Geweld in Indiase deelstaat Chhattisgarh escaleert

Nieuws

Geweld in Indiase deelstaat Chhattisgarh escaleert

Heike Nasdala

16 juli 2008

In het zuiden van de Indiase deelstaat Chhattisgarh is een conflict tussen de overheid en maoïstische rebellen sinds 2005 aan het escaleren. Human Rights Watch (HRW) klaagt in een recent rapport de samenwerking aan tussen veiligheidstroepen en de paramilitaire organisatie Salwa Judum, wat ironisch genoeg ‘Vredesmissie’ betekent.

Het conflict in Chhattisgarh haalt zelden de internationale pers. Toch hebben door de gevechten al meer dan honderdduizend mensen hun huis verloren. In het rapport roept HRW de Indiase regering en de deelstaatregering van Chhattisgahr in Raipur op een einde te maken aan de samenwerking met Salwa Judum.
Sinds de militie drie jaar geleden zogezegd ‘spontaan’ opdook, is het aantal mensenrechtenschendingen aanzienlijk gestegen. Meer dan honderdduizend mensen sloegen op de vlucht en leven nu in kampen of in de bossen van de naburige deelstaat Andhra Pradesh. In de kampen ontbreekt het aan voedsel en medische zorgen zijn er zo goed als onbestaande.
De vluchtelingen in Andhra Pradesh zijn er zo mogelijk nog slechter aan toe. Hun dorpen gelden als illegaal en worden zonder pardon platgebrand. De regering weigert de vluchtelingen de hulp die hun bij rechte toekomt en de kinderen moeten naar school in een taal die ze niet verstaan.
Adivasi
De voornaamste slachtoffers van het conflict zijn de oerinwoners van Chhattisgarh, de Adivasi, die door beide strijdende partijen worden verdacht van collaboratie met de tegenstander. Volgens HRW aarzelen zowel de maoïstische rebellen als de deelstaatpolitie niet om kinderen in te schakelen, als informant of als soldaat.
Het rapport is gebaseerd op de bevindingen van een onderzoeksmissie die de streek vier weken lang heeft bezocht, rond de jaarwisseling 2007-2008. De HRW-medewerkers spraken met slachtoffers, leden van de Salwa Judum-militie, politiemannen en voormalige rebellen. Ze konden aan de hand van een vijftigtal ooggetuigenverslagen de aanvallen reconstrueren op achttien dorpen in de districten Dantewada en Bjiapur.
“De regering van Chhattisgarh ontkent dat ze samenwerkt met Salwa Judum”, zegt Jo Becker van HRW. “Tientallen ooggetuigen zeggen echter dat de politie en de militie samen hun dorp hebben overvallen, geplunderd en platgebrand.” Voor HRW is het hoog tijd dat de overheid de banden met de militie verbreekt en zich gaat inzetten voor de mensenrechten.
Opstand van landarbeiders
Het in New Delhi gevestigde Aziatische Mensenrechtencentrum (ACHR) van Suhas Chakma publiceerde in 2007 ook al een rapport over het conflict. Chakma verwijst naar het begin van het conflict, toen de landarbeiders van het dorpje Naxalbari in de deelstaat West-Bengalen in opstand kwamen tegen de uitbuiting en de onderdrukking. Uit de opstand ontstond een maoïstische politieke beweging, het Naxalisme, die volgens experts actief is in 160 districten, van de Himalaya in het noorden tot Tamil Nadu in het zuiden.
Volgens het ACHR zijn bij het conflict tussen januari en september 2006 in negen deelstaten 625 mensen om het leven gekomen: 109 politiemannen en paramilitairen, 265 vermeende rebellen en 251 burgers. De helft van de slachtoffers (316) viel in Chhattisgarh.
De Salwa Judum-militie is volgens het ACHR helemaal geen spontane burgerbeweging, zoals de overheid laat uitschijnen. Het zou gaan om een initiatief van de lokale politicus Mahendra Karma van de Congrespartij, dat op de stilzwijgende steun kan rekenen van de centrale regering.
“Hele dorpen worden in kampen ondergebracht, met als bedoeling de Adivasi te rekruteren voor de militie”, schrijft Chakma. “In de kampen krijgen de Adivasi een ideologische en ook een militaire opleiding. Daarbij worden minderjarigen ingeschakeld als hulpagenten, zogenaamde Special Police Officers.”
De oorspronkelijke bevolking van Chhattisgarh is bijzonder gevoelig voor de boodschap van de maoïsten, omdat ze systematisch worden verdreven van land waar ze al eeuwenlang wonen. Tussen 1950 en 1990 zijn 8,5 miljoen Adivasi verdreven door de bouw van stuwdammen, mijnen, industriezones en de aanleg van een nationaal park.