Brits rapport stelt westerse hulp aan Palestijnen in vraag
Lien De Coster
28 juli 2008
Zolang de Palestijnen niet meer bewegingsvrijheid krijgen, heeft westerse hulp aan de Bezette Palestijnse Gebieden op termijn weinig zin. Dat staat te lezen in een rapport van het International Development Committee van het Britse Parlement.
Hoewel speciaal gezant voor het Midden-Oosten Tony Blair de verwijdering van een aantal checkpoints heeft kunnen bekomen, wordt de bewegingsvrijheid van de Palestijnen meer en meer ingeperkt, aldus het rapport ‘The Humanitarian and Development Situation in the Occupied Palestinian Territories’ dat gepubliceerd werd in juli 2008.
Minder ruimte
Een grote terugschroeving van de bewegingsvrijheid voor Palestijnen kwam er begin 2007. Toen greep Hamas de controle over Gaza en sloot Israël als reactie de grenzen van het gebied. Het gevolg van deze inperking is een prangend tekort aan water, voedsel, olie en medicijnen. Het DFID, de Britse Ontwikkelingssamenwerking schrijft dat ‘1,1 miljoen inwoners van Gaza, drie kwart van de bevolking, tot op zekere hoogte afhankelijk zijn van voedselhulp’.
Veel van die hulp voor Gaza en de rest van de Palestijnse Gebieden komt uit het Westen. Maar de duurzaamheid van de buitenlandse steun wordt door de DFID in vraag gesteld. In het rapport wordt erop gewezen dat de steun de bezetting kan legitimeren en zelfs versterken.
Stephanie Koury van de School of African and Asian Studies geeft een voorbeeld: ‘een donor geeft steun aan een huizenproject dat de aanleg van aparte wegen of tunnels inhoudt om de scheiding te verzekeren tussen het Palestijnse verkeer en Israëlische settlers. Op die manier normaliseert die donor de insluitingpolitiek van Israël’.
Zonder het opheffen van de verregaande mobiliteitsbeperkingen zoals die in Gaza, zal buitenlandse steun volgens het rapport hoe dan ook niet volstaan om de neerwaartse spiraal die de Palestijnse economie sinds 2000 in haar greep houdt te stoppen.
Meer nederzettingen
Niet alleen checkpoints en het afsluiten van de grenzen beperken de Palestijnen in hun bewegingsvrijheid, maar ook het bijbouwen van Israëlische nederzettingen. Het rapport stelt dat Israël doorgaat met het goedkeuren van nieuwe kolonies, die vooral de toegang tot de grootste wegen van de Westbank beperken.
Het optrekken van extra kolonies gebeurt volgens Israël uit veiligheidsoverwegingen, maar Michael Anderson, hoofd van de DFID Midden-Oosten Groep, ziet nog een andere reden. ‘Het is een poging om de “facts on the ground” te veranderen’ zodat Israël sterker staat bij onderhandelingen in de toekomst.
Vredesbesprekingen draaien meestal om het principe van grond om grond. Daarbij zouden de Palestijnen de grond waar de grote Israëlische nederzettingen verankerd zijn opgeven. In ruil krijgen zij Oost-Jeruzalem met een aansluiting op de Westelijke Jordaanoever. Die aansluiting is noodzakelijk om Oost-Jeruzalem als hoofdstad van een onafhankelijke Palestijnse staat te laten functioneren. Elke bijkomende kolonie maakt dat scenario minder waarschijnlijk.
Er zijn op dit moment naar schatting 121 illegale nederzettingen en meer dan 100 voorposten in de Westbank.