Critici eisen meer transparantie bij benoeming voorzitter Wereldbank
Emad Mekay
19 januari 2005
Ontwikkelingsorganisaties eisen dat er een einde komt aan de ondoorzichtige en ondemocratische manier waarop de Wereldbank zijn voorzitter benoemt. De huidige voorzitter van de Wereldbank, James Wolfensohn, kondigde begin deze maand zijn aftreden aan.
De benoemingsprocedure is volgens Rick Rowden, politiek analist van ActionAid Amerika niet meer van deze tijd. Niet alleen de betrokken organisaties zijn kritisch over het gebrek aan democratie bij zowel de Wereldbank als zijn zusterorganisatie het Internationaal Monetair Fonds (IMF). In 2000 en 2004 protesteerden ontwikkelingslanden en andere landen (waaronder Japan in 2000) tegen hun uitsluiting bij de verkiezing van een nieuwe directeur voor het IMF.
Nadat de huidige voorzitter Wolfensohn aankondigde dat hij van plan is om eind mei te vertrekken, gonst het in Washington van de geruchten over zijn opvolging. Er worden namen genoemd van relatief onbekende technocraten uit de periode van oud-president Bill Clinton tot de vertrekkende minister van Buitenlandse Zaken, Colin Powell.
Op de website www.worldbankpresident.org, zijn sinds kort nieuws, commentaren en speculaties te vinden over de over de opvolging van Wolfensohn. Op de kandidatenlijst staan al zeventien namen. Geen van die getipte opvolgers heeft publiekelijk ontkend dat de Wereldbank hen gepolst heeft. Op de lijst staan onder anderen John Taylor, onderminister van Financiën, Anne Krueger, waarnemend directeur van het IMF, Randall Tobias, mondiaal aidscoördinator en voormalig CEO van farmaceutisch bedrijf Eli Lilly, Christine Todd Whitman, oud-directeur van het Environmental Protection Agency en Elaine Chao, de Amerikaanse minister van Arbeid.
De Amerikaanse handelsgezant Robert Zoellick, eerder een van de favorieten, staat niet meer op de lijst. Twee weken geleden werd bekend dat hij de tweede man op het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt.
Het is de gewoonte dat de Amerikaanse president de nieuwe voorzitter van de Wereldbank aanwijst. De directeur van het IMF is traditioneel een Europeaan, die naar voren wordt geschoven door de Europese regeringen. Beide instituten werden aan het einde van de Tweede Wereldoorlog opgericht in Amerikaanse Bretton Woods. De gedachte achter de scheiding van macht is dat de landen die het meeste geld geven (en die de oorlog wonnen), eveneens de meeste invloed moeten hebben. Dat is een doorn in het oog van ngo’s en van sommige regeringen in ontwikkelingslanden.
Het huidige debat zou niet moeten gaan over de vraag wie de nieuwe baas van de Wereldbank wordt, maar over het gebrek aan democratie en transparantie bij het selectieproces, zegt Rick Rowden. De huidige situatie is een afspiegeling van de verhoudingen in de jaren veertig van de vorige eeuw, zegt hij. De wereld is de afgelopen decennia echter diepgaand veranderd. Eén van die veranderingen is dat burgers tegenwoordig meer transparantie van overheidsinstellingen eisen.
Zowel het IMF als de Wereldbank worden in feite gefinancierd door de belastingbetaler. Burgers zouden dus ook een stem moeten hebben in het beleid, is de redenering van sommige critici. Daarnaast beïnvloeden de programma’s van de Wereldbank en het IMF het leven van miljoenen mensen in ontwikkelingslanden. Deze landen zouden beter vertegenwoordigd moeten worden bij de twee instituten.
Een ander argument voor transparantie, openheid en eerlijke vertegenwoordiging in beide instellingen, is de toenemende kritiek op hun functioneren. Volgens critici slagen beide instituten er niet in hun doelstellingen, met name armoedebestrijding en hulp aan arme landen, in een efficiënt beleid om te zetten. Ze moeten zich minder laten leiden door de zakelijke belangen van de landen die het geld verstrekken en meer de belangen vertegenwoordigen van de mensen in de ontwikkelingslanden, zegt Soren Ambrose, politiek analist van de groepering Fifty Years is Enough in Washington.
De Wereldbank en het IMF verstrekken leningen aan ontwikkelingslanden op voorwaarde dat die landen democratie en goed bestuur bevorderen. Veel ontwikkelingslanden klagen dat beide instellingen in hun eigen organisaties de hand lichten met die principes. (JS/MM)