Geen haven? Tragere ontwikkeling!

Nieuws

Geen haven? Tragere ontwikkeling!

Hanne Claessens

24 juni 2008

De stijgende voedselprijzen treffen iedereen, maar voor ontwikkelingslanden zonder haven wordt handel drijven onbetaalbaar. Vertragingen in de havens van naburige landen, hoge transportkosten en corruptie in de doorvoerlanden drijven de prijzen ten top, aldus een nieuw rapport van de Wereldbank.

Landlocked least-developed countries (LLDC’s), ontwikkelingslanden die volledig ingesloten zijn door andere landen, zijn voor hun handel afhankelijk van buitenlandse havens. De stijgende voedselprijzen treffen hen extra hard. Ze moeten immers meer betalen voor en langer wachten op geïmporteerde olie, voedsel en andere goederen. Ook hun export verloopt moeilijker. Door de handelsbelemmeringen drijven ze minder handel en groeien ze trager dan hun buren aan de kust. “Ingesloten zijn door land is een belangrijke reden waarom 16 van de 31 landlocked developing countries tot de armste landen in de wereld behoren,” aldus de Wereldbank.

Oponthoud

Duur en inefficiënt transport werd lang toegeschreven aan de slechte staat van de wegen, maar volgens de Wereldbank situeert het probleem zich vooral in de havens zelf. “Het kan twee keer zo lang duren om goederen de haven uit te krijgen dan om ze van de haven tot op hun bestemming te brengen. Uiteindelijk kan het vier tot zes weken duren vooraleer goederen sommige ingesloten landen bereiken,” zegt Jean-Francois Marteau, economist bij de Wereldbank. Waren bestemd voor landlocked countries worden bovendien langer tegengehouden in de haven dan waren voor binnenlands gebruik. Zo worden goederen voor Oeganda, Rwanda en Burundi gemiddeld vijf dagen langer vastgehouden in de haven van Dar Es Salaam in Tanzania dan goederen voor Tanzaniaans gebruik. Ook vertragingen aan grensovergangen zijn berucht. Het neemt bijvoorbeeld vaak meer dan 24 uur in beslag om de grens tussen Kenia en Oeganda over te steken en zes dagen wachten aan de grens van Oezbekistan vormt geen uitzondering.
Andere problemen die de prijzen de hoogte injagen, zijn kartels in de vrachtwagenindustrie, meerdere inklaringsprocedures en de verschepingskosten, die over het algemeen veel hoger liggen voor lage-inkomenslanden dan voor geïndustrialiseerde landen.

Corruptie

Omkoping vormt ook op een obstakel op bepaalde handelsroutes. Wegblokkades in West-Afrika doen de prijs van een transport met 10% stijgen en kunnen om de 30 km of zelfs vaker voorkomen. Een vrachtwagen uit Kyrgizstan die de grens met Oezbekistan oversteekt, betaalt tot 700 dollar, waarvan een kwart van de kosten niet officieel zijn. Dit probleem is echter moeilijk te bestrijden. Hier zijn immers belangen mee gemoeid.
“Doeanerechten verminderen zou waarschijnlijk het logistieke systeem versimpelen,” stelt Gael Raballand, eveneens economist bij de Wereldbank, “maar dat is moeilijk, aangezien het een groot deel van de overheidsinkomsten van landlocked countries uitmaakt.” De Wereldbank wil daarom de kosten drukken door de tijd van de handelstransacties te beperken. Dat komt iedereen ten goede.

Almaty programma

De Wereldbank, de Verenigde Naties, landlocked countries en donoren werken samen om de handelsbarrières voor LLDC’s te verminderen en groei en ontwikkeling te bevorderen. Eerder deze maand ontmoetten experten elkaar in New York om de vooruitgang te bespreken van het Almaty programma, dat in 2003 gelanceerd werd in Almaty, Kazachstan. Dat programma wil landen ertoe aanzetten om regelgeving transparanter te maken, administratieve procedures te stroomlijnen en grenscontroles te vereenvoudigen. Het onderlijnt ook het belang van regionale samenwerking bij de ontwikkeling van efficiënte doorvoersystemen.