Behoedt toerisme het San-volk voor culturele genocide ?
James Hall
14 juli 2003
De regering van Botswana heeft de San, ook wel “Bosjesmensen” genoemd, officieel inspraakrecht gegeven in de toeristische ontsluiting van hun leefgebied. De maatregel wijst op het toenemende belang van het “culturele toerisme”. Voor steeds meer buitenlandse bezoekers is een kennismaking met het legendarische jager-verzamelaarsvolk evenzeer een must als een ontmoeting met de “grote vijf”: olifant, leeuw, neushoorn, buffel en jachtluipaard.
“De San zijn nu een toeristische attractie geworden”, zegt mensenrechtenactiviste Pauline Molefe in Gabarone, “daarom krijgen ze nu veel te laat toch nog aandacht. De toeristische sector wil hen gelukkig houden zodat ze zich keurig gedragen wanneer toeristen hen komen bezichtigen”.
Helemaal natuurgetrouw zijn de San niet te bezoeken. Het nomadische volk leeft nu in nederzettingen van modder en takken rond een waterbron. De jagers moeten zich houden aan quota die door agenten van de overheid strikt worden afgedwongen. Tuintjes met alternatieve voedingsbronnen proberen hier en daar te woestijnzon te trotseren.
Het rondreizende volk had het lange tijd moeilijk om zijn territorium te verdedigen. De regering joeg hen van het grondgebied om plaats te maken voor diamantontginning. De San kwamen terecht in kunstmatige dorpen die door mensenrechtenactivisten beschouwd worden als “concentratiekampen” voor een “culturele genocide”. De jonge San die hun geluk in de stad probeerden, verging het niet veel beter. Zij eindigden vaak als drugsgebruiker of in de prostitutie.
Dat alles was voor de komst van het “culturele toerisme”. De toeristische dienst van de 14 landen van de Zuid-Afrikaanse Ontwikkelingsgemeenschap SADC meldt dat 12 procent van de toeristen geïnteresseerd zijn in traditionele levenswijzen. “De mensen willen nog altijd natuur zien en wilde beesten. Voor veel Europeanen is een dansgroep tijdens het aperitief al een bevredigende culturele ervaring. Anderen willen het “echte” Afrikaanse leven zien. Ze willen overnachten in hutjes en impalavlees eten”, zo vertelt Themba Vilakati, natuurwachter in Swaziland.
In Botswana is het niet duidelijk of de San nu vergoed worden voor jaren van discriminatie, dan wel of ze slechts rustig worden gehouden in het belang van de toeristische industrie. Vast staat wel dat er op het platteland jobs bijkomen en dat de San zelf kunnen beslissen hoe ze de inkomsten opnieuw investeren. De mensen hopen dat de jongeren terugkeren uit de steden om zich opnieuw toe te leggen op de voorouderlijke leefwijze. Het doel is de tradities en de kunst van het overleven in de woestijn in ere te houden. Toerisme is slechts het middel daartoe.
De president van Botswana, Festus Mogae, noemde het participatiemodel een “voorbeeld voor andere landen”. In heel Zuidelijk Afrika zit het cultureel toerisme in de lift. “Vroeger moest je naar de stad voor het werk en de levensstijl die we wilden. Op het platteland viel er niets te verdienen tot de toeristen kwamen”, zegt Jabulani Tsabedze uit Swaziland. Tsabedze gaf zijn job als suikerrietkapper op en opende met zijn dorpsgenoten een klein natuurpark.
“We kunnen niet concurreren met de grote safariparken. Maar we hebben enkele traditionele huizen waar mensen kunnen zien hoe de Swazi’s leven”, legt Tsabedze uit, “ook kleine groepen kunnen hun leefgebied verdedigen wanneer ze bewijzen dat het economisch waardevol is. Het toerisme biedt ons die kans”.
James Hall
xml=3
Ref=: af if cr dv