Centraal-Afrika: Eindbalans militaire samenwerking Congo-Rwanda
Karel Deneckere
04 maart 2009
Met een groots opgezette militaire parade werd vorige week in Goma het historisch bondgenootschap tuissen Congo, Rwanda en Oeganda gevierd. Maar het succes van de operatie is niet zo zeker.
Na een maand van militaire samenwerking met Rwanda, slaagde het Congolese leger erin duizenden Hutu-rebellen uit Congo te repatriëren. Met de terugkeer van de Rwandezen kwamen de eerste geruchten dat overgebleven rebellen zich reorganiseren.
Congo wordt al lang geteisterd door rebellenbewegingen die hun eigen land waren ontvlucht. De machtsvacuüms in verschillende uithoeken van het land, te wijten aan een onstabiele staat en een onmetelijke oppervlakte, maken van Congo een veilig onderkomen. Al twee decennia liggen deze nieuwkomers mede aan de basis van quasi elk conflict in Centraal-Afrika.
Uit opportunisme werd de aanwezigheid van buitenlandse rebellenbewegingen, zoals de Hutu’s van de Forces Démocratiques pour la Libération du Rwanda (FDLR), vaak actief gesteund vanuit Kinshasa. Deze rebellen vormden dan weer de aanleiding voor de oprichting van nieuwe, inlandse volksmilities zoals de Maï Maï, of rivaliserende rebellenbewegingen zoals het Congres National de Défense du Peuple (CNDP) van Tutsi-generaal Laurent Nkunda. Van deze laatste maakte het regime in Kigali dan weer handig gebruik.
Om eindelijk schoon schip te maken met dit kluwen van vazalschappen en rivaliteiten, sloegen de Congolese, Rwandese, Oegandese en Zuid-Soedanese regeringen in december en januari de handen in elkaar. Voormalige aartsvijanden zouden nu samenwerken voor het gemeenschappelijk belang: stabiliteit in het Afrikaanse gebied van de Grote Meren. BBC-correspondent Mark Doyle ziet achter dit alles de dirigerende hand van de Verenigde Staten, die hiermee het islamistische regime in Khartoem verder willen isoleren.
Deze nieuwe bondgenootschappen hadden echter een belangrijke tekortkoming: door het gebrek aan een parlementaire goedkeuring, kwamen de gezamenlijke operaties met een democratisch deficit te zitten. Om zijn eigen positie niet verder te ondermijnen, beloofde president Kabila dus maar te voldoen aan de verzuchtingen van het volk. Er werd een termijn gesteld aan de verdacht bevonden internationale samenwerking.
Het gevolg was de buitenlandse soldaten het land moesten verlaten, vóór het einddoel bereikt was. Hoewel ze nog niet uitgeschakeld zijn, hebben de operaties de geviseerde rebellenbewegingen – met als voornaamste de Rwandese FDLR en het Oegandese Verzetsleger van de Heer (LRA) – sterk verzwakt. Het risico, dat overgebleven rebellen zich zullen hergroeperen en zich uit wraak tegen de plaatselijke bevolking keren, bleek reeds reëel.