Donkere wolken boven goedkope kopieën aids-remmers
Ann De Ron
03 december 2004
Vanaf 2005 zullen er weinig tot geen goedkope kopieën van nieuwe aids-remmers op de markt komen, terwijl die juist essentieel zijn om de epidemie in ontwikkelingslanden in te dijken. Dat vrezen zowel Artsen zonder Grenzen als de Gentse professor ethiek en expert op vlak van patenten Sigrid Sterckx. Het uitzonderingssysteem waarover de ontwikkelingslanden in 2001 zo euforisch waren, is nog altijd niet meer dan een stukje papier, zegt Sterckx.
In 2001 weerklonk gejuich alom onder ontwikkelingslanden en aids-activisten over een beslissing van de Wereldhandelsorganisatie (WHO). Die bevestigde dat elk land ter wereld voor de eigen markt goedkope kopieën van gepatenteerde geneesmiddelen kan produceren als een gezondheidscrisis dat rechtvaardigt. De verklaring specificeerde de uitzonderingsmogelijkheden op de WHO-akkoorden die patentrechten regelen. In 2003, net voor de mislukte WHO-ministerconferentie in Cancún, werd beslist dat ontwikkelingslanden die zelf niet in staat zijn hun eigen kopieën te produceren, in geval van nood een beroep kunnen doen op geneesmiddelen uit een ander land.
Maar de vraag is of die middelen er inderdaad zullen zijn. Vanaf 1 januari 2005 moeten landen die tot dusverre geen patenten op geneesmiddelen erkenden, zich aan de WHO-patentregeling houden. Dat geldt onder meer voor India, momenteel de belangrijkste producent van goedkope kopieën van aids-remmers. Zowel Sterckx als Artsen zonder Grenzen vrezen dat vele landen, waaronder India, uit angst voor indirecte represailles geen gebruik zullen maken van de uitzonderingsmaatregel om vanaf dan kopieën van nieuwe medicijnen te produceren. Zowel de productie voor de eigen bevolking als die voor de export naar ontwikkelingslanden komt dan in gevaar. Een uitzondering is mogelijk Brazilië, dat deze week aankondigde dat het vanaf volgend jaar de uitzonderingsregel wil gebruiken om drie tot vijf nieuwe aids-remmers na te maken.
Landen maken veel te weinig gebruik van de flexibiliteit in de patentregels, zegt professor Sigrid Sterckx. In theorie is het WHO-uitzonderingssysteem goed, maar er bestaat een enorme kloof tussen theorie en praktijk. Tot nog toe heeft echter geen enkel ontwikkelingsland de uitzonderingsmaatregel in nationale wetgeving omgezet. Dat geeft te denken over de verantwoordelijkheid van de overheden in deze landen. Een andere reden is dat landen door bijvoorbeeld de Verenigde Staten en door hun plaatselijke merkindustrie zodanig onder druk worden gezet, dat ze heel gemakkelijk afzien van hun recht op de uitzonderingsregel. Ten slotte missen heel wat ontwikkelingslanden de juridische expertise om hun rechten goed te kennen.
In een aantal recent afgesloten vrijhandelsakkoorden eisten de Verenigde Staten bovendien dat de handelspartners met een veel striktere patentregeling akkoord gingen, zegt Lars Verschaeren, betrokken bij de Internationale Campagne voor de Toegang tot Basisgeneesmiddelen van Artsen zonder Grenzen. Dat is al het geval voor het vrijhandelsakkoord met Midden-Amerika (CAFTA), en bij vrijhandelsakkoorden tussen de VS en Marokko en Singapore.
Artsen zonder Grenzen en Sterckx maken zich behoorlijk ongerust over de gevolgen. De huidige aids-therapie in Afrika werkt voor een groot deel met kopieën, zegt Sterckx. Bedrijven geven weliswaar wel kortingen en gratis merkproducten, maar dit vormt geenszins een structurele oplossing voor het schrijnend gebrek aan beschikbare middelen ginder. Kopieën zijn dat veel meer. Met kopieën van de vaakst toegediende tri-therapie kan je minstens vier keer meer patiënten behandelen dan met dezelfde cocktail van merkproducten.
Het probleem zal nog niet meteen nijpend zijn in 2005, maar vooral in de jaren nadien,
zegt Verschaeren. Na één of twee jaar wordt een deel van patiënten resistent tegen aids-remmers en moeten artsen overschakelen op nieuwere middelen. Patiënten en overheden in ontwikkelingslanden hebben meestal geen geld om gepatenteerde middelen te kopen, en dat betekent dat een hele reeks patiënten niet verder behandeld zal kunnen worden.
Een mogelijke oplossing zou kunnen komen van landen als Canada en Noorwegen, die als enige landen al stappen ondernamen om hun nationale wetgeving aan te passen dat bedrijven er kopieën kunnen produceren voor uitvoer naar een ontwikkelingsland dat daarom vraagt. De Europese Unie deed in oktober 2004 ook een voorstel in die zin. Maar de WHO-procedure voor export is zo omslachtig dat de kans klein is dat exporteurs geïnteresseerd zouden zijn, zegt Sterckx.