Bar 2002 maakt 'verloren half decennium' rond
Gustavo González
14 januari 2003
2002 was voor Latijns-Amerika een jaar om snel
te vergeten, maar de gestegen armoede en de afbrokkeling van de openbare
diensten blijven de bevolking herinneren aan de barslechte economische
prestaties van de afgelopen 12 maanden. Eigenlijk kan er gesproken worden
van een 'verloren half decennium', want de achteruitgang is al sinds 1997
bezig.
Volgens de Economische Commissie voor Latijns-Amerika en de Cariben (Cepal)
kwamen er vorig jaar zeven miljoen armen bij in de regio, waarvan er zes
miljoen in extreme armoede leven. Die stijging is vooral te wijten aan de
economische neergang in Argentinië. Van de totale Latijns-Amerikaanse
bevolking van ongeveer 500 miljoen mensen leven er nu 221 miljoen in
armoede. Het aandeel van de absoluut armen - mensen die minder dan een
dollar per dag verdienen - in de totale bevolking steeg van 18,6 procent in
2001 tot 20 procent vorig jaar.
De jaren 80 staan in Latijns-Amerika bekend als het ‘verloren decennium’ -
de economische groei was laag en de schuldencrisis richtte in de meeste
landen een sociale ravage aan. Sinds 1997 bevindt de regio zich in een
nieuwe periode van laagconjunctuur die gepaard gaat met sociale
achteruitgang. Latijns-Amerika werd van 1997 tot 2002 gekenmerkt door
stagnatie, een (hernieuwde) strijd tegen de armoede en in sommige gevallen
regelrechte recessie, vat de Colombiaanse econoom en Cepal-secretaris José
Antonio Ocampo samen. De Latijns-Amerikaanse bevolking lijdt onder de
gevolgen van een verloren half decennium.
Bij hun pogingen om de economie weer aan de praat te krijgen, hebben veel
regeringen in Latijns-Amerika de sociale ongelijkheden de afgelopen jaren
nog groter gemaakt. Ongeveer 40 procent van de Latijns-Amerikaanse
werknemers komt nu in de informele sector aan de kost. Ze hebben geen
contract, vallen buiten de sociale zekerheid en hebben maar een beperkte
toegang tot openbare diensten waarvan eigenlijk de hele bevolking zou moeten
profiteren. Toch heeft die ingrijpende deregulering van de
arbeidsverhoudingen niet voor economische groei gezorgd.
Door de crisis van de voorbije vijf jaar is er in heel Latijns-Amerika
minder geld beschikbaar voor de uitbouw en het onderhoud van openbare
diensten - nochtans een uitgelezen instrument om extreme armoede te
bestrijden en de scheve inkomensverdeling recht te trekken. In 1997 -
recentere cijfers zijn niet voor alle landen beschikbaar - gaven de landen
in de regio gemiddeld 225 dollar per inwoner uit aan openbare diensten.
Minder dan een derde daarvan ging naar onderwijs, gezondheidszorgen en de
distributie van drinkbaar water. Op basis van de gegevens van 13 landen
kwamen Cepal-onderzoekers tot de vaststelling dat in Latijns-Amerika slechts
12,4 procent van de overheidsuitgaven naar dergelijke basisdiensten gaat. Om
alle inwoners toegang te verschaffen tot het onderwijs, het
gezondheidssysteem en de belangrijkste nutsvoorzieningen, moeten de sociale
budgetten meer dan verdubbelen. In het licht van de tegenvallende
economische resultaten van de afgelopen vijf jaar is dat zo goed als
ondenkbaar.
De Cepal denkt dat Latijns-Amerika en de Cariben het er erg moeilijk mee
zullen hebben hun economische groei de volgende jaren voldoende op te
krikken om de belangrijkste Millenniumdoelstelling te halen - de halvering
van het aantal mensen dat in armoede leeft tegen 2015. Daarvoor is in de
regio een gemiddelde groei van vier procent per jaar nodig. De armste landen
moeten zelfs aan 7 procent per jaar komen. Ocampo waarschuwt overigens dat
economische groei niet zal volstaan - de Latijns-Amerikaanse landen moeten
ook een beleid gaan voeren dat meer op herverdeling is gericht.