Bangladesh draait klok terug voor vrouwen
Qurratul Ain Tahmina
27 juli 2005
De Bengalese vrouwenbeweging wrijft zich in de ogen: de regering in Dhaka heeft vorig jaar in het geniep vooruitstrevende beleidsprincipes uit 1997 afgezwakt die vrouwen vooruit moesten helpen in de maatschappij.
Dhaka heeft onder meer het voornemen geschrapt om vrouwen en mannen dezelfde erfenisrechten toe te kennen en een even groot aandeel in gemeenschappelijke bezittingen. Het recht op landbezit is volgens de huidige regering niet meer onmisbaar om vrouwen financiële onafhankelijkheid te doen verwerven. Ook het recht op huisvesting is afgezwakt. Bangladesh voert ook geen beleid meer om meer vrouwen te benoemen op hoge functies in de diplomatie, het gerecht en de ambtenarij. Sommige beleidsprincipes zijn zo veranderd, dat ze elkaar tegenspreken.
We hadden geen idee van de wijzigingen, zegt Ayesha Khanam, secretaris-generaal van het Vrouwenforum in Bangladesh. De regering heeft het allemaal mooi binnenskamers gehouden.
Minister van Justitie en Parlementaire Aangelegenheden Moudud Ahmed maakte deel uit van het comité dat de wijzigingen aanbracht, maar doet eerst alsof hij uit de lucht valt. Bij het voorbeeld van de erfenisrechten verbaast hij zich erover dat de vorige regering de gelijkheid tussen man en vrouw als doel had gesteld. Dat kan geen enkele regering in Bangladesh doen. Het is sympathiek, maar het gaat in tegen de principes van de koran. De meerderheid van de inwoners van Bangladesh is islamitisch, en dat wordt ook weerspiegeld in de wetgeving.
De protesten tegen de wijzigingen beginnen van de grond te komen. Vrouwen- en mensenrechtengroepen hebben zich verenigd rond een gezamenlijk platform. Ook een Bengalese krant doet mee.
Vrouwen in Bangladesh hebben het niet makkelijk: ze hebben veel af te rekenen met geweldplegingen, worden om religieuze redenen gediscrimineerd en zijn slecht vertegenwoordigd in de zakenwereld en de politiek. Maar er zijn ook lichtpunten: de voorbije 15 jaar wisselden twee vrouwelijke premiers elkaar af aan de macht, en het land heeft ook een sterke vrouwenbeweging.
Die beweging zorgde er ook voor dat Bangladesh in 1997 een sterk beleidsprogramma kreeg om de emancipatie van vrouwen te ondersteunen. Er kwam van alle kanten lof voor die National Policy for Advancement of Women (NPAW). De krachtlijnen volgden de aanbevelingen van de grote vrouwenconferentie die in 1996 in Peking was gehouden. Vrouwenrechten zouden aandacht krijgen bij alle ontwikkelingsinspanningen van de overheid.
Maar nu zijn de grote principes sterk afgezwakt. De wijzigingen zijn het werk van een of andere conservatieve lobby binnen de regering, vermoedt Khanam. Andere vrouwenactivisten wijzen naar de Jamaat-i-Islami, een islamitische partij die deel uitmaakt van de regeringscoalitie.
Sommige donors delen de bezorgdheid van de vrouwengroepen. Ze kunnen veel invloed uitoefenen, want Bangladesh is sterk afhankelijk van buitenlandse hulp.
Bengalese vrouwen hebben nog een lange weg af te leggen naar gelijke kansen. Ongeveer de helft van de 140 miljoen Bengalezen leeft in armoede. De meerderheid van hen bestaat uit vrouwen. Op elke vier werkende mannen is er maar één vrouw aan de slag, en dat meestal in slecht betaalde en onzekere baantjes.
De regering pakt trots uit met cijfers die bewijzen dat er zich nu evenveel jongens als meisjes inschrijven in de lagere school. Er is ook een aanmoedigingsprogramma dat meisjes 12 jaar op de schoolbanken moet houden. Toch haken veel meisjes af.
Politiek moeten vrouwen ook nog een grote inhaalbeweging maken. Tussen de 300 parlementsleden zitten slechts zeven vrouwen, waaronder premier Begum Khaleda Zia en oppositieleidster Sjeik Hasina Wajed, de vorige premier. In de ministeries hebben vrouwen nauwelijks functies met beslissingsmacht, al schrijft de wet een quotum van 10 tot 15 procent voor. (PD/MM)