”Groen Klimaatfonds moet meer aandacht hebben voor aanpassing"
Laura Lopez Gonzalez
14 september 2011
Er moet dringend meer geld komen in het Groen Klimaatfonds en het moet meer gericht worden op de aanpassing van arme landen aan de verandering van het klimaat. Dat is het standpunt van de Afrikaanse regeringen. Ook burgerorganisaties uit Afrika en de regio van de Stille Oceaan maken zich er sterk voor.
Het Groen Klimaatfonds moet ontwikkelingslanden helpen de reusachtige uitdagingen aan te gaan die samenhangen met de klimaatverandering. Vorig jaar zegden de deelnemers aan de klimaattop van Cancun 30 miljard dollar (22 miljard euro) toe voor de periode 2010-2012. Tegen 2020 zou er elk jaar meer dan drie keer dat bedrag beschikbaar moeten zijn. Maar volgens cijfer die deze week in Montreal gepresenteerd werden op de Wereldvergadering van Civicus, een mondiaal netwerk van burgerorganisaties, hebben de Verenigde Naties (VN) tot hiertoe nog maar 12 miljard dollar (9 miljard euro) binnengekregen.
Evenwicht tussen uitstootvermindering en aanpassing
Over de bestemming van dat geld bestaat discussie. Het Groen Klimaatfondfs moet acties financieren om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, om arme landen te helpen zich beter aan te passen aan of te beschermen tegen de gevolgen van de opwarming van de aarde, en om de nodige technologie en kennis over te dragen. De verhouding tussen die aspecten is niet vastgelegd.
“Uitstootvermindering is belangrijk, maar wij in de Stille Oceaan kunnen op dat vlak niet veel doen”, zegt Emele Duituturaga, de directeur van de Vereniging van Niet-gouvernementele Organisaties van de Eilanden in de Stille Oceaan. “Wij hebben vooral met aanpassing te maken. Er moet meer evenwicht zijn tussen dat aspect en uitstootvermindering.”
Duituturaga is een van de vertegenwoordigers van middenveldorganisaties uit Zuidelijk en Oost-Afrika en uit de regio van de Stille Oceaan die in Montreal aan een gezamenlijk standpunt over het Klimaatfonds werken. Dat gebeurt in de aanloop naar de klimaattop die in december in Durban plaatsvindt. Onder impuls van gastland Zuid-Afrika hebben de Afrikaanse landen hun ideeën al op elkaar afgestemd. Niet-gouvernementele organisaties proberen dat ook te doen.
Plaats voor het middenveld
De belangrijkste eisen die de vergaderingen in Montreal tot hiertoe opleverden, zijn een beter evenwicht tussen de financiering van uitstootvermindering en van aanpassingsacties, makkelijkere toegang voor regeringen en burgerorganisaties tot het Klimaatfonds en de opname van vertegenwoordigers van het middenveld in de raad van bestuur van het Fonds.
De nadruk die nu ligt op uitstootvermindering gaat ten koste van boeren in Afrika die de gevolgen van de klimaatverandering nu al voelen en snel moeten omschakelen naar andere gewassen en technieken, zegt Vitalice Meja van het netwerk Reality of Aid Africa. Het Klimaatfonds moet ook de waarde van plaatselijke kennis erkennen, oordeelt Meja. “Het Fonds gaat ervan uit dat de rijke landen de ontwikkelingslanden kunnen helpen de klimaatverandering aan te pakken, eerder dan zich af te vragen hoe het landen kan helpen door de inheemse kennis in te zetten. Die aanpak zal het probleem niet oplossen – dat is hetzelfde mechanisme dat we keer op keer hebben gebruikt bij ontwikkelingshulp, zonder resultaat te zien.”
Voorrang voor kwetsbare landen
Volgens Duituturaga is ook de technologie die wordt overgedragen vaak niet aangepast. De zonnepanelen die het gebruik van vervuilende dieselgeneratoren moeten verminderen, zijn bijvoorbeeld onbetaalbaar voor veel arme landen.
Maar voor alles willen de middenveldorganisaties ervoor zorgen dat de financiële steun die de rijke landen toezeggen, ook werkelijk op tafel komt en toegankelijk is voor alle betrokkenen. Naast regeringen zouden burgerorganisaties en ook samenwerkingsverbanden tussen verschillende landen die de administratieve lasten delen, makkelijker aan financiering moeten kunnen komen. Volgens Meja zou er ook voorrang moeten worden gegeven aan extreem kwetsbare landen, zoals kleine eilandstaten en conflictlanden.
Samen met de regeringen van veel ontwikkelingslanden en regionale organisaties als de Afrikaanse Unie, vinden de middenveldorganisaties in Montreal ten slotte ook dat er snel werk gemaakt moet worden van een alternatief beheer van het Klimaatfonds. Nu is het Fonds in handen van de Wereldbank. Volgens veel critici wordt die instelling te sterk gedomineerd door de industrielanden, is ze te sterk gericht op het bedrijfsleven en laat ze te weinig inspraak toe van het middenveld en van de uiteindelijke begunstigden van financiering.