Grote landaankopen eerder vloek dan zegen

Nieuws

Grote landaankopen eerder vloek dan zegen

Grote landaankopen eerder vloek dan zegen
Grote landaankopen eerder vloek dan zegen

De grootschalige grondaankopen van ontwikkelde landen in het Zuiden - ook wel ‘land grabs’ genoemd - hebben meer nadelen dan voordelen en bedreigen de armen steeds meer. Dat blijkt uit het grootste onderzoek dat ooit over deze praktijk werd opgezet.

In Land Rights and the Rush for Land bundelt de International Land Coalition (ILC), een alliantie van intergouvernementele organisaties en groeperingen uit het maatschappelijke middenveld, de resultaten van drie jaar onderzoek naar grote landaankopen in ontwikkelingslanden. Het komt daarbij tot de conclusie dat hoewel dergelijke transacties opportuniteiten kunnen bieden, de kans veel groter is dat ze de armste leden van de samenleving schade toebrengen.

Het onderzoek van de ILC toont aan dat rurale armen hun toegang tot land en andere essentiële hulpbronnen vaak verliezen door buitenlandse grondaankopen. Ze worden dikwijls onteigend van de grond die ze formeel niet bezitten, maar waarvan ze gewoonterechtelijk reeds jarenlang gebruik maken, en dit brengt hun levensonderhoud in het gedrang. ‘Weinig in onze bevindingen suggereert dat de term “landroof” misplaatst is’, verklaart Michael Taylor, de coördinator van het onderzoek, in een persbericht.

Het rapport van de ILC onderstreept verder ook twee trends die tot nog toe onderbelicht bleven. In eerste instantie toont het gevoerde onderzoek aan dat de productie van voedsel niet de belangrijkste aandrijver van transnationale investeringen in landbouwgrond vormt. Daarnaast blijkt ook dat nationale elites in dergelijke investeringen een substantiëlere rol spelen dan aanvankelijk gedacht werd.

Voedsel geen hoofdfactor

De ILC onderzocht 71 miljoen hectare grond die het voorwerp van commerciële transacties vormden. 22 procent daarvan bleek uiteindelijk bestemd voor mijnbouw, toerisme, industrie en bosbouw. Drie vierde van de overige 78 procent werd aangewend om biobrandstoffen te produceren.

Deze cijfers druisen regelrecht in tegen de gangbare opvatting dat het veiligstellen van de voedselbevoorrading de belangrijkste beweegreden achter de grote landaankopen in het Zuiden is.

Dat niet voedsel, maar wel biobrandstoffen de hoofdfocus van ‘land grabs’ vormen, verrast Liesbet Vranken, professor maatschappij-milieu interacties aan de KU Leuven, niet. Volgens haar ging de voedselcrisis van 2007-2008, waarna de aandacht voor het fenomeen van ‘land grabbing’ ontstond, namelijk gepaard met olieprijsstijgingen en vooral een biobrandstofbeleid in de VS en Europa dat investeringen in de productie van biobrandstoffen voordelig maakte.

Nationale elites

Hoewel bij berichtgeving over transnationale landaankopen in ontwikkelingslanden steevast de rol van buitenlandse actoren benadrukt wordt, wijst het onderzoek van de ILC uit dat ook nationale elites een belangrijke rol spelen in dergelijke transacties. Zo kopen elites in eigen land soms grond op om het vervolgens aan buitenlandse investeerders door te verkopen.

Vranken merkt op dat de prominente rol van nationale elites niet hoeft te verbazen. Ze wijst erop dat de praktijk van ‘land grabbing’ in feite reeds een oud verhaal is. ‘Zodra natuurlijke hulpbronnen schaars worden, krijg je elites met politieke macht die op deze bronnen de hand proberen leggen. Dit is zowel op nationaal als internationaal niveau het geval. Het feit dat bij land grabbing nu ook internationale actoren betrokken zijn, heeft er gewoon voor gezorgd dat het fenomeen nu veel meer aandacht krijgt’, vertelde Vranken aan MO*.

Hoe moet het dan wel?

Omwille van de nefaste neveneffecten van grote landaankopen, pleit de ILC in haar rapport nadrukkelijk voor investeringsmodellen zonder grootschalige landtransacties waarin samenwerking met lokale grondeigenaren voorop staat.

Volgens Liesbet Vranken vormt de afschaffing van transnationale landaankopen echter geen gepast antwoord: ‘Als je deze aankopen internationaal afschaft, zullen ze op het nationale niveau hoe dan ook blijven plaatsvinden. Dit zal mogelijk onder de internationale radar gebeuren en is zodoende misschien nog erger.’

Vranken merkt voorts ook op dat er omtrent transnationale landaankopen wel degelijk succesverhalen bestaan en dat dergelijke investeringen een belangrijke injectie aan kapitaal , kennis en technologie in de landbouwsector kunnen betekenen die de productiviteit ten goede komt.

‘Er moet daarbij wel een onderscheid gemaakt worden tussen twee soorten investeerders’, licht Vranken toe. ‘Enerzijds heb je bedrijven die in het buitenland grond opkopen en het land effectief bewerken. Dergelijke investeringen houden voor de lokale bevolking vaak voordelen in. Daarnaast zijn er echter ook bedrijven die grote stukken landbouwgrond voor louter speculatieve doeleinden opkopen. Dat soort van investeringen heeft lokaal heel vaak een negatieve uitwerking.’

De oplossing moet volgens Vranken dan ook vooral gezocht worden in de ontwikkeling van bindende principes die de negatieve effecten van grote landtransacties voor de lokale bevolking minimaliseren. Dergelijke voorwaarden zijn tot op vandaag onbestaande.

Tags