Generatiewissel in regering "moet Cuba democratischer maken"

Nieuws

Generatiewissel in regering "moet Cuba democratischer maken"

Ivet González

26 februari 2013

De generatiewissel in de Cubaanse regering moet het land democratischer maken, zeggen experts. Zondag werd de 52-jarige Miguel Díaz Canel aangeduid als de nieuwe nummer twee in de regering.

De nieuwe leiders “zullen hun positie moeten veroveren via hun inzet om de “actualisering van het model” (zoals men de economische en sociale hervormingen noemt) in de praktijk om te zetten en via de populariteit en het prestige dat ze bij de burgers verwerven”, zegt de Cubaanse diplomaat en hoogleraar Carlos Alzugaray.

Zondag werd in het parlement Raúl Castro opnieuw tot president verkozen. Miguel Díaz Canel wordt de nieuwe vicepresident. De 52-jarige Canel, die er een lange carrière in de regerende Communistische Partij van Cuba (PCC) heeft opzitten, vervangt de 82-jarige José Ramón Machado Ventura, die in 1959 nog bij de revolutie was betrokken. Ook de 73-jarige Abelardo Colomé, een andere topfiguur, geeft de fakkel door aan de volgende generatie.

Afscheid van Raúl Castro

Raúl Castro kondigde ook aan dat hij zelf aan zijn laatste termijn van vijf jaar begint en dat in deze periode “de geleidelijke en ordelijke overgang” op de belangrijkste posten zal plaatsvinden.

De gemiddelde leeftijd in de Staatsraad, de Cubaanse regering, bedraagt nu 57 jaar.

“De nieuwe leiders zullen Cuba niet kunnen besturen zoals Fidel en Raúl Castro dat gedaan hebben”, zegt Alzugaray. “Ze hebben niet de charismatische legitimiteit en niet de autoriteit van de historische leiders.” Volgens de diplomaat staat de nieuwe generatie voor de uitdaging tot een model te komen “dat meer in collectivistische en democratische richting gaat”, “de publieke ruimte voor politiek debat te verruimen” en de burgers meer bij het beleid te betrekken.

Ook het parlement werd vernieuwd. De helft van de zetels is voor kandidaten die via nationale verkiezingen zijn verkozen, de rest voor vertegenwoordigers die door sociale organisaties en PCC-afdelingen zijn voorgesteld. De politieke oppositie is tegen deze manier van werken en eist dat ook haar partijen kandidaten mag voordragen.