Congolese en Rwandese Brusselaars in de kijker

Nieuws

Congolese en Rwandese Brusselaars in de kijker

Congolese en Rwandese Brusselaars in de kijker
Congolese en Rwandese Brusselaars in de kijker

Olivia U. Rutazibwa

12 december 2010

Het Integratiecentrum Foyer in het Brusselse Sint-Jans-Molenbeek bestelde een jaar geleden twee studies. Het wilde een zicht krijgen op de school- en levensomstandigheden van jonge Rwandese en Congolese Brusselaars. Op vrijdag 10 december werden de resultaten voorgesteld aan een zeer kritisch publiek.

De studies richten zich enerzijds op de Congolezen, van wie het migratieverhaal terug gaat tot de jaren ’60 en op de Rwandezen anderzijds. Vooral op zij die in de jaren ’90 naar België kwamen. Zo konden ze  het effect van het migratietraject op het leven van de betrokken jongeren nagaan. Het onderzoekscentrum IMMRC van de KULeuven bevroeg 29 Congolese jongeren tussen 17 en 22 jaar, en onderwierp zeven van hen aan een meer diepgravend onderzoek. Het CeMIS van de Universiteit Antwerpen onderzocht de attitudes, interesses en interpersoonlijke relaties van 20 jongeren van Rwandese origine.

Het meest in het oog springend resultaat van de studies is de negatieve invloed van de Belgische omgeving op de levenssituatie van de jongeren en hun ouders. Hoe langer in België, hoe slechter ze er voor staan. Een en ander wordt verklaard vanuit het feit dat toen de Congolese ouders naar België kwamen er helemaal geen migratiebeleid was. De diploma’s, vaak behaald in een Belgisch schoolsysteem in Congo werden hier niet erkend. ‘De eerste Congolezen hadden zelfs het recht niet om een vzw te stichten’, leest de studie. ‘Ze hebben zich dus in de werkloosheid en in het niet-slagen geïnstalleerd, wat hen hun vertrouwen in zichzelf heeft doen verliezen en tot een negatief beeld over hen geleid heeft bij hun kinderen.’

De presentatie van de onderzoeksresultaten wordt ingeleid met een korte documentaire van Bleri Lleshi en Henri Erumba waarin de jongeren, ouders, experts uit de gemeenschappen en de onderzoekers hun verhaal doen. ‘Mijn belangrijkste doelstelling was om verschillende stemmen in de documentaire te laten zien’, zegt Lleshi. Ondanks de grote diversiteit in de verhalen zijn er toch enkele lijnen te trekken: ‘De socio-economische situatie van de jongeren is erg bepalend voor hun succes, alsook hun migratie traject,’ aldus Lleshi. ‘Het viel me op hoe zij dat migratie verhaal vaak als iets positiefs zien, als een kans om nieuwe talen en nieuwe omgevingen te leren kennen.’

‘Ik ben hier niet toevallig’, zegt één van de jongere in de documentaire, ‘Ik ben hier om te overleven en te slagen in het leven.

De onderzoeksresultaten worden kort voorgesteld, maar het zwaartepunt van de avond ligt op het debat onder leiding van Johan Leman, voorzitter van de Foyer.  Samen met het publiek neemt een panel van Congolese en Rwandese experts de studie stevig op de korrel. ‘Gezien de gevoeligheden in het verleden en vandaag tussen de Rwandezen en Congolezen, begrijp ik niet waarom deze studie zich precies op deze bevolkingsgroepen richt,’ steekt Olivier Kayomo, coördinator van de Staten-Generaal van de Afrikaanse Jongeren EGJA meteen van wal. Zelf is hij niet betrokken geweest bij het onderzoek, en hij had liever gezien dat er een pan-Afrikaans onderzoek had plaatsgevonden. Professor Jean Kabuta merkt op dat er nauwelijks iets over cultuur wordt gezegd, en verbaast zich over het feit dat ‘het miserabilisme de Afrikanen overal schijnt te achtervolgen, zowel in Afrika als hier.’ Volgens hem zijn de moeilijkheden die jongeren vandaag in de grootsteden ondervinden zeker niet typisch Afrikaans. Toch erkende hij de moed van de onderzoekers. ‘Het moet ons stimuleren om verder na te denken over onze samenleving en onze rol om die op een positieve manier mee vorm te geven.’

In de loop van de avond wordt er een waaier van thema’s aangesneden door de panelleden en het publiek. De moeilijke toegang tot de arbeidsmarkt, de generatiekloof en communicatieproblemen tussen de jongeren en hun ouders, racisme en de Afrikaanse en Europese identiteit van de jongeren alsook het geweld in Oost-Congo vandaag. Concrete aanbevelingen richtten zich voornamelijk op de scholen en de betrokkenheid van de ouders in de begeleiding van hun kinderen. ‘Men moet het cultureel kapitaal van de Afrikaanse ouders in onze Belgische samenleving meer valoriseren dan nu het geval is’, concluderen de studies. ‘De Belgische wetgeving tegen racisme en discriminatie is er, voegt Laetitia Kalimbirio er van vanuit de zaal aan toe, ‘gebruik die, dien klachten in, want mensen kunnen zaken effectief winnen!’

De meest positieve wind komt tenslotte van de jongeren zelf. Victoire, een jonge Rwandese Brusselaar spreekt de zaal plechtig toe: ‘Het doet me pijn wanneer er over onze conflicten wordt gesproken. We mogen het niet vergeten, maar we moeten het achter ons laten als we ons land willen heropbouwen. Ouders, laat uw kinderen niet in de steek, moedig hen aan om te studeren. Jongeren, we moeten af van ons minderwaardigheidscomplex. Werk hard en leer Nederlands.’

‘Ik ben hier niet toevallig’, zegt één van de jongere in de documentaire, ‘Ik ben hier om te overleven en te slagen in het leven. Om te begrijpen hoe het allemaal in elkaar zit.’