Bush-crisis legt Republikeinse breuklijnen bloot - analyse

Nieuws

Bush-crisis legt Republikeinse breuklijnen bloot - analyse

Jim Lobe

09 maart 2006

Nu de steun voor het beleid van president Bush in de opiniepeilingen nieuwe dieptes bereikt, vindt zijn Republikeinse partij het steeds moeilijker om de eenheid te bewaren. 'Main Street-Republikeinen', die de nationalistische stem zingen, staan lijnrecht tegenover de zakelijke 'Wall Street-Republikeinen'.

Door na de aanslagen van 11 september 2001 een imago van sterke, besluitvaardige leider uit te bouwen, slaagde president Bush erin zijn partij achter zich te krijgen en de eeuwige interne meningsverschillen te doen verstommen. Die meningsverschillen zijn nu terug aan de oppervlakte gekomen.

Vooral de laatste twee maanden worden de interne spanningen duidelijker dan ooit tevoren. Het groeiende pessimisme over de uitkomst van de Irak-oorlog heeft ertoe geleidt dat enkele vooraanstaande conservatieven zichzelf openlijk hebben afgevraagd of het wel zo slim was van Bush om het Midden-Oosten te willen hervormen. De recente verkiezingsoverwinningen van islamisten in Egypte en Palestina doen hen twijfelen.

De Republikeinse partij is ook verdeeld in discussie over de overname van enkele Amerikaanse havens door het bedrijf DP World uit Dubai. Bush dreigde toen zijn veto te gebruiken tegen een stemming die de verkoop van de havens zou tegenhouden. De deal zorgde voor een diep schisma tussen de ‘Main Street-Republikeinen’, die geloven dat de overname een gevaar is voor de nationale veiligheid, en de ‘Wall Street-Republikeinen’, die vrezen dat het tegenhouden van de overname belangrijke investeringen in de VS in het gedrang zou brengen, en het mondiale handels- en investeringsregime in gevaar zou brengen.

‘Wall Street-Republikeinen’ verdedigen doorgaans de belangen van de grote multinationale bedrijven, terwijl ‘Main Street-Republikeinen’ er een meer populistische en nationalistische agenda op na houden. Zelfs de neoconservatieven, die vrijhandel altijd gesteund hebben, zijn verdeeld over de havenkwestie. Bush’ standpunt deed zijn populariteit volgens de laatste opiniepeilingen andermaal geen goed.

Een gelijkaardige spreidstand voert de partij ook uit in het immigratievraagstuk, dat nu naar voor wordt geschoven wordt als het voornaamste strijdpunt tijdens de komende verkiezingen. Ook hier staan de verschillende geledingen binnen de Republikeinse partij openlijk tegenover elkaar.

Zolang Bush’ extreme populariteit van na 11 september zich bleef vertalen in legislatieve en electorale overwinningen, weerklonken er amper dissonante stemmen vanuit de Republikeinse gelederen. Nochtans ergerde de Wall Street-groep, die goed verdient aan het multilaterale economische systeem, zich dood aan Bush’ unilaterale buitenlandse beleid. Anderen zagen met lede ogen aan hoe Bush’ belastingskortingen het budgettaire tekort van de overheid deden toenemen.

Na de geslaagde herverkiezing van Bush in 2004 begon die eenheid te vervagen, vooral omdat de indruk steeds groter werd dat de VS de oorlog in Irak wel degelijk aan het verliezen waren. Daarbovenop kwam de vernietiging van de zuidelijke stad New Orleans door de orkaan Katrina, die een niveau van incompetentie en een gebrek aan voorbereiding blootlegde dat weinig mensen hadden durven bevroeden. Bush’ populariteit bereikte daarop echt zijn dieptepunt.

Toen Bush opriep tot een debat over een Marshallplan voor New Orleans werden de oude Republikeinse breuklijnen voor het eerst terug zichtbaar. De antibelastinglobby die daarvoor trouw aan zijn zijde stond, schreeuwde dat een dergelijk plan hen het hele land dreigde te ruïneren.

Eén maand later werd een tweede scheur blootgelegd toen Bush zijn raadgeefster Harriet Miers voordroeg voor het Hooggerechtshof. Christian Right, de beweging van conservatieve christenen, beschuldigde Bush er publiekelijk van een vriendinnetje met twijfelachtige adelbrieven uitgekozen te hebben. Uiteindelijk werd Bush gedwongen de nominatie terug in te trekken, tot frustratie van zijn gematigde vleugel.

Tussen ‘Christian Right’, dat de laatste jaren de belangrijkste Republikeinse factie ging vormen, en de meer gematigde en seculiere Republikeinen doet zich een machtsstrijd voor. Die laatsten gruwen van de pogingen van de Christian Right om de natie hun moraal op te dringen.

Nu de Democraten vrij sterk voor de dag lijken te zullen komen op de Congresverkiezingen, twijfelen de zetelende Republikeinen of ze zich moeten vasthouden aan de mast van Bush’ schijnbaar zinkende schip, of dat ze zich er ostentatief van moeten afzetten om de steeds pessimistischer wordende kiezer te laten zien dat ook zij steeds meer twijfelen aan Bush’ beleid.

Of zoals politiek analist Alan Abramowitz van Emory University in Atlanta het stelt: “Onder Republikeinen groeit de vrees dat ze de controle over beide kamers kwijt zullen raken indien de tussentijdse verkiezingen zouden uitgroeien tot een populariteitstest voor de president, waarbij slechts een dertigtal procent zijn beleid zou goedkeuren.” (JP/MM)