Crisis maakt mensenrechtenactivisten monddood
Antoaneta Bezlova
06 maart 2009
De wereldwijde economische crisis creëert niet alleen mogelijkheden voor rijke bedrijven die op zoek zijn naar koopjes, maar ook voor regeringen die minder last hebben van mensenrechtenactivisten in hun onderhandelingen met Peking.
De recente uitspraken van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton dat “mensenrechten niet kunnen interfereren met de internationale economische crisis, de klimaatverandering en internationale veiligheidsthema’s” wordt gezien als een belangrijk signaal dat China de overhand begint te krijgen in het jarenlange debat over de mensenrechten in het land.
“De VS zijn altijd het centrum geweest van kritiek op de Chinese mensenrechtenaanpak, maar de huidige tact wijst op een veranderende toon van de internationale gemeenschap”, schrijft de weekkrant Southern Weekend. “De Chinese interpretatie van mensenrechten als ‘het recht op ontwikkeling en overleven’, terwijl westerse landen de nadruk leggen op ‘mensenrechten boven alles’, wordt meer en meer aanvaard in de wereld.”
Blazoen oppoetsen
Nu de westerse machten zich steeds meer richten tot China om hun economieën te redden, zijn ze bereid om minder op het mensenrechtenthema te hameren. Bijgevolg heeft China het mensenrechtenblazoen behoorlijk kunnen oppoetsen in de voorbije maanden.
Zo is Groot-Brittannië na bijna een eeuw Tibet als autonome regio herkend te hebben in oktober van positie veranderd en heeft het land toegegeven Tibet als onderdeel van China te erkennen.
Dit jaar kon China een tweede overwinning boeken toen het voor de eerste keer slaagde voor het Universeel Periodiek Onderzoek van de Mensenrechtenraad van de Verenigde naties (UNHRC). Peking stuurde daarvoor een delegatie naar de UNHRC die verklaarde dat China “volledig geëngageerd was om de mensenrechten te steunen en te beschermen”. De delegatie won de steun van andere landen als Cuba, Iran, Birma, Egypte en Zimbabwe.
Crisisdiplomatie
Vervolgens begon China in amper twee maanden aan een koop- en leenronde in landen in Latijns-Amerika, Europa en Afrika in, wat waarnemers “crisisdiplomatie” zijn gaan noemen.
“De huidige crisis wordt door onze leiders gezien als een kans om de hand uit te steken en werk te maken van onze nationale belangen”, zegt Zhang Xiaoming van de Chinese Academie van Sociale Studies. China is ook de grootste crediteur van de Verenigde Staten geworden. Daardoor zijn beide landen zo verstrengeld geworden dat de Amerikaanse regering de mensenrechten maar even laten voor wat ze zijn. Clinton zei dat wat mensenrechten betreft, het misschien beter was voor beide landen om “overeen te komen niet overeen te komen.”
Die milde toon leverde haar wel bakken kritiek op van mensenrechtenorganisaties. Amnesty International zei “geschokt en verschrikkelijk teleurgesteld te zijn” door het pragmatisme van Clinton.