Chinees textiel kost banen in Afrika

Nieuws

Chinees textiel kost banen in Afrika

Frank Phiri

25 april 2005

De textielindustrie in zuidelijk Afrika kreunt onder de opheffing van de textielquota door de Wereldhandelsorganisatie (WHO). De sector vreest dat ze haar positie als leverancier van Amerikaans textiel kwijtspeelt aan China.

De opheffing van de quota van het dertig jaar oude Multivezelakkoord door de WHO in januari, betekent dat Afrikaanse producenten niet langer beschermd worden tegen concurrentie van goedkoop Chinees textiel. De Aziatische landen zullen naar verwachting gemakkelijker toegang krijgen tot de Amerikaanse markt.

Sinds januari vertrokken al veel Aziatische bedrijven uit de SADC-regio waar ze waren neergestreken vanwege de African Growth and Opportunities Act (AGOA). Die wet garandeert belastingvrije toegang van Afrikaanse goederen tot de Amerikaanse markt. Het vertrek van de Aziatische investeerders leidde tot verlies van banen in de regio.

We zullen in onze regio investeerders moeten zoeken, voor onze eigen fabrieken, zegt Agrina Mussa, voorzitter van de Vereniging van Kamers van Koophandel van de SADC in Blantyre (Malawi).

Een onlangs verschenen rapport van de Britse ontwikkelingsorganisatie Christian Aid, schat dat wereldwijd 27 miljoen textielarbeiders hun werk zullen verliezen als gevolg van de afschaffing van de quota. In Lesotho, Malawi en Zuid-Afrika hebben al duizenden mensen hun baan verloren. In Malawi verdwenen tussen januari en maart van dit jaar ruim 2.500 banen, doordat het Taiwanese bedrijf Haps Garments het filiaal in Lilongwe verplaatste naar Taipei. Een afdeling van Haps in Lesotho met meer dan 10.000 werknemers, sloot al in 2004.

Uit een onderzoek van de Common Market for Eastern and Southern Africa (Comesa) blijkt dat in het kleine koninkrijk Swaziland, waar AGOA-producten 83 procent van de totale export uitmaken, 30.000 banen op het spel staan. Als de textielindustrie in dit land instort, dan zal dat grote sociale problemen opleveren, aldus het rapport.

Watipaso Mkandawire, hoofd van de Regionale Investeringsafdeling van Comesa in Lusaka (Zambia), zegt dat het negentien leden tellende handelsblok zich grote zorgen maakt over de gevolgen van het WHO-besluit voor de regio. In 2004 verdiende Malawi twintig miljoen dollar met de textielexport naar de Verenigde Staten. Onder AGOA steeg de export met 40 procent, waardoor Malawi na Zuid-Afrika en Ivoorkust de grootste Afrikaanse exporteur naar Amerika werd.

Niet alleen in Afrika bestaat zorg, ook in Amerika. De Amerikaanse regering heeft in oktober 2004 maatregelen genomen om te voorkomen dat de Afrikaanse AGOA-producenten te veel benadeeld worden. WHO-bepalingen geven Amerika de vrijheid om aan de import van katoenen shirts en blouses, broeken, sokken en ondergoed uit China beperkingen op te leggen, als de markt erdoor verstoord wordt.

Volgens Mitchell Moss, functionaris voor Openbare Zaken van de Amerikaanse ambassade in Malawi, moet dat land zijn voordeel doen met de lage arbeidskosten. Naast textiel komen zo’n tweeduizend andere producten in aanmerking voor AGOA. In juli belegt Amerika een ‘AGOA-forum’ in Senegal, om de Afrikaanse textielindustrie te informeren over andere belastingvrije exportmogelijkheden. De textielexport zal niet van de ene op de andere dag opdrogen, maar het is duidelijk dat op de lange termijn grote verschuivingen zullen plaatsvinden, zegt Moss.

Het Amerikaanse Agentschap voor Ontwikkelingshulp (USAID) drong er in een recent verschenen rapport bij textielfabrikanten op aan om de corruptie aan te pakken. Die hinderde de afgelopen jaren de groei van de particuliere sector. Goed bestuur is bovendien een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de handelsvoordelen van AGOA.

In december schrapte de Amerikaanse regering Ivoorkust van de lijst met landen die in aanmerking komen voor voorkeursbehandeling. Ook Zimbabwe werd van de lijst afgevoerd. (JS/MM)