt biedt echter 15 miljoen dollar om het bos kaal te kappen. Indonesië weet dus wat het vandaag op de top verdedigt. In zijn anti-ontbossingscampagne krijgt het de steun van andere bosrijke landen zoals India, China, Pakistan, Brazil, Bhoetan, Indonesië, Costa Rica en Thailand. Bovendien lanceerde de Wereldbank, die blijkbaar ook het belang van het bos inzien, het idee om een fonds op te richten van 300 miljoen dollar, bestemd voor het stimuleren van bosbehoud. Een dertigtal landen zouden hiervoor interesse tonen. De kans is dus zeer reëel dat dit REDD-systeem na 2012 in werking treedt. De overeenstemming over het voorstel beschouwt men als de tweede grote doorbraak tijdens de klimaatconferentie, na het akkoord over het adaptatiefonds.
Brazilië, de grootste producent van biodiesel, wijst het REDD af. Momenteel ondervindt het land een enorme achteruitgang van het bosbestand. Braziliaanse vertegenwoordigers hebben de bescherming van het woud steeds voorgesteld als een binnenlandse kwestie. Dit thema past volgens hen niet op de agenda van de klimaatsconferentie. Ook Nieuw Guinea sputtert tegen, omdat het op de klimaatsconferentie van Montreal in 2005 zelf reeds een voorstel had uitgewerkt.
Praktische beslommeringen
In tegenstelling tot alternatieve voorstellen (o.a. een uitbreiding het Clean Development Mechanism waarbij private ondernemers een hoofdrol spelen) zou het REDD gebaseerd zijn op een hoge mate van staatsinterventie, aangezien de fondsen via de centrale regeringen verdeeld worden. Hierbij stellen zich in hoofdzaak twee problemen.
Milieuactivisten vrezen dat dergelijke top-down benadering de lokale gemeenschappen - gevestigd in bosgebieden - zal verdrijven. Vaak zijn deze bevolkingsgroepen net de sterkste voorstanders van het bosbehoud. Bovendien vinden ze dat de maatregel vooral in het voordeel speelt van de houthakkers, die op de eerste rij zullen staan wanneer de bosvergoedingen worden uitgedeeld.
Ten tweede moet er rekening gehouden worden met landen die over zeer sterke provinciale overheden beschikken. In Indonesië bijvoorbeeld heeft een te ver doorgedreven decentralisatie ertoe geleid dat de federale overheid de controle verloor over de toenemende illegale kap in de deelgebieden. De voorbije dertig jaar verdween zo veertig procent van het binnenlandse bosbestand. Miljoenen dollars bestemd voor bebossing verdwenen in de zakken van plaatselijke ambtenaren. Het valt dus sterk te betwijfelen of Jakarta over de macht, de transparantie en de administratieve capaciteit beschikt om de regionale houthakquota’s en premies onder het REDD te beheren. In de toekomst kunnen bestuursconflicten de kop opsteken met als inzet het beheer van de koolstofrechten. In Brazilië zijn inmiddels twee lokale overheden op eigen houtje overgegaan op een gelijkaardig systeem.
Bali onderhandelaars verschuiven het probleem
REDD biedt weinig garantie op een duurzaam bosbehoud omdat de grondoorzaak voor ontbossing niet fundamenteel wordt weggenomen. Ontwikkelingslanden met een rijk bosbestand beschikken vaak niet over een afdoende staatsstructuur om de clandestiene houthak een halt toe te roepen. De voorgestelde optie, het vrijmaken van bijkomende fondsen, maakt de zwakke staten echter nog kwetsbaarder voor corruptie dan voorheen. Op die manier wordt nog eens duidelijk hoe de klimaatsproblematiek tot een sociaal-economische impasse kan leiden.
Uit de voorbije onderhandelingssessies in Bali blijkt dat het streven van de ontwikkelingslanden er in de eerste plaats op gericht is om meer middelen te verwerven. Terecht, aangezien de huidige fondsen niet toereikend zijn om de klimaatuitdaging het hoofd te bieden. Maar het opzetten van zoveel mogelijk alternatieve fondsen leidt ook tot een grote administratieve last en een gebrek aan transparantie. Op deze tiende verjaardag van het Kyotoprotocol wordt duidelijk dat vooral de Noord-Zuid problematiek aan de basis ligt van wankel beheer van de ecologische crisis.