Botsing met ontwikkelingslanden harder dan verwacht (update)

Nieuws

Botsing met ontwikkelingslanden harder dan verwacht (update)

Emad Mekay

16 december 2005

Dat de belangen van rijke en arme landen op de top van de Wereldhandelsorganisatie zouden botsen, was voorspeld. De botsing komt echter harder aan dan verwacht. De ontwikkelingslanden kondigen aan dat ze vanaf vandaag (16 december) onderhandelen als één blok: de G110.

De 110 ontwikkelingslanden van de 149-koppige Wereldhandelorganisatie (WHO) reiken elkaar de hand om één blok te vormen tegen de druk van de industrielanden. Die oefenen achter de schermen van de handelstop grote druk uit om de markten van de ontwikkelingslanden verder open te breken.

De ontwikkelingslanden vragen de opheffing van de invoertarieven aan de buitengrenzen van de markt in de industrielanden. Vooral dan voor goederen als textiel, leder, schoeisel en goedkope technologie. De rijke landen willen dat de ontwikkelingslanden eerst hun markten openmaken voor de export van goederen en diensten uit het Noorden.

We sturen niet aan op een confrontatie tussen het Noorden en het Zuiden , zegt de Braziliaanse Buitenlandminister Celso Amorim, één van de initiatiefnemers. De G110 is opgericht om een eind te maken aan de aanhoudende ongelijkheid in de wereldhandel en om ervoor te zorgen dat de Doha Ontwikkelingsronde die naam waardig wordt, vult de Indiase minister van Handel Kamal Nath aan. De alliantie kwam tot stand onder impuls van India en Brazilië. De nieuwe groep wordt de opvolger van de G20.

De ontwikkelingslanden treden op de handelstop in Hongkong met een nooit eerder geziene eensgezindheid. Woensdag al vormden vijf kleine allianties (de G20, de G33, de Africa Group, de groep van de Minst Ontwikkelde Landen en de Africa, Caribbean and Pacific Group) één front bij de gesprekken over landbouw.

De nieuwe alliantie kan de kaarten in de WHO grondig herschudden, zegt Adriano Camplina Soares van de Amerikaanse ngo ActionAid. Het zal veel moeilijker worden voor de industrielanden om hun eisen door te drukken.

De onderhandelingen binnen de Wereldhandelsorganisatie werden de Doha-ontwikkelingsronde gedoopt, maar van enige ontwikkelingslogica is intussen geen spoor meer. Brazilië en India trachtten gisteren het goede voorbeeld te geven door aan te kondigen dat echt arme landen quota- en invoer- en taksvrije toegang krijgen tot hun markt.

De nieuwe assertiviteit van de ontwikkelingslanden is ook merkbaar in de scherpe reacties van de handelsministers uit het Zuiden. Die tonen openlijk hun minachting over de voorstellen van hun Amerikaanse en Europese collega’s. Hier moet een foutje zijn ingeslopen. Zo belachelijk kan het toch niet zijn, zei de Indiase minister van Handel Kamal Nath toen de EU voorstelde om invoertarieven voor niet-landbouwproducten (NAMA) als volgt te verminderen: min 75 procent in de ontwikkelingslanden en min 25 procent in de industrielanden.

De delegaties uit de ontwikkelingslanden houden vol dat hun eendracht voortspruit uit dezelfde frustratie: de onredelijke eisen van de industrielanden. Natuurlijk zijn ook wij bezorgd dat er geen beweging zit in deze onderhandelingsronde, zegt Angela Didiza, de Zuid-Afrikaanse minister van Landbouw. Maar onze boeren hebben een ellendig bestaan. En daarom zullen we onze krachten bundelen. Dat thema bindt ons. Het gaat om dezelfde belangen. De Braziliaanse Buitenlandminister Amorim knikt instemmend: We streven een rechtvaardige doelstelling na. (MM/ADR)