Financiële sector wil dat Wereldbank blijft investeren in mijnbouw- en olieprojecten

Nieuws

Financiële sector wil dat Wereldbank blijft investeren in mijnbouw- en olieprojecten

Emad Mekay

06 april 2004

Internationale investeringsbanken willen dat de Wereldbank een advies om niet meer te investeren in de kolen-, gas- en mijnbouwindustrie, naast zich neerlegt. Dat blijkt uit een brief van de banken aan James Wolfensohn, voorzitter van de Wereldbank.

In een onafhankelijke studie, de Extractive Industries Review (EIR) die 16 januari werd gepubliceerd, wordt erop aangedrongen dat de Wereldbank stopt met het financieren van de exploitatie van fossiele brandstoffen. De bank zou meer moeten investeren in schone energie. Het rapport adviseert de Wereldbank om een socialer en milieuvriendelijker beleid te voeren.

Maar in een brief aan de Wereldbank geeft een aantal grote investeringsbanken aan dat het rapport de positieve effecten van de industrie op de wereldwijde economische groei en de vermindering van de armoede, buiten beschouwing laat. In sommige landen leveren mijnbouw en oliewinning inkomsten op waarmee belangrijke overheidsprogramma’s gefinancierd worden.

De briefschrijvers behoren tot de banken die de ‘Equator Principles’ onderschrijven, een aantal vrijwillige sociale en milieurichtlijnen van de Wereldbank met betrekking tot het financieren van ontwikkelingsprojecten. De Equator Principles geven gedragsregels voor de banken over onder meer milieubeheer, de positie van de inheemse bevolking en omgang met het culturele erfgoed in een gebied.

Banken die de Equator Principles onderschreven hebben, zijn onder andere ABN Amro, Barclays, Citigroup, Crédit Lyonnais, Credit Suisse Group, Dresdner Bank en Royal Bank of Canada. Zij zijn soms medefinancier van Wereldbankprojecten op het gebied van fossiele brandstoffen. In 2003 investeerden ze gezamenlijk 54 miljard dollar (44,8 miljard euro) in dergelijke projecten.

Als de Wereldbank zich terugtrekt uit de exploitatie van voorraden fossiele brandstoffen, dan kan dat (particuliere) geldschieters ervan weerhouden om te investeren in die projecten, stellen de banken. De betrokkenheid van de Wereldbank wordt vaak beschouwd als ‘groen licht’ om mee te doen.

Volgens de banken zijn projecten als de 1070-kilometer lange pijpleiding van Tsjaad naar Kameroen en de Baku-Tbilisi-Ceyhan-leiding (BTC) in het Kaspisch gebied exemplarisch voor ontwikkeling. De Wereldbank stak geld in beide projecten, ondanks luide protesten van activisten. Die constateren dat er al gedwongen verhuizingen hebben plaatsgevonden onder de lokale bevolking en dat de pijpleidingen het milieu schaden.

Milieuvriendelijke energie, zoals wind- en zonne-energie, is commercieel gezien niet levensvatbaar, menen de banken. Die energievormen blijven volgens hen marginaal, omdat ze niet grootschalig kunnen worden gebruikt.

De Equator-banken zijn wolven in schaapskleren, zegt Daphne Wysham van het Institute for Policy Studies in een reactie. Enerzijds pretenderen ze bepaalde normen te hanteren, maar tegelijkertijd proberen ze de Wereldbank te belemmeren om eventueel striktere sociale en milieurichtlijnen in te voeren.

Vorige week deden de Europese Commissie en meer dan honderd parlementleden uit de hele wereld een beroep op de Wereldbank om de EIR-aanbevelingen volledig over te nemen. In maart schreven zes Nobelprijswinnaars, waaronder landmijnactiviste Jody Williams en de Zuid-Afrikaanse aartsbisschop Desmond Tutu, een brief aan Wolfensohn. Ook zij willen dat de Wereldbank de aanbevelingen overneemt.