Harde tijden voor Koerdische dieselsmokkelaars
Pratap Chatterjee
27 januari 2003
Aan een grenspost tussen het oosten van
Turkije en het noorden van Irak staat elke ochtend een kilometerslange rij
tankwagens. De chauffeurs roken sigaretten en stampvoeten in de winterkou.
Niemand van hen kan voorspellen wanneer de grenswachters de doorgang over
de smalle brug over de Tigris zullen openen. Voor de Koerdische
vrachtwagenchauffeurs die, in weerwil van de VN-resolutie, bij hun
volksgenoten in het noorden van Irak goedkope diesel gaan inslaan zijn de
gouden tijden definitief voorbij.
In het stadje Zakho in Iraaks Koerdistan kost de diesel minder dan de in
Turkije gangbare prijs van één euro per liter. Koerden aan beide zijden van
de grens verdienen tot voor kort ongeveer 600 miljoen dollar per jaar aan
de handel in Iraakse olie. De smokkel is in strijd met het officiële
VN-programma voor Irak, dat de uitvoer van olie beperkt tot twee
pijpleidingen en waarvan de opbrengst, 12 miljoen euro in 2000, wordt
gebruikt om voedsel en medicijnen te kopen.
In Turks Koerdistan verkochten mensen massaal hun bezittingen om een
vrachtwagen te kopen. Een trip naar Irak leverde 600 euro op, totdat de
Turkse regering vorig jaar besliste de dieseltrafiek aan banden te leggen.
“Deze beslissing werd om puur economische redenen genomen”, aldus een
ambtenaar bij het Turkse ministerie voor buitenlandse zaken. “Er is genoeg
diesel in Turkije, we hebben er niet nog meer nodig”. Aan de grenspost in
Habur worden ’s avonds bij mondjesmaat vrachtwagens uit Irak terug
doorgelaten die het officiële quotum van 400 liter aan boord hebben genoeg
om het westen van het land te bereiken.
De Koerdische bevolking is van mening dat de Turkse regering met de
maatregel vooral de financiering wil droogleggen van de Koerdische
Democratische Partij en de Koerdische Volksunie. Deze politieke
organisaties hebben de macht in handen in het noorden van Irak, mede
dankzij het vliegverbod boven het gebied dat door de Verenigde Staten en
Groot-Brittannië wordt afgedwongen. Ankara vreest dat na een militaire
overwinning op Saddam Hoessein in Noord-Irak een Koerdische staat kan
ontstaan die als uitvalsbasis zal dienen voor Koerdische separatisten in
Oost-Turkije.
De inkomsten uit de oliehandel hebben de Koerden een zekere welstand
gebracht. In het noorden van Irak zijn supermarkten, internetcafés en
nieuwe auto’s geen zeldzaamheid zoals in de rest van het land. Maar nu de
handel zo goed als verboden is, staan naar schatting 50.000 trucks te
roesten langs de kant van de weg van Turkije naar de Iraakse olievelden.
“Omwille van de oorlog met Amerika moeten we soms twee weken wachten voor
we de grens mogen oversteken”, zegt Mustapha Ozmez, een trucker uit
Gaziantep die al tien jaar diesel vervoert. “De grenswachters maken ons het
leven zuur. Omdat we illegale diesel vervoeren zijn onze papieren niet in
orde. We verdienen slechts 35 euro per week maar de douaniers vragen 100
euro om ons door te laten. Geld om eten te kopen hebben we niet en onze
families moeten we weken aan een stuk missen”.
De dorpen in de regio hebben erg te lijden onder de strengere regeling.
Voor zonsopgang zijn Koerdische vrouwen in hun kleurrijke bloezen al in de
weer om op de katoenvelden hout te sprokkelen om eten te koken en de huizen
te verwarmen. “Zelfs de kinderen moeten helpen of schoenen gaan poetsen in
de stad. We overleven enkel bij de genade van Allah”, zegt Fatima uit de
stad Cizre op 40 kilometer van de grens.
De toestand is echter nog veel erger in Irak, zo moeten de chauffeurs
toegeven. “Ik was erg verbaasd toen ik voor het eerst in Irak kwam. Ze zijn
daar echt heel arm. Het is intriest om te zien hoe er niet genoeg eten is
voor iedereen”, zegt Abdul Kadir Kilij, die aan de andere kant van de grens
frisdrank en elektriciteitsbuizen is gaan verkopen.
Toch is geen van hen voorstander van een oorlog tegen Saddam Hoessein,
omdat die voor iedereen ellende meebrengt. “Wanneer ik de kans had zou ik
naar Washington gaan en George Bush zeggen dat hij geen oorlog mag voeren
in Irak. Het zou veel beter zijn de grenspost hier te openen zodat de
Irakezen met ons handel kunnen drijven”.