Bewijs tegen verdachten moord Hariri is "speculatief"

Nieuws

Analyse

Bewijs tegen verdachten moord Hariri is "speculatief"

Gareth Porter

30 augustus 2011

De aanklachten van het Hariri-tribunaal tegen vier leden van Hezbollah die verdacht worden van betrokkenheid bij de bomaanslag op de Libanese premier Rafik Hariri in 2005, roepen heel wat vragen op. Niet omdat het om indirect bewijsmateriaal gaat, wel omdat het bewijs gebaseerd is op een foute premisse, zeggen experts.

Voor zijn aanklacht, die op 17 augustus openbaar werd gemaakt, baseert het VN-tribunaal zich op de ingewikkelde theorie van “co-location” om mobiele telefoons te linken aan vijf verschillende netwerken die op de een of andere manier gebruikt werden voor het beramen van de moord op Hariri.

In de aanklacht klinkt het zo: als er “veel gevallen zijn” waarin een telefoon “actief is op dezelfde locatie, dezelfde plaats en op dezelfde datum, en binnen dezelfde tijdspanne als andere telefoons”, maar de telefoons hebben geen contact met elkaar, dan is het “aannemelijk om te besluiten dat een persoon meerdere telefoons gebruikt.” Zo kan volgens de aanklacht een persoon door “co-location” geïdentificeerd worden als de gebruiker van een netwerktelefoon.

Maar het idee dat “co-location” van telefoons erop wijst dat het om één enkele eigenaar gaat, is onlogisch. Het is namelijk statistisch best mogelijk dat het verkeer van meerdere gsm’s samenvalt met een telefoon van een van de daders gedurende een uur of meer op dezelfde dag in de weken voor de aanslag.

In het centrale district van Beiroet, waar één van de verdachte netwerken actief was, zijn er elf zendmasten voor mobiele telefoons die elk een reikwijdte van 300 tot 1250 meter hadden, aldus expert in telecommunicatie Riad Bahsoun. Hij schat dat er binnen het bereik van deze masten tussen de 20.000 en 50.000 gsm’s actief waren op een gewone werkdag.

Bin Laden

De onderzoekers gebruikten software om indirecte verbanden te vinden tussen telefoons die met zekerheid aan Hezbollah werden toegeschreven en telefoons van de netwerken die werden gebruikt om de aanslag te beramen. In zijn rapport van 26 september 2006 schreef het toenmalige VN-commissielid Serge Brammertz dat zijn team de analyse van het communicatieverkeer gebruikte voor “proactief en speculatief” onderzoek. Vermoedelijk wou hij de hypothese testen dat Hezbollah achter de aanslag zat.

Ook bij het onderzoek naar de terreuraanslag in een joodse wijk van Buenos Aires in 1994 werd dezelfde methode gebruikt om een link te leggen naar de Iraanse gezant Mohsen Rabbani, aldus James Bernazzani van het FBI. In een interview uit 2006 noemde Bernazzani de analyse toen ook “speculatief” en zeer gevaarlijk. “Op die manier kan je ook mijn telefoon linken aan die van Osama bin Laden. “