Derde dooi, goede dooi? - analyse
Praful Bidwai
06 mei 2003
De beslissing van Pakistan en India om weer ambassadeurs uit te wisselen en het onderlinge vliegverkeer te hervatten, kan een beslissende wending inluiden in de relaties tussen de twee regionale kernmogendheden. Na 12 jaar van bijna ononderbroken vijandigheid lijkt er een redelijke kans te bestaan dat India en Pakistan betere buren worden. Er is wel nog veel werk aan de winkel, en één enkele aanslag kan de verstandhouding weer in duigen doen vallen.
Naast het herstel van hun diplomatieke en luchtvaartbanden hebben India en Pakistan ook verdere maatregelen afgesproken die tot verzoening en het herstel van het wederzijdse vertrouwen kunnen bijdragen. India heeft wel koeltjes gereageerd op de uitnodiging van premier Atal Bihari Vajpayee naar Pakistan; volgens New Delhi is de tijd nog niet rijp voor een topontmoeting.
De afgelopen vijf jaar was er twee keer eerder sprake van dooi tussen de twee aartsvijanden, maar de topontmoetingen van Lahore in 1999 en Agra in 2001 bleken allebei een maat voor niets. Er zijn vier redenen om te stellen dat de kaarten nu beter liggen.
India en Pakistan zijn uitgeput door de bijna onafgebroken periode van ernstige spanningen sinds het begin van de jaren 90. Die vijandelijke gevoelens namen nog fors toe na de nucleaire tests die beide landen in mei 1998 uitvoerden. 17 maanden geleden leidde een aanslag op het Indiase parlement bijna tot een oorlog tussen de twee landen. Sommige Indiase en Pakistaanse leiders en militaire bevelhebbers beginnen in te zien dat het extreme antagonisme niets kan opleveren maar wel veel kost en enorme risico’s inhoudt. Het Indiase leger is niet groot genoeg voor een beslissende overwinning tegen Pakistan; bovendien zou een atoomoorlog alleen verliezers opleveren.
Ten tweede verwachten India en Pakistan dat na het snelle einde van de oorlog tegen Irak de internationale druk zal toenemen om tot een oplossing te komen in de kwesties die de twee landen verdelen. De Amerikaanse Buitenlandminister Colin Powell heeft India en Pakistan laten weten dat het afbouwen van hun onderlinge spanningen hoog op zijn prioriteitenlijstje staat. Zijn rechterhand Richard Armitage bezoekt deze week New Delhi. Vooral Pakistan moet zich zorgen maken: de VS beschouwen het land als een broedplaats voor moslimextremisme waarvan de effecten ook in Afghanistan en Kasjmir te bespeuren zijn, en verdenken Pakistan er verder van raket- en kernwapentechnologie te exporteren.
Daarnaast zijn er ook twee positieve redenen om te geloven in de nieuwe dooi tussen de twee landen. De Indiase premier Vajpayee is er zes maanden geleden in geslaagd voor het eerst geloofwaardige verkiezingen te laten doorgaan in Kasjmir. Die hebben een deelstaatregering opgeleverd die het gesprek wil aangaan met alle andere groepen in Kasjmir, de militante islamisten inbegrepen. Die winst wil Vajpayee niet zomaar verspelen. De Indiase premier zit ook weer wat steviger in het zadel dan twee jaar geleden. Ook de Pakistaanse president, Pervez Musharraf, voelt zich nu weer zekerder dan meteen na de aanslagen van 11 september die Pakistan dreigden te doen afglijden tot een pariastaat, en durft dus moeilijke onderhandelingen aan.
De tweede factor heeft de maken met de ijdelheid van de Indiase premier. Vajpayee zou zijn stempel willen drukken op de Indiase geschiedenis net zoals Nehru dat deed met de Niet-Gebonden Beweging en Indira Gandhi met haar rol in de onafhankelijkheid van Bangladesh en het vredesverdrag van 1972 met Pakistan. Vajpayee zou graag de geschiedenis ingaan als de architect van een nieuw Zuid-Azië, gebaseerd op een oplossing van de kwestie-Kasjmir.
Er liggen wel nog heel wat obstakels op de weg naar een akkoord. De extreemrechtse vleugel van Vajpayees Bharatiya Janata-partij en de hindoefundamentalistische massaorganisaties die de achterban vormen van de partij, kunnen een akkoord met Pakistan torpederen. Dat is wat er met een ontwerpakkoord gebeurde tijdens de topontmoeting van 2001 in Agra. Er zijn nog geen aanwijzingen dat de Indiase premier zijn medestanders nu wel overtuigd heeft. Bovendien komen er vier cruciale deelstaatverkiezingen aan in oktober - als er niet snel vorderingen worden gemaakt in de dialoog met Pakistan, zal het proces daardoor stilvallen.
In Pakistan kan vooral de geheime dienst ISI voor problemen zorgen. Die dienst heeft enge banden met de militante moslims in Kasjmir. Maar waarschijnlijk zetten de VS de ISI onder druk om zich koest te houden. De nummer één van de ISI is momenteel op bezoek in Washington.
Ook de diplomaten en ambtenaren in India en Pakistan zouden zand in het raderwerk kunnen doen belanden. Ze zijn nog altijd geprogrammeerd om hun belangrijkste buurland geen successen te gunnen. Toch moeten ze een groot deel van het voorbereidende werk voor een akkoord op hun schouders nemen.