Een vergeten strijd in 1914-1918
De Belgisch-Duitse oorlog om goud en diamant
Len Buggenhout
07 juli 2014
Niet alleen op het Europese continent maar ook diep in het Afrikaanse binnenland woedde tijdens de Eerste Wereldoorlog een hevige strijd. De Europese koloniale machten stonden lijnrecht tegenover elkaar, met de minerale rijkdommen in het toenmalige Belgische Congo als inzet.
De Duitsers moeten zich bekocht gevoeld hebben, aan het einde van de 19e eeuw. Bij de verdeling van het Afrikaanse grondgebied onder de Europese staten kregen zij land toegewezen dat nu ongeveer overeenkomt met Tanzania, Namibië en Kameroen. Het uitgestrekte centrum van het continent werd toegewezen aan het België van Koning Leopold II.
Al snel besefte die laatste wat voor een goudmijn hij in handen had gekregen, terwijl de Duitse kolonialen in Oost-Afrika amper mineralen uit de grond konden halen.
Congolese troepen
Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak en de Duitse keizer in geen tijd België onder de voet had gelopen, bond hij ook de strijd aan met de Belgische buren in Afrika. Een oorlog die door de onoverkomelijke loopgraven in de Westhoek in de plooien van onze vaderlandse geschiedenis dreigt te vallen.
‘Toch mogen we het belang ervan niet onderschatten,’ zegt Lucas Catherine, auteur van het boek De vergeten oorlog van de Congolezen tegen de Duitsers. ‘Na de oorlog kreeg België immers twee nieuwe kolonies als buit: Rwanda en Burundi. Daarbij werd ook de rassenpolitiek tussen Hutu’s en Tutsi’s overgedragen, waarvan iedereen de gevolgen kent.’
Terwijl de Fransen en Britten grote groepen Afrikanen naar Europa brachten, liet België de Congolese weerwacht zijn Afrikaanse grenzen bewaken. Al in 1885 had Leopold II de Force Publique Congolaise opgericht. Deze diende aanvankelijk als controleorgaan in de kolonie, maar nadien vooral om de oostgrens tegen de Zanzibari’s en later de Duitse kolonialen te verdedigen.
Cyclisten
Het Tanganyikameer vormt de natuurlijke grens tussen Congo en Oost-Afrika en was volledig onder controle van de Duitsers. ‘Zij hadden het meer in handen omdat daar enkele oorlogsbodems lagen. De belangrijkste was de Von Götzen, die het hele gebied onder controle had’, vertelt Catherine.
Vrouwen en kinderen
‘Dankzij de inzet van een imposante groep van 260.000 dragers konden de Belgen een omweg maken rond het meer en de Duitsers aanvallen vanuit het noorden.’ Een slimme zet, want de Duitsers werden volledig verrast.
Deze indrukwekkende stoet van strijdkrachten was in nog andere opzichten merkwaardig. ‘Op beeldmateriaal zien we dat ook vrouwen en kinderen van de partij waren’, vervolgt Catherine. ‘Zij stonden in voor de voedselverdeling en moesten de was doen. Zij werden betaald aan halve soldij. Op sommige foto’s zie je zelfs vrouwen aan het werk met hun kleine kinderen op de rug.’
Vrouwen en kinderen maakten deel uit van de troepenmacht
Het Belgische succes in deze campagne is letterlijk door de Congolezen gedragen. Naast het militaire materieel en proviand droegen zij ook kisten met de onderdelen van vier vliegtuigen met zich mee. ‘Drie daarvan werden gemonteerd: het eerste is te pletter gestort, het tweede heeft het ook niet goed uitgehouden, maar het derde is er in geslaagd om een paar keer boven de Von Götzen te vliegen en het stoomschip te bombarderen’, zegt Catherine.
De Duitsers brachten het gehavende schip zelf tot zinken om het na de oorlog alsnog te kunnen recupereren. Het is uiteindelijk met de hulp van andere Europese landen, waaronder België en Denemarken, dat de boot opnieuw werd bovengehaald. Tegenwoordig vaart het gerenoveerde schip nog steeds op het Tanganyikameer met de naam Liemba als transportboot tussen de verschillende landen.
Bloedvergieten
Het grootste bloedvergieten werden opgetekend in september 1916 tijdens de slag om Tabora. Na de overname van deze centrale stad verloren de Duitsers de controle over hun Oost-Afrikaanse kolonie. Officieel sneuvelden er aan Belgische zijde 145 blanke en 1.895 zwarte militairen in deze vergeten oorlog.
‘Als we ook de dragers en hun vrouwen en kinderen meetellen, dan was deze troepenmacht groter dan de Belgische inzet aan de IJzer. En dan zijn er minstens evenveel mensen gesneuveld’, wijst Catherine op de omvang van deze operatie.
In het diepe Afrika waren in die tijd amper wegen te vinden. De smalle paden en rivieren gaven dit Congolese leger zijn unieke samenstelling. Landtroepen en dragers, cyclisten in de voorhoede en vrouwen als onderhoudspersoneel. ‘En toch is er van de gesneuvelde Congolezen bijna geen enkele naam gekend.’
Om het publiek in dit herdenkingsjaar te laten kennismaken met dit vergeten verhaal, zette Catherine de expo Loopgraven in Afrika 1914-1918 op poten. Deze tentoonstelling is een onderdeel van Theater aan Zee en loopt tot en met 14 september in de Venetiaanse Gaanderijen in Oostende.
De foto’s in dit artikel komen uit de archieven van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika Tervuren, het Legermuseum in Brussel, het Bundesarchiv-Berlijn en maken deel uit van de tentoonstelling_._